
3144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Bedieningstoetsen instrumenten-
paneel
In-/uitschakelen van de Blind Spot Monitor.
Wanneer de BSM-functie wordt uitgescha-
keld, gaat het controlelampje BSM OFF 
branden.
Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt gesignaleerd in de 
dode hoek van de buitenspiegels of van ach-
teren snel de dode hoek nadert, gaat de 
indicator in de buitenspiegel aan die zijde 
branden. Als de richtingaanwijzerschake-
laar wordt bediend in de richting van de zijde 
waar een auto wordt gesignaleerd, gaat de 
indicator in de buitenspiegel knipperen.
■Zichtbaarheid van de indicatoren in de 
buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buitenspie-
gels bij fel zonlicht niet goed te zien.
■Wanneer “Blind Spot Monitor Unavaila-
ble” (Blind Spot Monitor niet beschik-
baar) wordt weergegeven op het multi-
informatiedisplay
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, modder, enz. rond 
de sensoren in de achterbumper. ( Blz. 323) 
Na het verwijderen van het ijs, de sneeuw, de 
modder, enz. van de achterbumper moet het 
systeem weer normaal gaan werken. Ook 
werken de sensoren mogelijk niet normaal bij 
extreem warm of koud weer.
■Wanneer “Blind Spot Monitor Malfunc-
tion Visit Your Dealer” (Storing in Blind 
Spot Monitor. Ga naar uw dealer) op het 
multi-informatiedisplay wordt weerge-
geven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of de 
sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de auto 
nakijken door een erkende Toyota-dealer of 
hersteller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast 
aan de persoonlijke voorkeur. ( Blz. 531)
BSM (Blind Spot Monitor)
De Blind Spot Monitor is een sys-
teem dat radarsensoren aan de 
linker en rechter binnenzijde van 
de achterbumper gebruikt om de 
bestuurder te helpen de veiligheid 
te controleren bij het wisselen van 
rijstrook.
WAARSCHUWING
■Waarschuwingen met betrekking tot 
het gebruik van het systeem
De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor 
een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en 
houd rekening met de omgeving.
De Blind Spot Monitor is een aanvullende 
functie die de bestuurder er attent op 
maakt dat er zich een auto in de dode 
hoek van de buitenspiegels bevindt of snel 
van achteren nadert richting de dode 
hoek. Vertrouw niet bl indelings op de Blind 
Spot Monitor. De functie kan niet beoorde-
len of u veilig van ri jstrook kunt wisselen. 
Wanneer u alleen op de functie vertrouwt, 
kan dit leiden tot een ongeval met ernstig 
letsel tot gevolg.
Aangezien het systeem onder bepaalde 
omstandigheden mogelijk niet goed werkt, 
dient de bestuurder altijd zelf de veiligheid 
te controleren.
Systeemonderdelen
Highlander-Hybrid_OM_Europe_OM48M 30E_1_2110.book  Page 314  Wednesday, August 4, 2021  2:39 PM 

323
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Gebruik de bedienin
gstoetsen van het 
instrumentenpaneel om de functie in/uit 
te schakelen.
1 Druk op   of   van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel en selecteer  .
2 Druk op   of   van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om   te selecteren en 
druk vervolgens op  .
WAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed 
werkt
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren 
geplaatst in respectievelijk de linker- en 
rechterzijde van de achterbumper. Houd u 
aan het volgende om ervoor te zorgen dat 
de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving 
ervan op de achterbumper te allen tijde 
schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan op 
de achterbumper vuil is of bedekt is met 
sneeuw, werkt de Blind Spot Monitor 
mogelijk niet en wordt er een waarschu-
wingsmelding ( Blz. 314) weergegeven. 
Veeg in dat geval het vuil of de sneeuw 
weg en rijd gedurende ongeveer 10 minu-
ten met de auto terwijl aan de bedrijfscon-
dities voor de BSM-functie ( Blz. 325) 
wordt voldaan. Laat de auto nakijken door 
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige 
wanneer de waarschuwingsmelding niet 
verdwijnt.
●Plak geen stickers op de sensor of de 
omgeving ervan op de achterbumper.
●Stel de sensor en de omgeving ervan op 
de achterbumper niet bloot aan krach-
tige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt ver-
plaatst, werkt het systeem mogelijk niet 
goed meer en worden auto's mogelijk 
niet meer correct gesignaleerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto 
nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is  blootgesteld aan krachtige schokken.
• Als er krassen op of deuken in de omge- ving van de sensor aanwezig zijn of als 
een deel van de sensoren is losgekomen.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Breng geen wijzigingen aan de sensor 
of de omgeving ervan op de achterbum-
per aan.
●Neem contact op met een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als een 
sensor of de achterbumper moet worden 
verwijderd/geplaatst of vervangen.
●Breng geen andere kleur lak dan een 
officiële Toyota-kleur aan op de achter-
bumper.
In-/uitschakelen van de Blind 
Spot Monitor
Highlander-Hybrid_OM_Europe_OM48M 30E_1_2110.book  Page 323  Wednesday, August 4, 2021  2:39 PM 

3244-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Auto's die kunnen worden gesignaleerd door de Blind Spot Monitor
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren opzij achter om de vol-
gende soorten auto's te signaleren di e in een aangrenzende rijstrook rijden en 
brengt de bestuurder hiervan op de hoogte via de indicatoren in de buitenspiegels.
Auto's die in het gebied rijden dat niet  in de buitenspiegels te zien in (de dode 
hoek)
Auto's die snel van achteren naderen in het  gebied dat niet in de buitenspiegels 
te zien in (de dode hoek)
■Detectiegebieden Blind Spot Monitor
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen worden gesigna-
leerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 0,5 m - 3,5 m vanaf de zijkanten van de auto*1
Ongeveer 1 m vóór de achterbumper
Ongeveer 3 m achter de achterbumper
Ongeveer 3 m - 60 m achter de achterbumper
*2
*1: Het gebied tussen de zijkanten van de auto en  0,5 m vanaf de zijkant van de auto kan niet 
worden gesignaleerd.
Werking Blind Spot Monitor
Highlander-Hybrid_OM_Europe_OM48M 30E_1_2110.book  Page 324  Wednesday, August 4, 2021  2:39 PM 

325
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*2: Hoe groter het snelheidsverschil is tuss
en uw auto en de gesignaleerde auto, hoe verder 
weg de auto wordt gesignaleerd, waardoor de  indicator in de buitenspiegel gaat branden of 
knipperen.
■De Blind Spot Monitor werkt wanneer
De Blind Spot Monitor werkt wanneer aan 
alle onderstaande voorwaarden wordt vol-
daan:
●De Blind Spot Monitor is ingeschakeld.
●De selectiehendel staat in een andere 
stand dan R.
●De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 
16 km/h.
■De Blind Spot Monitor signaleert een 
auto wanneer
De Blind Spot Monitor signaleert in de vol-
gende situaties een auto in het detectiege-
bied:
●Een auto in een aangrenzende rijstrook uw 
auto inhaalt.
●U haalt een auto in een aangrenzende rij-
strook langzaam in.
●Een andere auto binnen het detectiegebied 
komt wanneer deze va n rijstrook wisselt.
■Situaties waarin het systeem geen auto 
signaleert
De Blind Spot Monitor is niet ontworpen om 
de volgende typen voertuigen en/of objecten 
te signaleren:
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, 
enz.*
●Tegemoetkomende auto's
●Vangrails, muren, bebording, geparkeerde 
auto's en vergelijkbare stilstaande objec-
ten
*
●Auto's achter u die op dezelfde rijstrook rij-
den*
●Auto's die 2 rijstroken van uw auto verwij-
derd zijn*
●Auto's die snel door uw auto worden inge-
haald*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt  er mogelijk een auto en/of object gesigna-
leerd.
■Omstandigheden waaronder het sys-
teem mogelijk niet goed werkt
●Onder de volgende omstandigheden sig-
naleert de Blind Spot Monitor auto's moge-
lijk niet correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is 
blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving ervan  op de achterbumper is bedekt door mod-
der, sneeuw of ijs of wanneer er een stic-
ker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg  van slecht weer, zoals zware regenval, 
sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen met  slechts weinig ruimte tussen elke auto
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Bij een duidelijk verschil in snelheid tussen  uw auto en de auto die binnen het detectie-
gebied komt
• Wanneer het snelheidsverschil tussen uw  auto en een andere auto verandert
• Wanneer een auto het detectiegebied bin- nenkomt met ongeveer dezelfde snelheid 
als uw auto
• Wanneer uw auto vanuit stilstand wegrijdt,  blijft een auto in het detectiegebied
• Bij het op- en afrijden van opeenvolgende  steile hellingen, zoals  heuvels, dalingen in 
de weg, enz.
• Bij het rijden op wegen met scherpe boch- ten, opeenvolgende bochten of oneffenhe-
den
• Wanneer de rijstroken breed zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt 
gereden en de auto op een aangrenzende 
rijstrook ver van uw auto vandaan is
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet- sendrager) op de achterzijde van de auto 
is gemonteerd
• Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen  uw auto en de auto die binnen het detectie-
gebied komt
• Direct nadat de Blind Spot Monitor is inge- schakeld
Highlander-Hybrid_OM_Europe_OM48M 30E_1_2110.book  Page 325  Wednesday, August 4, 2021  2:39 PM 

3264-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Onder de volgende omstandigheden is de 
kans dat de Blind Spot Monitor onnodig 
een auto en/of object signaleert groter:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is 
blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de afstand tussen uw auto en  een vangrail, muur, enz. die het detectie-
gebied binnenkomt kort is
• Bij het op- en afrijden van opeenvolgende  steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in 
de weg, enz.
• Wanneer de rijstroken smal zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt 
gereden en een auto die op een andere 
dan de aangrenzende rijstroken rijdt het 
detectiegebied binnenkomt
• Bij het rijden op wegen met scherpe boch- ten, opeenvolgende bochten of oneffen-
heden
• Als de banden slippen of spinnen
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet- sendrager) op de achterzijde van de auto 
is gemonteerd
*: Indien aanwezig
■Soorten sensoren
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
■Display
Wanneer de sensoren een object, zoals 
een muur, signaleren, wordt er een 
afbeelding weergegeven op het multi-
informatiedisplay, het head-up display 
(indien aanwezig) en scherm van het 
audiosysteem overeenkomstig de posi-
tie van en de afstand tot het object.
Toy o t a  Pa r k i n g  
Assist-sensor*
De afstand van uw auto tot objec-
ten, zoals een muur, bij het file-
parkeren en inparkeren in een 
garage wordt gemeten door 
sensoren en wordt doorgegeven 
via het multi-informatiedisplay, het 
head-up display (indien aanwezig), 
het scherm van het audiosysteem 
en een zoemer. Controleer bij 
gebruik van dit systeem ook altijd 
zelf de omgeving.
Systeemonderdelen
Highlander-Hybrid_OM_Europe_OM48M 30E_1_2110.book  Page 326  Wednesday, August 4, 2021  2:39 PM 

327
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Multi-informatiedisplay en head-up 
display
Signalering hoeksensoren voor
Signalering binnenste sensor voor
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter
 Scherm audiosysteem (auto's met 
Toyota Parking Assist Monitor)
Wanneer de selectiehendel in stand R wordt 
gezet, wordt er een vereenvoudigde afbeel-
ding weergegeven op het scherm van het 
audiosysteem.
Scherm audiosysteem (auto's met 
Panoramic View Monitor)
Er wordt een afbeelding weergegeven op 
het scherm van het audiosysteem.
Gebruik de bedienin gstoetsen van het 
instrumentenpaneel om de Toyota Par-
king Assist-sensor  in  of uit te schake-
len. ( Blz. 112)
1 Druk op   of   om   te 
selecteren.
2 Druk op   of   om   te 
selecteren en druk vervolgens op 
.
Wanneer de Toyota Parking Assist-sen-
sor wordt uitgeschakeld, gaat het con-
trolelampje Toyota Parking Assist-sen-
sor OFF ( Blz. 102) branden.
Als u het systeem weer wilt inschake-
len, selecteer dan   op het multi-
informatiedisplay,  selecteer  en zet 
het vervolgens aan. Wanneer het sys-
teem is uitgeschakel d, blijft het uitge-
schakeld, zelfs als het contact AAN 
wordt gezet nadat dit UIT was gezet.
Toyota Parking Assist-sensor 
in-/uitschakelen
Highlander-Hybrid_OM_Europe_OM48M 30E_1_2110.book  Page 327  Wednesday, August 4, 2021  2:39 PM 

3284-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Het systeem kan worden geactiveerd 
wanneer
●Het contact AAN staat.
●De Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld.
●De rijsnelheid lager is dan ongeveer 
10 km/h.
●De selectiehendel in een andere stand dan 
P staat.
■Als “Parking Assist Unavailable” 
(Parking Assist niet beschikbaar) wordt 
weergegeven op het multi-informatie-
display
●Er kan continu water over de sensor stro-
men, zoals bij zware regenval. Als het sys-
teem signaleert dat de toestand weer nor-
maal is, zal het systeem weer normaal 
werken.
●Mogelijk is het systeem na het losnemen 
en weer aansluiten van een accuklem niet 
geïnitialiseerd. Initialiseer het systeem. 
( Blz. 329) Als deze melding na de initiali-
satie nog steeds wordt weergegeven, laat 
de auto dan controleren door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
■Waarschuwingen met betrekking tot 
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het systeem, 
aangezien er een grens is aan de mate 
van nauwkeurigheid bij de herkenning en 
de ondersteunende mogelijkheden die dit 
systeem kan bieden. Het is altijd de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder om 
de omgeving van de auto in de gaten te 
houden en veilig te rijden.
■Ervoor zorgen dat het systeem goed 
werkt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen 
in acht. 
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
●Beschadig de sensoren niet en houd ze 
altijd schoon.
●Plaats geen stickers of elektronische 
onderdelen zoals een kentekenplaat met 
achtergrondverlichting (met name fluo-
rescerende), een mistlamp, een spat-
bordantenne of een draadloze antenne 
in de buurt van een radarsensor.
●Stel de omgeving van de sensor niet 
bloot aan krachtige schokken. Als deze 
wel aan krachtige schokken is blootge-
steld, laat de auto dan nakijken door 
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige. Neem contact op met een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als de 
voor- de achterbumper moet worden 
verwijderd/geplaatst of vervangen.
●Wijzig, demonteer of spuit de sensoren 
niet.
●Bevestig geen afdekking op de kente-
kenplaat.
●Houd de bandenspanning op de juiste 
waarde.
■Wanneer moet de functie uitgescha-
keld worden
Schakel in de volgende situaties de functie 
uit, omdat deze anders mogelijk zelfs werkt 
als er geen kans op een aanrijding is.
●Het niet in acht nemen van boven-
staande waarschuwingen.
●Als een niet-originele Toyota-wielop-
hanging (bijvoorbeeld verlaagde wielop-
hanging) is gemonteerd.
■Opmerkingen bij het wassen van de 
auto
Stel de omgeving van de sensoren niet 
bloot aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
●Spuit bij het wassen van de auto met een 
hogedrukreiniger niet rechtstreeks op de 
sensoren, omdat dit er toe kan leiden dat 
een sensor niet meer goed werkt.
●Richt bij het wassen van de auto met 
stoom de stoom niet rechtstreeks op de 
sensoren, omdat dit er toe kan leiden 
dat een sensor niet meer goed werkt.
Highlander-Hybrid_OM_Europe_OM48M 30E_1_2110.book  Page 328  Wednesday, August 4, 2021  2:39 PM 

329
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Als “Parking Assist Unavailable Clean 
Parking Assist Sensor” (Parking Assist 
niet beschikbaar, reinig Parking Assist-
sensor) wordt weergegeven op het 
multi-informatiedisplay
Mogelijk is een van de sensoren bedekt met 
bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil. Verwijder dit 
van de sensor om te zorgen dat het systeem 
weer normaal werkt.
Ook wordt er bij lage temperaturen mogelijk 
een waarschuwingsmelding weergegeven 
doordat zich ijs vormt op een sensor en een 
sensor daardoor mogelij k geen obstakels sig-
naleert. Zodra het ijs smelt, zal het systeem 
weer normaal werken.
■Als een accuklem is losgenomen en 
weer is aangesloten
Het systeem moet worden geïnitialiseerd. 
Rijd om het systeem te initialiseren gedu-
rende ten minste 5 seconden recht vooruit 
met een snelheid van ongeveer 35 km/h of 
hoger.
■Detectie-informatie sensoren
●Tijdens het gebruik kunnen zich de vol-
gende situaties voordoen:
• Het detectiegebied van de sensoren is  beperkt tot het gebied rond de voor- en 
achterbumper van de auto.
• Afhankelijk van de vorm van het object en  andere factoren kan de detectieafstand 
korter worden of kan detectie niet mogelijk 
zijn.
• Obstakels worden mogelijk niet gesigna- leerd als ze zich te dicht bij de sensor 
bevinden.
• Tussen het signaleren van een object en  de weergave zit een kleine vertraging. Ook 
als er met lage snelheid wordt gereden, 
bestaat de mogelijkheid dat het object bin-
nen het detectiegebied van de sensoren 
komt voordat het display wordt weergege-
ven en het waarschuwingssignaal hoor-
baar is.
• Het kan moeilijk zijn om de zoemer te  horen als het audiosysteem hard staat of 
als de luchtcirculati e van de airconditioning 
veel geluid produceert.
• De zoemer is mogelijk moeilijk te horen  doordat zoemers van andere systemen 
klinken.
■Objecten die mogelijk niet goed worden 
gesignaleerd door het systeem
Door de vorm van het object kan de sensor 
het mogelijk niet signaleren. Let goed op bij 
de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.
●Katoen, sneeuw en andere materialen die 
geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten
●Hoge obstakels waarbij het bovenste deel 
uitsteekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde soor-
ten kleding dragen niet gesignaleerd.
■Situaties waarin het systeem mogelijk 
niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kunnen 
van invloed zijn op de capaciteit van de sen-
sor om objecten correct te signaleren. Speci-
fieke situaties waarin dit voor kan komen ziet 
u hieronder.
●De sensor is bedekt met vuil, sneeuw, 
waterdruppels of ijs. (Het reinigen van de 
sensoren zal het probleem oplossen.)
●De sensor is bevroren. (Het ontdooien van 
de sensor zal het probleem oplossen.) 
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het 
gebeuren dat er ten gevolge van een 
bevroren sensor een abnormaal beeld te 
zien is op het display of dat objecten, zoals 
een muur, niet worden gesignaleerd.
●Wanneer een sensor of de omgeving van 
een sensor zeer heet of koud is.
●De auto rijdt op een bijzonder hobbelige 
weg, op een helling, op grind of op gras.
●Wanneer in de omgeving van de auto ultra-
soongolven worden geproduceerd door 
claxons, voertuigdetectiesystemen, motor-
fietsmotoren, luchtremmen van vrachtwa-
gens, sonarsystemen van andere auto's of 
andere bronnen.
Highlander-Hybrid_OM_Europe_OM48M 30E_1_2110.book  Page 329  Wednesday, August 4, 2021  2:39 PM