WAARSCHUWING!
Bij gebruik van het compacte
reservewiel
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC
–TRC
– Automatic High Beam
– Dynamic Radar Cruise Control
– EPS
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
– LTA (Lane Tracing Assist)
– LDA (Lane Departure Alert)
– Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem (indien
aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en dodelijk of ernstig letsel.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij hard
remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
405
7
Bij problemen
RSA (Road Sign Assist)*(→blz. 192)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
RSA (Road Sign Assist) Aan, uit — O —
Meldingsmethode snelheids-
overschrijdingGeen, visueel, visueel en hoorbaar — O —
Andere meldingsmethode Geen, visueel, visueel en hoorbaar — O —
Meldingsniveau snelheids-
overschrijding10 km/h (5 mph), 5 km/h (3 mph),
2km/h(1mph)—O—
*Indien aanwezig
Dynamic Radar Cruise Control/snelheidsbegrenzer
*1(→blz. 195, blz. 205))
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist*1Aan, uit — O —
Inhaalbeveiliging Aan, uit — O —
Gevoeligheid snelheidsbe-
grenzer-5 - +5 (in stappen van hele getallen) — O —
Acceleratie Hoog, gemiddeld, laag — O —
Snelheidsinstelling (kort in-
drukken)1 km/h, 5 km/h, 10 km/h
*2—O—
1 mph, 5 mph, 10 mph*3
Snelheidsinstelling (lang in-
drukken)1 km/h, 5 km/h, 10 km/h*2—O—
1 mph, 5 mph, 10 mph*3
Begeleidingsmelding Aan, uit — O —
Verlaging bochtensnelheid Hoog, gemiddeld, laag, uit — O —
*1Indien aanwezig
*2Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
*3Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “mph”
BSM (Blind Spot Monitor)
*(→blz. 210)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
BSM (Blind Spot Monitor) Aan Uit — O —
Helderheid indicator in bui-
tenspiegelHelder Gedimd — O —
Timing waarschuwing voor
aanwezigheid van naderende
auto (gevoeligheid)GemiddeldVroeg
—O—
Laat
*Indien aanwezig
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
434
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................66
Bedienen van het systeem......65
De inbraaksensor............68
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........66
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........66
Startblokkering.............65
Supervergrendeling*.........65
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHB (Automatic High Beam). . . .158
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......162 , 165
Bedieningsinstructies.....156 , 161
Draaiknop koplampverstelling . . .158
Extended Headlight Lighting-
systeem................158
Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem............159
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht..........160
Inschakelen van het grootlicht . . .157
Lichtschakelaar............156
Ruitenwisser en -sproeier achter .165
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .162
Schakelaar mistlampen.......161
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........366
Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt. . . .367
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .366
Bedieningsinstructies........366
De auto tot stilstand brengen . . .366
Favoriete instellingen
My Settings..............128
Opgeslagen functies.........128
Types authenticatie-apparaten . .128
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning . . .288
Bedieningsinstructies........295
Bedieningspaneel
airconditioning............288Gebruik van de automatische
modus.................292
Gebruik van de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........293
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........293
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*..........294
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)...............292
Gebruik van de interieurverlichting
Bedienen van de
interieurverlichting.........296
Bedienen van de leeslampjes. . . .297
Overzicht interieurverlichting . . .296
Plaats van de interieurverlichting .296
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Basisfuncties..........187 , 197
Begeleidingsschermen
Advanced Park............250
Beschrijving functie........
.244
Bewegende voertuigen achter
de auto (indien aanwezig)......240
Bijwerken van de software.....168
Blokkeerfase..............210
BSM (Blind Spot Monitor)*.....210
Controleren van de Toyota Safety
Sense-versie van uw auto......168
Cruise control.............203
Detectiebereik systeem.......219
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening..........187
Door Toyota Safety Sense
gebruikte sensoren..........170
Dynamic Radar Cruise Control . . .195
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist
(indien aanwezig)...........202
Fase voor afremmen en tot
stilstand brengen...........210
Functie fileparkeren Advanced
Park...................256
Functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit)..........252
Functie inhaalbeveiliging......202
Functies................245
Trefwoordenlijst
554
Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid...........201
Functie wegrijden uit fileparkeervak
Advanced Park............259
Functie wegrijden uit haaks
parkeervak (vooruit/achteruit)
Advanced Park............254
Gebruik van de cruise control. . . .204
Gebruik van de Dynamic
Radar Cruise Control.........198
Gebruik van de
snelheidsbegrenzer.........206
Geheugenfunctie Advanced Park .261
GPF-systeem (benzineroetfilter)* .273
In- en uitschakelen van
Advanced Park............250
In- en uitschakelen van het
Safe Exit Assist-systeem......270
Inhoud van het gedeelte van de
handleiding over Toyota Safety
Sense..................168
Inschakelen/uitschakelen van de PKSB
(Parking Support Brake).......233
Inschakelen/uitschakelen
van de RCD-functie.........229
Inschakelen/uitschakelen
vandeRCTA..............223
In-/uitschakelen van de
Blind Spot Monitor..........212
In-/uitschakelen van het systeem .186
LDA (Lane Departure Alert). . . .187
LTA-functies..............184
LTA (Lane Tracing Assist)......184
Naderingswaarschuwing......201
Noodstopsysteem..........208
Ondersteunende systemen.....274
Ondersteunend systeem......170
Ondersteuning voor
rijstrookwisseling...........202
Overzicht systeem..........235
Overzicht van de ondersteunende
systemen................274
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) .175
PKSB (Parking Support Brake)* . .232
PKSB-systeem
(Parking Support Brake).......232
RCD-functie
(Rear Camera Detection)*......228
RCTA ..................224
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)*.................223Rijmodusselectieschakelaar. . . .273
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig)...............192
Safe Exit Assist*...........268
Samenvatting van het systeem . .209
Scherm audiosysteem........229
Schermen en bediening.......191
Selecteren van een rijmodus. . . .273
Signaleerbare objecten.......175
Snelheidsbegrenzer
(indien aanwezig)...........205
Snelheidsbegrenzer met
Road Sign Assist...........207
Software-update Toyota Safety
Sense*.................167
Soorten camera's en sensoren
die worden gebruikt voor Advanced
Park...................248
Soorten ondersteunde
verkeersborden............193
Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park)
(indien aanwezig)...........243
Stilstaande objecten voor en
achter de auto (indien aanwezig) .237
Systeemfuncties...........175
Systeemonderdelen . .198 , 204, 205,
210, 214, 223, 268
Toyota Parking Assist-sensor* . . .214
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........215
Toyota Safety Sense.........169
Toyota Teammate Advanced
Park*..................244
Uitschakelen/onderbreken
Advanced Park............266
Voetgangers achter de auto
(indien aanwezig)...........241
Waarschuwingsfase 1........209
Waarschuwingsfase 2........209
Waarschuwingsfunctie.......193
Waarschuwingsfunctie obstakel
(auto's met Advanced Park).....221
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd..............229
Weergavefunctie...........192
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............233
Weergegeven meldingen
Advanced Park............267
Trefwoordenlijst
555
Werking Blind Spot Monitor. . . .212
Wijzigen van de instellingen van
Advanced Park............266
Wijzigen van de instellingen van de
Dynamic Radar Cruise Control . . .203
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem.....183
Wijzigen van de RSA-instellingen .195
Wijzigen van LDA-instellingen . . .190
Gebruik van de opbergmogelijkheden
Bagageafdekking...........301
Bagagehaken.............301
Bekerhouders.............299
Consolevak..............300
Dashboardkastje...........298
Extra opbergvak...........302
Fleshouders..............299
Open opbergvak (indien
aanwezig)...............300
Overzicht van
opbergmogelijkheden........298
Pasjeshouders.............300
Plaats van de
opbergmogelijkheden........298
Tashaken................301
Voorzieningen in de
bagageruimte.............301
Hybridesysteem
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem . .60
Kenmerken hybridesysteem.....57
Systeemonderdelen.......57,60
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen..............64
Ventilatieopening batterijpakket
(tractiebatterij).............63
Voorzorgsmaatregelen
hybridesysteem............60
Waarschuwingsmelding
hybridesysteem............64
Informatie over sleutels
Afstandsbediening...........95
De sleutels................94
Gebruik van de mechanische
sleutel..................96
Sleutels.................94INFORMATIE VOOR BIJ HET
TANKSTATION...............553
Initialisatie
Overzicht van te initialiseren
onderdelen..............437
Te initialiseren onderdelen.....437
Instrumentenpaneel
Afstellen van de klok..........81
Controlelampjes............74
Energiemonitor.............88
Energiemonitor/verbruiksscherm. .88
Inhoud van multi-informatiedisplay
(midden).................82
Inhoud van multi-informatiedisplay
(zijkant).................83
Meters en tellers............76
Multi-informatiedisplay........81
Suggestiefunctie............88
Systeemonderdelen..........88
Verbruik.................90
Waarschuwingslampjes........72
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes............72
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes die op het
instrumentenpaneel worden
weergegeven..............72
Weergave................81
Weergave instellingen.........87
Weergave instrumentenpaneel . . .76
Weergave kilometerteller en
dagteller.................80
Wijzigen van de helderheid van de
instrumentenverlichting.......80
Wijzigen van de weergave van het
instrumentenpaneel..........82
Noodoproep
Controlelampjes............50
eCall*1,2 ................49
Noodoproepdiensten.........50
Overzicht systeem van
toegevoegde diensten........53
Systeemonderdelen..........50
Uitvoeren van de regelgeving....54
Onderhoud
Onderhoud en reparatie.......321
Periodiek onderhoud.........321
Trefwoordenlijst
556