10
Instrumentenpaneel
Instrumentenpanelen
Instrumentenpaneel met
lcd-pictogrammen
Meters
1.Snelheidsmeter (km/h of mph)
2. Display
3. Toerenteller (x 1000 t/min)
Toetsen
A.Dimmer verlichting.
Na SET enige tijd ingedrukt te hebben kunt u de
tijdswaarden en de eenheden instellen.
B. Herinnering onderhoudsinformatie of, bij
auto's met het SCR-systeem, actieradius van
de
AdBlue
®.
De geselecteerde functie resetten
(onderhoudsindicator of dagteller).
Na enige tijd drukken kunt u de tijdswaarden en
de eenheden instellen.
Instrumentenpaneel met lcd-
tekst- of matrixdisplay
Meters
1. Snelheidsmeter (km/h of mph)
2. Brandstofniveaumeter (Benzine of Diesel)
Verbruiksmeter thermische comfortfuncties
(Elektrisch)
3. Display
4. Koelvloeistoftemperatuurmeter (Benzine of
Diesel)
Laadniveaumeter (Elektrisch) 5.
Toerenteller (x 1000 omw/min) (Benzine of
Diesel)
CHARGE, ECO, POWER of
NEUTRAAL (tussen ECO en CHARGE)
vermogensmeter (elektrisch)
Controlelampje READY (Elektrisch)
Toetsen
A.Tijdelijke herinnering onderhoudsinformatie of
herinnering actieradius met het SCR-systeem en
de AdBlue
®.
Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren naar
een bovenliggend niveau of annuleren van
huidige bewerking.
B. Dimmer verlichting.
Afhankelijk van de uitvoering: door een menu of
lijst bladeren, of een waarde wijzigen.
Dagteller op nul zetten (lang indrukken).
Onderhoudsindicator op nul zetten.
Afhankelijk van de uitvoering: open het
configuratiemenu en bevestig een keuze (kort
indrukken).
C. Dagteller op nul zetten (lang indrukken).
Onderhoudsindicator op nul zetten.
Afhankelijk van de uitvoering: open het
configuratiemenu en bevestig een keuze (kort
indrukken).
11
Instrumentenpaneel
1D.Onderhoudsindicator resetten.
Tijdelijke herinnering onderhoudsinformatie.
Herinnering van de actieradius van het AdBlue
®-
systeem (diesel).
Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren naar
een bovenliggend niveau of annuleren van de
huidige bewerking.
Displays
Met lcd-display met pictogramweergave
Met lcd-tekstdisplay
Met matrixdisplay
Met matrixdisplay (elektrische auto)
Wanneer u in het buitenland rijdt, dan moet u mogelijk de maateenheden veranderen:
de rijsnelheid moet in de officiële eenheid van het
land (mijl of kilometer per uur) worden
weergegeven. U kunt deze eenheid via het
configuratiemenu van het scherm aanpassen
terwijl de auto stilstaat.
1. Instellingen snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
2. Schakelindicator (benzine of diesel)
Ingeschakelde versnelling bij een automatische
transmissie (benzine of diesel) of positie
selectiehendel (elektrisch)
17
Instrumentenpaneel
1Als het waarschuwingslampje blijft branden, voer
dan (2) uit.
Geluidssignaal voor voetgangers (Elektrisch)Brandt permanent.Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Zie (3).
Water in dieselbrandstoffilter (Diesel)Brandt permanent (met instrumentenpaneel met lcd-pictogrammen).
Het dieselbrandstoffilter bevat water.
Voer direct (2) uit. Kans op schade aan het
brandstofinspuitsysteem!
Zelfdiagnosesysteem motorKnippert. Een storing in het
motormanagementsysteem.
De katalysator kan onherstelbaar beschadigd raken.
U moet (2) uitvoeren.
Brandt permanent.
Een storing in de emissieregeling.
Het waarschuwingslampje moet uit gaan als de
motor draait.
Voer direct (3) uit.
Brandt permanent. Er is sprake van een kleine
motorstoring.
Zie (3).
Brandt permanent. Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Voer (1) en dan (2) uit.
Voorverwarmen motor (Diesel)Brandt tijdelijk (tot ongeveer 30 seconden bij lage
temperaturen).
Wanneer het contact wordt aangezet, als de
weersomstandigheden en de motortemperatuur dit
noodzakelijk maken.
Wacht met starten totdat het waarschuwingslampje
uit gaat.
Als de motor niet start, druk dan nogmaals op de
knop START/STOP terwijl u het pedaal ingetrapt
houdt.
Bandenspanning te laagBrandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
De bandenspanning van een of meerdere banden
is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset het controlesysteem na het aanpassen van de
bandenspanning.
Het waarschuwingslampje voor te lage bandenspanning knippert en
brandt vervolgens permanent, en
waarschuwingslampje Service brandt permanent.
Er is een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Het systeem kan geen lage bandenspanning meer
aangeven.
Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk en
zie (3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent. Een storing in het antiblokkeersysteem.
De auto kan normaal remmen.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
Collision Risk Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met een melding.
Het systeem is uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Knippert. Het systeem activeert en remt de auto kort af
om de snelheid te verlagen.
Zie het deel Rijden voor meer informatie.
Brandt permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Brandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
Roetfilter (diesel)Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over de kans
op verstopping van het roetfilter.
Het roetfilter is bijna verzadigd.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden dit toelaten door met een
snelheid van minimaal 60
km/h, een motortoerental
21
Instrumentenpaneel
1Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Voet op het rempedaal
Brandt permanent.Rempedaal niet of onvoldoende stevig
ingetrapt.
Bij een auto met een automatische transmissie of
de keuzeschakelaar voor de transmissie (elektrische
auto) moet het rempedaal mogelijk worden ingedrukt
om de transmissie vanuit stand N in een andere
stand te zetten.
Voet op het koppelingspedaalBrandt permanent. Stop & Start: de stand START kan niet
worden geactiveerd, omdat het koppelingspedaal
niet volledig wordt ingedrukt.
Trap het koppelingspedaal volledig in.
Automatische ruitenwissersBrandt permanent. De automatische stand van de ruitenwissers
vóór is geactiveerd.
Hill Assist Descent ControlBrandt permanent. (grijs)
De functie is geactiveerd, maar de werking is
onderbroken omdat de snelheid te hoog is.
Verlaag de rijsnelheid tot lager dan 30
km/h.
Meters
Onderhoudsindicator
De informatie over onderhoudsbeurten wordt
aangegeven in afstand (kilometer of mijl) en tijd
(maanden of dagen).
Er wordt een waarschuwing gegeven zodra een van
deze waarden wordt bereikt.
De informatie over onderhoudsbeurten wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven. Afhankelijk van
de uitvoering van de auto:
–
De kilometerteller geeft de resterende kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan
of de afgelegde afstand sinds de verstreken
onderhoudsdatum, voorafgegaan door het teken -.
–
Een waarschuwingsmelding geeft de resterende
kilometers en de tijd tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan of hoe lang deze is verstreken.
De weergegeven waarde wordt berekend op basis van het aantal afgelegde kilometers
en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven
als het einde van het onderhoudsinterval in tijd
nadert.
OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen 1.000
km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan uw
auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor, in
combinatie met het waarschuwingslampje Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Onderhoudsindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
►
Zet het contact af.
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
► Houd deze toets ingedrukt.
22
Instrumentenpaneel
► Zet het contact aan; de kilometerteller begint
terug te tellen.
►
Laat de toets los als het display
=0 aangeeft; de
sleutel verdwijnt.
Met digitaal instrumentenpaneel
De onderhoudsindicator kan worden gereset met de toets "Check" in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het op
nul zetten van de onderhoudsindicator niet
opgeslagen.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
►
Druk op de resetknop van de dagteller
.
Met digitaal instrumentenpaneel
U kunt service-informatie weergeven door op de toets "Check" in het menu
Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven en verdwijnt vervolgens.
Display instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
Als de auto stilstaat, gebruik de draaiknop
links op het stuurwiel of de toets "SET" op het
instrumentenpaneel om door de menu's te bladeren
en bepaalde instellingen van de auto in te stellen.
Werking van de draaiknop:
–
Indrukken: toegang tot het
algemene menu;
bevestigen van uw keuze.
–
Draaien (niet in een menu): bladeren door de lijst
van beschikbare actieve functies.
–
Draaien (in een menu): omhoog of omlaag gaan
in het menu.
Met digitaal instrumentenpaneel
U kunt sommige instellingen van de auto aanpassen door op de toets "Check" in het menu
Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden gedurende
30 seconden weergegeven bij het afzetten van het
contact, bij het openen van het bestuurdersportier en
bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
Deze meet de totale afstand die de auto heeft
afgelegd sinds de eerste tenaamstelling.
Dagteller
Deze geeft het aantal gereden kilometers weer sinds
de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
Op 0 zetten van de dagteller
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
28
Instrumentenpaneel
► Selecteer "Display".
► Stel de helderheid in met de
toetsen.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
Met PEUGEOT Connect Radio
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
► Selecteer " Lichtsterkte".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen te
drukken of de cursor te verplaatsen.
De instellingen worden direct toegepast.
►
Druk buiten het instellingenvenster op het
scherm om af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
► Selecteer " Dark".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
Met PEUGEOT Connect Nav
Met de lichten ingeschakeld:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Schermconfig.".
►
Selecteer het tabblad "
Lichtsterkte".
► Stel de lichtsterkte van het
instrumentenpaneel en het scherm af door
op de pijlen te drukken of de cursor te verplaatsen.
► Druk op deze toets om op te slaan en af
te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
Boordcomputer
Toont informatie over de huidige rit (actieradius, brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.).
Informatiedisplay
Informatie wordt na elkaar weergegeven.
– Afgelegde kilometers
–
De actieradius.
–
Huidig brandstofverbruik.
–
Gemiddelde snelheid.
–
T
eller van het Stop & Start-systeem. –
Informatie van het systeem voor
snelheidslimietherkenning.
► Druk op de toets aan het uiteinde van de
ruitenwisserhendel.
► Of druk op de draaiknop op het stuurwiel.
Traject resetten
De reset wordt uitgevoerd wanneer de dagteller
wordt weergegeven.
►
Druk langer dan twee seconden op de toets op
het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar.
►
Druk langer dan twee seconden op de knop op
het stuurwiel.
29
Instrumentenpaneel
1
► Druk langer dan 2 seconden op deze toets.
Begrippen
De actieradius
(km of mijl)
(Percentage laadniveau tractiebatterij) (Elektrisch)
/Afstand die u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt afleggen
(gebaseerd op het gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers) (Benzine of Diesel).
Werkelijk laadniveau van de tractiebatterij en
resterende actieradius (Elektrisch).
Deze waarde kan schommelen door een
verandering in rijstijl of van het reliëf op de route,
waardoor het actuele brandstofverbruik aanzienlijk
kan wijzigen.
Auto met Benzine- of Dieselmotor:
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
worden streepjes weergegeven.
Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt
de actieradius opnieuw berekend en weergegeven
als deze meer dan 100
km bedraagt. Wanneer tijdens het rijden permanent streepjes
worden weergegeven in plaats van cijfers, duidt dit
op een storing.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Auto met Elektrischmotor:
De bestuurder wordt door middel van twee
opeenvolgende waarschuwingen gewaarschuwd
voor een laag energieniveau.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de indicatoren en met name de indicatoren
voor de -actieradius (Elektrisch).
Huidig verbruik
(l/100 km, km/l of mijl/gallon)
(kWh/100 km, km/kWh of mijl/kWh) (Elektrisch)
/ Berekend over de laatste seconden.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h (Benzine).
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mijl/gallon)
(kWh/100 km, km/kWh of mijl/kWh) (Elektrisch)
/ Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mijl/h)Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mijl)Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Tijdteller Stop & Start-systeem
(minuten / seconden of uren / minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start, registreert
een teller hoe lang de STOP-stand tijdens een
traject is geactiveerd.
De tijdteller wordt gereset telkens wanneer het
contact wordt aangezet.
BLUETOOTH-
audiosysteem met
touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
– Bediening van het audiosysteem en de
telefoonfuncties, en weergave van de bijbehorende
informatie.
–
T
oegang tot de configuratiemenu's van de functies
en systemen van de auto.
–
Bediening van het airconditioningssysteem
(afhankelijk van de uitvoering).
34
Toegang tot de auto
De afstandsbediening dient tevens voor het
lokaliseren en starten van de auto en maakt deel uit
van de diefstalbeveiliging.
Geïntegreerde sleutel
Hiermee kan de auto worden vergrendeld en
ontgrendeld als de afstandsbediening niet werkt:
–
batterij van afstandsbediening leeg, accu van auto
leeg of losgekoppeld et cetera.
–
auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
► Blijf aan deze knop 1 trekken om de sleutel 2 uit
het apparaat te verwijderen.
Als het alarm is geactiveerd, stopt het geluidssignaal, dat klinkt als een van de
deuren met de sleutel (geïntegreerd in de
afstandsbediening) wordt geopend, wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Wanneer de ingebouwde sleutel is uitgenomen, dient u deze altijd bij u te
houden om de betreffende noodprocedures uit te
kunnen voeren.
"Keyless Entry and Start" met de
elektronische sleutel op zak
Met dit systeem kunt u de auto ontgrendelen,
vergrendelen en starten terwijl u de
afstandsbediening op zak houdt in het
detectiegebied "A ".
De functie handsfree-toegang werkt niet en
de portieren kunnen niet worden geopend
als het contact AAN (stand Accessoires) is gezet
met de knop "START/STOP".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het starten en afzetten van de
motor, en in het bijzonder de stand "contact
aan".
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw vergrendelde auto op
afstand herkennen, door:
–
De richtingaanwijzers knipperen ongeveer 10
seconden.
– De plafonniers gaan branden.► Druk op deze toets.
Verlichting inschakelen met
de afstandsbediening
Druk kort op deze knop om de verlichting via
de afstandsbediening in te schakelen
(inschakelen van het parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door de knop een tweede keer in te drukken terwijl
de verlichting nog brandt, wordt de verlichting via de
afstandsbediening weer uitgeschakeld.
Advies
Afstandsbediening De afstandsbediening is een gevoelig
apparaat dat met hoge frequentie werkt; zit niet
aan de afstandsbediening terwijl u deze in uw
zak hebt, omdat u dan per ongeluk de auto kunt
ontgrendelen.
Druk niet op de toetsen van de afstandsbediening
wanneer u buiten het bereik van de auto
bent, omdat dat ervoor kan zorgen dat de
afstandsbediening niet meer werkt. In dat geval
moet de afstandsbediening worden gereset.
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contactslot zit, zelfs niet als het contact is
uitgeschakeld.