168
Rijden
1.ON (stand CRUISE) / OFF (stand0 )
2. Activeren van de snelheidsregelaar met de
actuele rijsnelheid/verlagen van de ingestelde
snelheid
3. Activeren van de snelheidsregelaar met de
actuele rijsnelheid/verhogen van de ingestelde
snelheid
4. Snelheidsregelaar onderbreken / hervatten met
eerder opgeslagen snelheid
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergave van de opgeslagen snelheidslimieten
met de functie Opslaan van de snelheden
of
Gebruik van de snelheid die wordt voorgesteld
door de functie Verkeersbordherkenning
(MEM-display)
6. Weergeven en instellen van de afstandsinstelling
tot de voorligger
Gebruik
Het systeem activeren (onderbroken)
De adaptieve snelheidsregelaar moet worden
geselecteerd in het menu "Rijverlichting/Auto".
► Draai knop 1 omlaag in de stand CRUISE terwijl
de motor draait. De snelheidsregelaar is klaar voor
gebruik.
De snelheidsregelaar inschakelen en een
snelheid selecteren
De rijsnelheid moet tussen 40 en 150 km/h liggen.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Waar noodzakelijk (bijvoorbeeld bij een inhaalmanoeuvre) kunt u de ingestelde
snelheid overschrijden door het gaspedaal in te
trappen.
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk uitgeschakeld en
de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Wanneer de auto weer met de geprogrammeerde
snelheid rijdt, neemt de snelheidsregelaar weer
over en stopt de geprogrammeerde snelheid met
knipperen.
Op een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
U moet dan mogelijk het rempedaal intrappen
om de rijsnelheid te beperken. De werking van
de snelheidsregelaar wordt dan automatisch
onderbroken.
Druk op de toets 4 om het systeem opnieuw te
activeren bij een rijsnelheid hoger dan 40
km/h.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand 0 : de informatie over
de snelheidsregelaar wordt niet meer weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats van
de ingestelde snelheid.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Adaptieve snelheidsregelaar
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen en het hoofdstuk
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch de door de bestuurder
ingestelde snelheid aangehouden
(snelheidsinstelling), terwijl voldoende afstand tot de
voorligger wordt gehouden. Dit systeem regelt het
accelereren en decelereren van de auto automatisch
door alleen op de motor af te remmen (hetzelfde
effect als bij het indrukken van de mintoets "-").
Hiervoor is de auto voorzien van een radar in de
voorbumper.
Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik op hoofdwegen en snelwegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde
richting als uw auto rijden.
Als de bestuurder een richtingaanwijzer inschakelt bij het inhalen van een langzamer
voertuig, staat de snelheidsregelaar tijdelijk toe
dat u de voorligger dichter nadert om het inhalen
te vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
wordt hierbij niet overschreden.
Sommige voertuigen op de weg worden mogelijk niet goed gedetecteerd of verkeerd
geïnterpreteerd door de radar (bijvoorbeeld een
vrachtwagen), wat kan leiden tot een slechte
inschatting van de afstand en het onjuist
versnellen of afremmen van de auto.
Schakelaars op en rondom het
stuurwiel
170
Rijden
Om plotseling accelereren of decelereren van de auto te voorkomen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij de actuele
snelheid van uw auto ligt.
De afstand tot de voorligger wijzigen
► Druk op 6 om de drempelwaarden van de
afstandsinstelling ("Ver", "Normaal" of "Dichtb.")
weer te geven en druk nog een keer op de toets om
een drempelwaarde te selecteren.
Na enkele seconden wordt de instelling
geaccepteerd en in het geheugen opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
De ingestelde snelheid tijdelijk overschrijden
► Trap het gaspedaal in. De afstandsregeling en
de snelheidsregeling zijn gedeactiveerd zolang
u blijft accelereren. De snelheid knippert op het
instrumentenpaneel.
Het systeem uitschakelen
► Draai knop 1 omhoog naar stand 0 (OFF).
Informatie op het
instrumentenpaneel
Head-up display
7. Snelheidsregelaar onderbroken/hervat.
8. Snelheidsregelaar geselecteerd of bijstelfase van
de wagensnelheid.
9. Ingestelde snelheid.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het head-up display.
Meldingen en
waarschuwingen
De weergave van deze meldingen of waarschuwingen is niet sequentieel.
“Cruise control onderbroken” of “Cruise control afgebroken” na een korte acceleratie
door de bestuurder.
“Snelheidsregelaar actief”, geen auto gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar actief”, auto gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar actief en snelheid aangepast”, detectie van een voertuig dat
zich te dicht vóór de auto bevindt of waarvan de
snelheid lager ligt.
“Snelheidsregelaar actief en snelheid aangepast”, binnenkort automatische
deactivering nadat een regelgevingslimiet is bereikt.
“Snelheidsregelaar onderbroken”, automatische deactivering nadat
snelheidslimietaanpassing is overschreden en geen
reactie van de bestuurder.
Werkingslimieten
Het regelingsbereik is beperkt tot een verschil
van maximaal 30 km/h tussen de ingestelde
snelheid en de snelheid van de voorligger.
Als het verschil groter is, wordt de werking van
het systeem onderbroken als de afstand tot de
voorligger te klein wordt.
301
Trefwoordenregister
12V-accu 197, 204, 227, 227–229
180° te openen
44–45
180° zicht naar achteren
182
A
Aanhanger 105, 198
Aanhangergewichten
233–234, 240
Aansluiting 12 V
71
Aansluiting 220 V
72
ABS
103
Accessoires
100
Accu laden
228–229
Achterbank
58–59
Achterdeuren
33–34, 44–45, 224–225
Achterklep
33–34, 36, 45
Achterportieren
44–45
Achterruitverwarming
84
Achterstoel en -bank op rails
58–59, 63–64
Achteruitrijcamera
159, 180, 182
Achteruitrijlicht
224, 226
Actieradius AdBlue®
19, 203
Active Safety Brake
171–172, 174
Adaptieve cruise control met Stop-functie
163
Adaptieve snelheidsregelaar
163, 168, 170–171
AdBlue®
19, 206
AdBlue® bijvullen
207
AdBlue®-reservoir
207
Advanced Grip Control
105–106
Afmetingen
242
Afstandsbediening
28–33, 35, 141
Afzetten van de motor
141, 143
Airbags 110, 112–113, 115
Airbags vóór
111–112, 115
Airconditioning
80–81, 83
Airconditioning (handbediend)
81, 84
Airconditioning met gescheiden regeling
84
Alarmknipperlichten
100, 212
Alarmsysteem
46–47
Algemeen menu
25, 247
Allesdragers
199
Android Auto verbinding
266, 284
Antiblokkeersysteem (ABS)
103–104
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
29
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
104, 106
Apple®-speler
252, 264, 289
Apple CarPlay verbinding
265, 284
Apps
285
Armleuning vóór
52
Audiokabel
288
Autogegevens
298
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
82
Automatische ruitenwissers
97
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
148, 150–153, 205, 228
Automatisch inschakelen verlichting
93
Automatisch noodremsysteem
171–172, 174
AUX-aansluiting
251, 264, 288
B
Bagageafdekking 73
Bagagenet voor hoge belading
75
Bagageruimte 45
Banden
205, 245
Bandencompressor
214
Banden oppompen
205, 245
Bandenreparatieset
214–217
Bandenspanning
205, 214, 216, 245
Bandenspanningscontrole (met set)
214, 216–217
Bandenspanning te laag (detectie)
156
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening,
batterij
36, 87
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
36
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
247, 259, 273
Beladen
74, 199
Beveiliging tegen beknellen ~ Klembeveiliging
76
Bijvullen AdBlue®
203, 207
Binnenspiegel
54
BlueHDi
19, 203, 212
Bluetooth (handsfree set)
253, 266–267, 289–290
Bluetooth (telefoon)
266–267, 289–291
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning
255
Bluetooth-verbinding
253, 266–267, 285, 289–291
Boordcomputer
23–24
Boordgereedschap
213
Brandstof
7, 184
Brandstofadditief
203–204
Brandstofniveaumeter
184–185
Brandstoftank
184, 184–185
Brandstof tanken
184–185
Brandstoftank leeg (diesel)
212
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
184–185