
64
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder 
te controleren of alle passagiers hun 
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en 
vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het 
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al 
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels 
niet om; de gordels werken dan niet optimaal.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een 
oprolautomaat die de lengte van de riem 
automatisch aanpast aan uw lichaamsbouw. 
De veiligheidsgordel wordt automatisch 
opgerold als hij niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van 
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het 
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle 
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van 
een automatische blokkeerinrichting die 
in werking treedt bij een aanrijding, een 
noodstop of het over de kop slaan van 
de auto. U kunt de blokkeerinrichting 
deblokkeren door stevig aan de riem te 
trekken en deze weer los te laten, zodat de 
riem weer een stukje wordt opgerold.Voor een effectieve werking van de 
veiligheidsgordel:
-
 
d
 ient deze strak om het lichaam te worden 
gedragen,
-
 
m
 oet deze in een vloeiende beweging 
naar voren worden getrokken, zonder dat 
de gordel gedraaid raakt,
-
 
m
 ag deze door niet meer dan één persoon 
worden gedragen,
-
 
m
 ag deze geen beschadigingen of rafels 
vertonen,
-
 
m
 ag er om te voorkomen dat de gordel 
niet goed werkt, niets aan worden 
gewijzigd. Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12
  jaar of kleiner dan 
1,50
  m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan 
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens 
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over kinderzitjes .
Vanwege de wettelijke 
veiligheidsvoorschriften moeten 
werkzaamheden en controles aan de 
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het 
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats, conform de voorschriften en met 
het juiste gereedschap.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto 
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, 
vooral als de gordels beschadigingen 
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of 
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar 
bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen 
van een stoel of de achterbank of de gordel 
zich op de juiste plaats bevindt en goed is 
opgerold. In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen,
 afhankelijk van 
de aard en de kracht van de aanrijding , 
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. 
Het afgaan van de gordelspanners gaat 
gepaard met wat onschadelijke rook en een 
knal, als gevolg van de activering van de 
pyrotechnische lading die in het systeem is 
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het 
waarschuwingslampje van de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding 
controleren en eventueel vervangen door het 
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. 
Veiligheid  

71
AR
BG НИКОГА
	 НЕ 	 инсталирайте 	 детско 	 столче 	 на 	 седалка 	 с 	 АКТИВИРАНА 	 предна 	 ВЪЗДУШНА 	 ВЪЗГЛАВНИЦА. 	 Това 	 може 	 да 	 причини 	
С
МЪРТ 	 или 	 СЕРИОЗНО 	 НАРАНЯВАНЕ 	 на 	 детето.
CS NIKDY
	 neumisťujte 	 dětské 	 zádržné 	 zařízení 	 orientované 	 směrem 	 dozadu 	 na 	 sedadlo 	 chráněné 	 AKTIVOVANÝM 	 čelním 	 AIRBAGEM. 	 Hrozí 	
n
ebezpečí 	 SMRTI 	 DÍTĚTE 	 nebo 	 VÁ ŽNÉHO 	 ZR ANĚNÍ.
DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT 
K VÆSTET eller DR ÆBT.
DE Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der Fahrtrichtung, 
das Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.
EL Μη
	 χρησιμοποιείτε 	 ΠΟΤΕ 	 παιδικό 	 κάθισμα 	 με 	 την 	 πλάτη 	 του 	 προς 	 το 	 εμπρός 	 μέρος 	 του 	 αυτοκινήτου, 	 σε 	 μια 	 θέση 	 που 	 προστατεύεται 	 από 	
Μ
ΕΤΩΠΙΚΟ 	 αερόσακο 	 που 	 είναι 	 ΕΝΕΡΓΟΣ. 	 Αυτό 	 μπορεί 	 να 	 έχει 	 σαν 	 συνέπεια 	 το 	 ΘΑΝΑΤΟ 	 ή 	 το 	 ΣΟΒΑΡΟ 	 ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ 	 του 	 ΠΑΙΔΙΟΥ
EN NEVER use a rear ward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the 
CHILD can occur
ES NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un 
AIRBAG
	 frontal 	 ACTIVADO, 	 ya 	 que 	 podría 	 causar 	 lesiones 	 GR AVES 	 o 	 incluso 	 la 	 MUERTE 	 del 	 niño.
ET Ärge MITTE KUNAGI paigaldage "seljaga sõidusuunas" lapseistet juhi kõr valistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD. Tur vapadja 
avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.
FI ÄLÄ KOSK A AN aseta lapsen tur vaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVAT Y YNY. Sen 
laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAK AVAN LOUKK A ANTUMISEN.
FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l'arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE 
frontal
	 ACTIVÉ. 	 Cela 	 peut 	 provoquer 	 la 	 MORT 	 de 	 l'ENFANT 	 ou 	 le 	 BLESSER 	 GR AVEMENT.
HR NIK ADA
	 ne 	 postavljati 	 dječju 	 sjedalicu 	 leđima 	 u 	 smjeru 	 vožnje 	 na 	 sjedalo 	 zaštićeno 	 UKLJUČENIM 	 prednjim 	 ZR AČNIM 	 JASTUKOM. 	 To 	 bi 	
m
oglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU SOHA
	 ne 	 használjon 	 menetiránynak 	 háttal 	 beszerelt 	 gyermekülést 	 AKTIVÁLT 	 (BEK APCSOLT) 	 FRONTLÉGZSÁKK AL 	 védett 	 ülésen. 	 Ez 	 a 	
g
yermek 	 HALÁLÁT 	 vagy 	 SÚLYOS 	 SÉRÜLÉSÉT 	 okozhatja.
IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale 
ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GR AVI al bambino.
LT NIEK ADA
	 neįrenkite 	 vaiko 	 prilaikymo 	 priemonės 	 su 	 atgal 	 atgręžtu 	 vaiku 	 ant 	 sėdynės, 	 kuri 	 saugoma 	 VEIKIANČIOS 	 priekinės 	 ORO 	
P
AGALVĖS. 	 Išsiskleidus 	 oro 	 pagalvei 	 vaikas 	 gali 	 būti 	 MIRTINAI 	 arba 	 SUNKIAI 	 TR AUMUOTAS.
5 
Veiligheid  

78
Veiligheidsvoorschriften
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje 
brengt de veiligheid van het kind in gevaar in 
geval van een botsing.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of 
gesp van de veiligheidsgordel onder het 
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het 
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of het 
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, 
worden vastgemaakt waarbij de speling ten 
opzichte van het lichaam van het kind zoveel 
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje 
met de veiligheidsgordel voor dat de 
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje 
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje 
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de 
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan 
worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende 
ruimte tussen de voorstoel en:
- 
h
 et kinderzitje "met de rug in de 
rijrichting",
-
 
d
 e voeten van het kind in het kinderzitje 
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de stoel naar voren en zet de 
rugleuning ervan, indien nodig, meer rechtop.
Voor een optimale bevestiging van het 
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" 
is het noodzakelijk dat de afstand tussen 
de rugleuning van het kinderzitje en de 
rugleuning van de stoel van de auto zo klein 
mogelijk is. Verwijder de hoofdsteun alvorens een 
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen op 
een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te 
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto 
vliegt bij krachtig afremmen. Vergeet niet 
de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het 
kinderzitje weer is verwijderd.
PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger 
met rugleuning te gebruiken voorzien van een 
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
 
g
 een kinderen zonder toezicht achter in 
een auto,
-
 
n
 ooit een kind of een dier in een auto 
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en 
de auto in de zon staat,
-
 
d
 e sleutels nooit binnen bereik van de 
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat 
de portieren en de portierruiten achter per 
ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten niet verder 
dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen 
tegen de zon te beschermen.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot het ver voer 
van kinderen op de voorpassagiersstoel 
verschilt per land. Raadpleeg de in uw land 
geldende regels.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde 
uit zodra een kinderzitje met de rug in de 
rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt 
geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de 
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel 
moet over de schouder van het kind liggen 
zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de 
bovenbenen van het kind ligt. 
Veiligheid  

83
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel 
mee en vergrendel de auto.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en 
in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het 
openen van het bestuurdersportier een 
waarschuwingsmelding weergegeven in 
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 
(Contact)  van het contactslot blijft staan, 
zal het contact na een uur automatisch 
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop)  
en ver volgens opnieuw in de stand 2 
(Contact)  om het contact weer aan te 
zetten.
Eco-modus (energiespaarstand)
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de eco-modus .
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop
) 
kunt u nog gedurende maximaal 30   minuten 
gebruikmaken van een aantal functies, 
zoals het audio- en telematicasysteem, de 
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Parkeerrem
Aantrekken
Vrijzetten
F Trek de parkeerremhendel iets omhoog,  druk de ontgrendelknop in en duw de 
hendel geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit 
verklikkerlampje en het 
verklikkerlampje STOP  branden in 
combinatie met een geluidssignaal 
en een melding op het display, geeft 
dit aan dat de parkeerrem nog (iets) 
is aangetrokken.
F
 
T
 rek de parkeerremhendel aan om uw auto 
stil te zetten.
6 
Rijden  

87
Ongeldige waarde bij handmatig 
schakelen
Dit symbool verschijnt als een 
versnelling niet goed is ingeschakeld 
(de selectiehendel bevindt zich 
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Storing
Als bij aangezet contact dit 
verklikkerlampje gaat branden in 
combinatie met een geluidssignaal 
en een waarschuwingsmelding op 
het display, duidt dit op een storing 
in de transmissie.
In dit geval werkt de versnellingsbak met een 
noodprogramma en blijft de 3e versnelling 
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok 
waarnemen bij het selecteren van R vanuit 
de stand P of R vanuit de stand N . Dit is niet 
schadelijk voor de versnellingsbak. De transmissie kan beschadigd raken:
-
 
a
 ls u het gaspedaal en het rempedaal 
gelijktijdig intrapt,
-  
a
 ls u, wanneer de accu geen stroom 
levert, de selectiehendel geforceerd in 
de stand P of een andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met 
draaiende motor (files, enz.), kunt 
u, om brandstof te besparen, de 
selectiehendel in de stand N zetten en 
de parkeerrem aantrekken.
D verdwijnt en op het 
instrumentenpaneel worden de 
achtereenvolgend ingeschakelde 
versnellingen weergegeven.
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de 
geselecteerde versnelling enkele seconden 
waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling 
wordt weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D 
(automatisch schakelen) naar de stand M 
(handmatig schakelen) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, 
wordt automatisch de eerste versnelling 
ingeschakeld.
De programma's Sport en Sneeuw werken 
niet in de handbediende stand. Voordat u de motor afzet, kunt u de 
selectiehendel in de stand P of N bewegen om 
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om 
de auto tegen wegrollen te beschermen.
Als de selectiehendel niet in de stand 
P staat, verschijnt bij het openen van 
het bestuurdersportier of ongeveer 
45
 
seconden na het afzetten van het 
contact een waarschuwingsmelding op het 
display.
F
 
Z
et de selectiehendel in de stand P
; de 
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een 
ondergelopen weg rijdt of een beek 
doorkruist. Rijd niet harder dan 100   km/h (afhankelijk van 
de geldende snelheidslimiet).
Neem zo snel mogelijk contact op met een 
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats.
6 
Rijden  

102
Geschikte brandstoffen 
Brandstof voor 
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor 
biobrandstoffen die aan de huidige en 
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en 
die aan de pomp getankt kunnen worden:Benzine die voldoet aan de norm 
EN228 en is gemengd met een 
biobrandstof die voldoet aan de 
norm EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen 
aan de norm B715001
  mogen worden 
gebruikt.
Brandstof voor 
dieselmotoren
Diesel die voldoet aan de richtlijn 
EN16734 gemengd met biobrandstof 
die voldoet aan de richtlijn EN14214 
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 10%),
Paraffinehoudende diesel die voldoet 
aan de richtlijn EN15940 gemengd met 
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn 
EN14214 (met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 7%).
De brandstof B20 of B30 die voldoet 
aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt 
voor de dieselmotor van uw auto. Maar 
als deze brandstof, ook al is het slechts 
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de 
bijzondere onderhoudsvoorschriften 
(voor "Zware rijomstandigheden") strikt 
worden nageleefd.
Raadpleeg voor meer informatie het 
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde 
plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) 
is nadrukkelijk verboden (kans op schade 
aan de motor en het brandstofcircuit). Alleen het gebruik van dieseladditieven 
die voldoen aan de norm B715000 is 
toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan 
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en 
storingen in het brandstofsysteem van uw 
auto veroorzaken. Om dit te voorkomen is het 
raadzaam winterdiesel te tanken en de tank 
voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur 
lager dan -15
  °C moeilijk aanslaat, laat dan 
de auto even in een garage of ver warmde 
werkplaats staan.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor 
beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een 
specifieke brandstofsoort te gebruiken 
(specifiek octaangetal, specifieke commerciële 
benaming enz.) om de goede werking van de 
motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw 
dealer.
De dieselmotoren zijn geschikt voor 
biobrandstoffen die aan de huidige en 
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en 
die aan de pomp getankt kunnen worden:
Diesel die voldoet aan de richtlijn 
EN590 gemengd met biobrandstof die 
voldoet aan de richtlijn EN14214 (met 
een gehalte aan methyl-ester vetzuren 
van 0 tot 7%), 
Praktische informatie  

106
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren 
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag 
van de auto.Uitsluitend de voor wielen mogen van 
sneeuwkettingen worden voorzien. 
Een noodreser vewiel mag niet worden 
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende 
regelgeving over het gebruik van 
sneeuwkettingen en de maximaal 
toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant 
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
 
A
 ctiveer de parkeerrem en plaats indien 
nodig wielblokken tegen de wielen om te 
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
 
M
 onteer de sneeuwkettingen volgens de 
aanwijzingen van de fabrikant.
F
 
R
 ijd voorzichtig weg en rij even met een 
snelheid van maximaal 50
  km/h.
F
 
Z
 et de auto stil en controleer of de kettingen 
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek 
het monteren van de sneeuwkettingen te 
oefenen; doe dit op een vlakke en droge 
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een 
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan 
de banden en het wegdek te voorkomen. 
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen 
velgen, controleer dan of de ketting en de 
bevestigingen de velg niet raken. Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn 
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af 
fabriek gemonteerde  banden Maximale afmeting 
van de schakels
185/65 R15 9
  mm
195/55 R16
Neem voor meer informatie over 
sneeuwkettingen contact op met het 
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. 
Praktische informatie  

107
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van 
de auto aan om het ontladen van de accu te 
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de 
laadtoestand van de accu enkele functies 
(airconditioning, achterruitverwarming,
 
...) 
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch 
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de 
accu dit toelaat.
Eco-modus
De eco-modus bepaalt de maximale 
gebruiksduur van een aantal functies om te 
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een 
aantal elektrische functies zoals het audio- 
en telematicasysteem, de ruitenwissers, 
dimlichten, interieurverlichting, enz. 
gecombineerd maximaal veertig minuten 
gebruiken.
Inschakelen van de eco-
modus
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding 
op het display aan dat de eco-modus is 
ingeschakeld en worden de actieve functies in 
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-modus wordt 
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan 
het gesprek nog ongeveer 10
  minuten worden 
voortgezet met de handsfree set van het 
audiosysteem.
Uitschakelen van de modus
Deze functies worden automatisch weer 
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
F
 
S
 tart om de functies direct weer te kunnen 
gebruiken de motor en laat deze minstens 
vijf minuten draaien. Als de accu ontladen is, kan de motor niet 
gestart worden (zie de desbetreffende 
paragraaf).
7 
Praktische informatie