
38
Toegang tot de auto
Als de storing wordt veroorzaakt door de accu,
wordt aanbevolen deze opnieuw op te laden of
te vervangen bij gesloten achterklep.
In deze situatie is wellicht veel kracht nodig om
de achterklep te sluiten.
► Sluit de achterklep voorzichtig (zo langzaam
mogelijk) zonder hem dicht te slaan door op het
midden van de achterklep te duwen.
Sluit de achterklep niet door op een van
de zijkanten te duwen, dit kan schade
veroorzaken!
Gebruiksvoorschriften
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het gebruik van
de trekhaak:
– Schakel vooraf de Handsfree toegang-
functie uit via het configuratiemenu van de
auto.
– Of verwijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep is gesloten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de trekhaak met
eenvoudig afneembare kogel.
Onder winterse omstandigheden
Om bedieningsproblemen te voorkomen,
moet sneeuw van de achterklep worden
verwijderd voordat deze automatisch wordt
geopend.
Adviezen over de handsfree-functie (Handsfree toegang)
Als het systeem niet werkt, controleer dan of
de elektronische sleutel wellicht wordt gestoord
door hoogfrequente signalen (bijvoorbeeld van
een smartphone).
De functie kan worden uitgeschakeld bij zware
regenval en als er een laag sneeuw op de
achterklep ligt.
De functie werkt wellicht niet correct bij een
prothesebeen.
In sommige gevallen gaat de achterklep mogelijk
vanzelf open of dicht, met name:
–
bij het vast- of loskoppelen van een
aanhanger;
–
bij het bevestigen of verwijderen van een
fietsendrager;
–
bij het plaatsen of verwijderen van fietsen op /
van een fietsendrager;
–
wanneer u iets neerzet of optilt achter de auto;
–
wanneer een dier de achterbumper nadert;
–
als de auto wordt gewassen;
–
bij het uitvoeren van onderhoud aan de auto;
–
bij het pakken van het reservewiel.
Houd de elektronische sleutel uit de buurt van de
detectiezone of deactiveer de handsfree-functie
om dergelijke problemen te voorkomen.
Trekhaak
De montage van een trekhaak kan het
detectiesysteem verstoren.
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het gebruik van de
trekhaak:
►
verwijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep is gesloten.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de trekhaak met eenvoudig
afneembare trekhaakkogel .
Opslaan van een
openingshoek
Voor het opslaan van de positie voor het
beperken van de openingshoek bij een elektrisch
bedienbare achterklep:
►
open de achterklep handmatig of door op de
knop te drukken tot de gewenste hoek.
►
houd de knop C
of de knop B aan de
buitenzijde langer dan 3 seconden ingedrukt
(het opslaan wordt bevestigd door een kort
geluidssignaal).
Opslaan is alleen mogelijk vanaf een
openingshoogte groter dan of gelijk aan
1 meter tussen de onderste en bovenste
positie van de achterklep.
Voor het wissen van de opgeslagen
openingshoek:
►
open de achterklep tot een willekeurige
positie.
►
houd de knop C
of de knop B aan de
buitenzijde langer dan 3 seconden ingedrukt
(het wissen wordt bevestigd door een kort
geluidssignaal).
Handmatige bediening
De achterklep kan met de hand worden
bewogen, zelfs als de elektrische werking
ingeschakeld is.
De achterklep mag niet bewegen.
Bij het handmatig openen en sluiten van de
elektrisch bedienbare achterklep is er geen
ondersteuning van gasveren. Het is daarom
normaal dat u weerstand ondervindt bij het
openen en sluiten.
Als de achterklep herhaaldelijk elektrisch wordt geopend en gesloten, kan het
voorkomen dat de elektromotor te warm wordt
waardoor elektrische bediening tijdelijk niet
meer mogelijk is.
Wacht ten minste 10 minuten met het
bedienen van de achterklep om de
elektromotor te laten afkoelen.
Bedien de achterklep handmatig als u niet zo
lang wilt wachten.
Handmatig sluiten van
de elektrisch bedienbare
achterklep bij een storing
Deze procedure is alleen nodig in het geval
van een storing van de achterklepmotor.

39
Toegang tot de auto
2Als de storing wordt veroorzaakt door de accu,
wordt aanbevolen deze opnieuw op te laden of
te vervangen bij gesloten achterklep.
In deze situatie is wellicht veel kracht nodig om
de achterklep te sluiten.
►
Sluit de achterklep voorzichtig (zo langzaam
mogelijk) zonder hem dicht te slaan door op het
midden van de achterklep te duwen.
Sluit de achterklep niet door op een van
de zijkanten te duwen, dit kan schade
veroorzaken!
Gebruiksvoorschriften
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het gebruik van
de trekhaak:
–
Schakel vooraf de Handsfree toegang-
functie uit via het configuratiemenu van de
auto.
–
Of verwijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep is gesloten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de trekhaak met
eenvoudig afneembare kogel
.
Onder winterse omstandigheden
Om bedieningsproblemen te voorkomen,
moet sneeuw van de achterklep worden
verwijderd voordat deze automatisch wordt
geopend.
Bij het wassen van de auto
Als u de auto in een automatische
wasstraat laat wassen, vergeet dan niet
om de auto eerst te vergrendelen om te
voorkomen dat het kofferdeksel/de achterklep
per ongeluk wordt geopend.
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te
openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert op bewegingen in het
interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand het interieur
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af wanneer de auto wordt
opgetild of wordt verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
alarm niet af als de auto wordt
aangestoten of aangetikt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten
niet goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de bedieningseenheid of de kabels
van het hoorbare alarm uit te schakelen of te
beschadigen.
Werkzaamheden aan het
alarmsysteem
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.

42
Toegang tot de auto
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan
totdat het volledig droog is voordat u het dak
bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het
dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer regelmatig de staat van de
rubbers van het schuif- / kanteldak
(aanwezigheid van vuil, dode bladeren enz).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer
dan eerst of het dak volledig is gesloten en
houd de hogedrukreiniger altijd op meer dan
30 cm van de rubbers.
Laat de auto nooit achter met geopend
dak.
Werking
Wanneer u het schuif- / kanteldak volledig opent,
beweegt het beweegbare glazen deel eerst naar
de gedeeltelijk geopende positie en schuift het
vervolgens over het dak. Elke tussenstand is
mogelijk.
Afhankelijk van de rijsnelheid kan de gedeeltelijk geopende positie verschillen
om het geluidscomfort te verbeteren.
Druk vanwege de veiligheid van uw kinderen op
toets 5 om de ruitbediening voor de elektrische
achterruiten uit te schakelen, ongeacht hun
positie.
Het rode controlelampje in de toets gaat
branden en er wordt een melding ter bevestiging
weergegeven. Het lampje blijft branden totdat de
bediening weer wordt ingeschakeld.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd
worden bediend met de ruitbediening bij de
bestuurderspositie.
Resetten van de
ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of
wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens
de volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit
volledig is gesloten.
►
Blijf nog minimaal één seconde aan de
schakelaar trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de elektrische ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk hiervoor op de
betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
ruitbediening van een van de andere
portieren bedient, moet hij/zij controleren
of de ruit zonder problemen kan worden
gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische
ruiten juist gebruiken.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed
op kinderen.
Let goed op passagiers en/of andere
personen wanneer u de ruiten met de sleutel
of het "Keyless entry and start"-systeem sluit.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten
niet naar buiten wanneer de auto rijdt – kans
op ernstig letsel!
Panoramadak
Het panoramadak bestaat uit een beweegbaar
glazen deel dat over het dak schuift en een
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden
geopend. Als het panoramadak wordt geopend,
opent automatisch het zonnescherm.
►
Gebruik de knoppen in de dakconsole om het
panoramadak of het zonnescherm te bedienen.
A. Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan
worden bediend wanneer het contact is
aangezet (als de accu voldoende is geladen),
bij een draaiende motor, in de STOP-stand van
Stop & Start, en 45 seconden na het afzetten
van het contact of na het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het
schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt
- kans op ernstig letsel!
Controleer of de accessoires of
vervoerde lading op de dakdragers de
beweging van het dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het
beweegbare glazen deel van het schuif- /
kanteldak.

56
Ergonomie en comfort
Neerklappen vanuit de bagageruimte
Bijvoorbeeld bij het laden of vanaf de derde zitrij:
► T rek aan de lus C van de gewenste stoel om
deze te ontgrendelen en duw de rugleuning iets
naar voren.
De stoel in de oorspronkelijke stand
terugzetten
► Plaats de aansluitpanelen van de stoelen van
de 2e zitrij tegen de rugleuningen.
►
Zet de rugleuning rechtop tot hij wordt
vergrendeld.
Controleer, voordat u handelingen aan
de achterbank uitvoert, of de buitenste
veiligheidsgordels goed gespannen zijn om
schade aan de veiligheidsgordels te
voorkomen. De middelste veiligheidsgordel
moet in de hemelbekleding worden
opgeborgen.
Aansluitpanelen
Elke stoel is voorzien van een aansluitpaneel
aan de onderzijde van de rugleuning dat
eenmaal uitgeklapt:
–
zorgt voor een volledig vlakke laadvloer van
de bagageruimte, ongeacht de stand van de
stoelen,
– voorkomt dat er voorwerpen onder de stoelen
op de 2e zitrij terechtkomen.
De aansluitpanelen worden met een magneet
tegen de rugleuningen aan gehouden.
Deze aansluitpanelen zijn niet ontworpen
om een gewicht van meer dan 30
kg te
dragen.
Controleer voordat u de aansluitpanelen
uitklapt of de stoelen van de 2e zitrij zo
ver mogelijk naar achteren zijn gezet.
Toegang tot de derde zitrij
De derde zitrij is toegankelijk via de tweede zitrij.
Van buitenaf of vanaf de derde zitrij:
► Controleer of de uitklaptafeltjes op de
rugleuning van de voorstoelen volledig zijn
ingeklapt.

65
Ergonomie en comfort
3Als alle controlelampjes uit zijn, kunt u door de
rijwind nog een beetje luchtstroom voelen.
Ventilatie bij aangezet
contact
Bij aangezet contact kunt u het ventilatiesysteem
gebruiken om de luchtstroom (2) en de
luchtverdeling ( 3) gedurende een bepaalde tijd
in het interieur te regelen. Deze tijd is afhankelijk
van de laadtoestand van de accu.
Deze functie geldt niet voor de airconditioning.
Systeem uitschakelen
► Druk op toets 7; alle controlelampjes van het
systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn
nu uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door
de rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de
auto.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste
zijruiten
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u
alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de
camera verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur
die de camera gebruiken negatief worden
beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij koud weer verwarmt dit systeem de
onderzijde van de voorruit en het gedeelte langs
de voorruitstijl links.
Zonder dat u daarvoor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze
functie ervoor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit als ze
zijn vastgevroren en helpt de functie een
opeenhoping van sneeuw door de werking van
de ruitenwissers te voorkomen.

66
Ergonomie en comfort
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
een controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de
buitentemperatuur daalt tot minder dan 0 °C en
automatisch uitgeschakeld wanneer de motor
wordt afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen / ontdooien werkt alleen als de
motor draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels ook ontwasemd / ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden /
doven van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit
wanneer u deze niet meer nodig hebt;
wanneer het stroomverbruik daalt, daalt het
energieverbruik ook.
Voorverwarming / -koeling
(plug-in hybride)
Met deze functie kunt u de temperatuur in
het interieur zo programmeren dat een vooraf
bepaalde temperatuur die niet kan worden
gewijzigd (ongeveer 21 °C) is bereikt voordat
u in de auto stapt. U kunt de dagen en tijden
hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet
wordt opgeladen.
Programmeren
(Met PEUGEOT Connect Nav)
In het menu Airconditioning > OPTIES:
Selecteer Temperatuur conditionering .
►
Druk op
+ om een programmering toe te
voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto
stapt en de gewenste dagen. Druk op OK
.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd terwijl de
auto is aangesloten (20 minuten wanneer deze
niet is aangesloten) en wordt 10 minuten daarna
gehandhaafd.
Dit controlelampje gaat permanent branden
als er een cyclus voor voorverwarming/-
koeling is geprogrammeerd. Het knippert als de
voorverwarming/-koeling bezig is.
U kunt meerdere programma's instellen.
Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Voor een optimale actieradius raden wij aan
om een programma te starten terwijl de auto
op een laadpunt is aangesloten.
Het programmeren kan ook met een
smartphone worden uitgevoerd, met de
app MyPeugeot.
Bij een auto met de PEUGEOT Connect Radio
kan de functie alleen worden geprogrammeerd
met een smartphone, via de app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
functies.
Het is normaal dat de ventilator tijdens
het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.

68
Ergonomie en comfort
► Steek een 12V-accessoire (met een
maximaal nominaal vermogen van 120 W) met
een geschikte adapter in de aansluiting.
Houd rekening met het maximale
vermogen om te voorkomen dat het
accessoire beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door PEUGEOT is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische systemen van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-aansluiting
Deze symbolen bepalen waarvoor de USB-
aansluiting kan worden gebruikt:
Voeding en opladen.
Hetzelfde, maar ook het uitwisselen van
multimediagegevens met het
audiosysteem.
Hetzelfde, maar ook met apps op uw
smartphone op het touchscreen.
Op de USB-aansluiting kunt u draagbare
apparatuur of een USB-stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u audiobestanden
afspelen via de luidsprekers van de auto.
Deze bestanden kunnen met de schakelaars
op en rondom het stuurwiel of het touchscreen
worden beheerd.
Afhankelijk van de uitvoering kan de USB-aansluiting op de
middenconsole ook worden gebruikt om een
smartphone via Android Auto
® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw
smartphone via het touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van
het apparaat.
Deze apps kunnen met de schakelaars op en
rondom het stuurwiel of de bedieningselementen
van het audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB- aansluiting wordt het draagbare apparaat
automatisch opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door
de auto geleverde stroomsterkte.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie
over het gebruik van deze apparatuur.
FOCAL® Hi-Fi-systeem
Hi-Fi-systeem
De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie
van het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve
technologieën van FOCAL
® kunt u genieten van
een puur en verfijnd geluid in de auto:

69
Ergonomie en comfort
3– Middelste luidspreker / satellietluidsprekers
met polyglass-technologie: onderdompeling en
spatialisatie van geluid.
–
W
oofers / middenbereik met polyglass-
technologie met hoge excursie: balans,
dynamica en precisie van geluid.
–
Aluminium
TNF-tweeter met omgekeerde
kegel: optimale geluidsverspreiding,
gedetailleerde hoge tonen.
–
Actieve 12-kanaalsversterker - 515 W
:
hybridetechnologie klasse AB / klasse D voor
volle en verfijnde hoge tonen en krachtige
bassen.
–
Subwoofer met Power FlowerTM-technologie
met hoge excursie en drievoudige spoel: volle,
gecontroleerde weergave van lage frequenties.
Draadloze smartphonelader
Met dit systeem kunt u apparaten zoals een
smartphone draadloos opladen volgens
het principe van magnetische inductie, in
overeenstemming met de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de norm Qi of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze
door de fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij het Keyless entry and start-systeem kan de
werking van de lader kort worden onderbroken
als er een portier wordt geopend of als het
contact wordt uitgeschakeld.
Opladen
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een
apparaat in het midden plaatsen.
Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.
Zorg dat er geen metalen voorwerpen
(zoals munten, sleutels of
afstandsbediening van de auto) in het
laadgedeelte liggen tijdens het opladen van
een apparaat - kans op oververhitting of
onderbreking van het opladen!
Controle van de werking
De status van het controlelampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van
controlelampje Betekenis
Uit Motor afgezet.
Geen geschikt apparaat
gevonden.
Laden voltooid.
Groen,
permanent Detectie van een
compatibel apparaat.
Laden bezig.
Knipperend
oranje Detectie van een
vreemd voorwerp in het
oplaadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd op het
laadgedeelte.