2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelInstrumentenpaneel 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 11
Meters 17
Handmatige controle 22
Dimmer dashboardverlichting 22
Boordcomputer 23
Touchscreen 24
Datum en tijd instellen 26
Externe functies (plug-in hybride) 27
2Toegang tot de autoElektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel 28
Keyless entrée and start 30
Centrale vergrendeling 33
Noodprocedures 34
Portieren 36
Achterklep 37
Handsfree achterklep 38
Alarm 42
Elektrische ruitbediening 43
Panoramadak 44
3Ergonomie en comfortJuiste zitpositie 47
Voorstoelen 47
Stuurwielverstelling 51
Spiegels 51
Achterbank 52
Verwarming en ventilatie 54
Handbediende airconditioning 55
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
56
Ontwasemen - ontdooien voorruit 60
Voorruitverwarming 60
Ontwasemen - ontdooien achterruit 60
Extra verwarmings-/ventilatiesysteem 61
Voorverwarming (plug-in hybride) 62
Voorzieningen vóór 63
Plafonnier 67
Sfeerverlichting interieur 67
Voorzieningen in de bagageruimte 67
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 71
Richtingaanwijzers 72
Dagrijverlichting/parkeerlichten 73
Parkeerlichten 73
Automatisch inschakelen van het dimlicht
als het donker wordt
73
Follow me home- en instapverlichting 73
Grootlichtassistent 74
Koplampen verstellen 75
Statische bochtverlichting 76
Ruitenwisserschakelaar 76
Ruitenwisserbladen vervangen 78
Automatische ruitenwissers 79
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 80
Alarmknipperlichten 80
Claxon 81
Geluidssignaal voor voetgangers
(plug-in hybride)
81
Noodoproep of pechhulpoproep 81
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 83
Advanced Grip Control 86
Hill Assist Descent Control 87
Veiligheidsgordels 88
Airbags 91
Kinderzitjes 94
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
96
ISOFIX-kinderzitjes 97
i-Size-kinderzitjes 99
Kinderzitjes plaatsen 100
Kinderbeveiliging 102
6RijdenRijadviezen 104
Diefstalbeveiliging 105
Starten / afzetten van de motor met
de sleutel
105
Starten / afzetten van de motor metKeyless
entry and start
107
Plug-in hybrideauto starten 108
Elektrische parkeerrem 109
Handgeschakelde versnellingsbak 11 2
Automatische transmissie EAT6 11 2
EAT6/EAT8 automatische transmissie 11 5
Automatische transmissie (plug-in hybride) 11 8
Progressive Hydraulic Cushions 11 9
Rijstanden 11 9
Hill Start Assist 121
Schakelindicator 121
Stop & Start 122
Bandenspanningscontrolesysteem 124
CITROËN ConnectedCAM® 125
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
126
4
Overzicht
Cockpit
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen
slechts als voorbeeld. De aanwezigheid en
de locatie van bepaalde elementen kunnen
variëren afhankelijk van de uitvoering of het
uitrustingsniveau.
1.Buitenspiegels
Elektrische ruitbediening
2. Openen motorkap
3. Zekeringen dashboard
4. Claxon
Bestuurdersairbag
5. Instrumentenpaneel 6.
Plafonnier
Paneel met waarschuwingslampjes voor
veiligheidsgordels en airbag vóór aan
passagierszijde
Bediening schuif-/kanteldak en
zonnescherm
Binnenspiegel / Indicatie-led voor rijstand
Electric
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
CITROËN ConnectedCAM®
7. Touchscreen met CITROËN Connect Radio
of CITROËN Connect Nav
8. Motor aan-/afzetten
9. Versnellingsbakbediening
10. Elektrische parkeerrem
11 . Draadloze smartphonelader
12V-aansluiting/USB-aansluiting
12. Selectie van de rijstand
Hill Assist Descent Control
Advanced Grip Control
13. Dashboardkastje
Schakelaar uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde
14. Centraal schakelaarpaneel (onder en
boven)
15. Schakelaarpaneel aan de zijkant
Schakelaars op en rondom het stuurwiel
1.Schakelaars verlichting/richtingaanwijzers
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeier/
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Bediening audiosysteem
A. Selecteren weergavemodus
instrumentenpaneel
B. Gesproken commando's
C. Volume verlagen/verhogen
D. Selecteren van de vorige/volgende media
Een selectie bevestigen
E. Openen menu Telefoon
Gesprekken beheren
F. Selecteren van een audiobron
15
Instrumentenpaneel
1Hill Start AssistBrandt permanent, in combinatie
met de melding "Storing in
antiterugrolsysteem".
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Bandenspanning te laagPermanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
De bandenspanning van een of meerdere wielen
is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset na het afstellen van de druk het
controlesysteem.
Waarschuwingslampje voor te lage
bandenspanning knippert en
brandt vervolgens permanent, en
waarschuwingslampje Service brandt
permanent.
Er is een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Het systeem kan geen lage bandenspanning
meer aangeven.
Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk
en zie (3).
Voorgloeien dieselmotorPermanent.
Hoe lang het lampje brandt, is afhankelijk
van de weersomstandigheden.
Het contact is aan.
Wacht met starten tot het waarschuwingslampje
uitgaat. Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het
contact af. Zet het contact vervolgens weer aan
en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat
u de motor start.
Airbag voorpassagier (ON)Permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde is
geactiveerd.
De schakelaar staat in de stand " ON”.
Plaats in dit geval GEEN kinderzitje
met de "rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel - risico op zwaar letsel!
Airbag voorpassagier (OFF)Permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
De schakelaar staat in de stand " OFF”.
U kunt een kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een
storing in het airbagsysteem (brandend lampje
Airbags).
Airbags
Permanent.
Een van de airbags of gordelspanners is
defect.
(3) uitvoeren.
Geluidssignaal voor voetgangers (plug-in
hybride)
Brandt permanent.
Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Voer (3) uit.
Laag brandstofniveauof Brandt permanent
(waarschuwingslampje of led),
met de naald in het rode gebied (afhankelijk van
de uitvoering), in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Het geluidssignaal en de melding worden steeds
vaker herhaald naarmate het niveau in de tank
verder naar nul zakt.
Als het lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 5 liter brandstof in de tank
(reservevoorraad).
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door totdat de tank helemaal leeg
is; hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en
het injectiesysteem beschadigd raken.
Permanent.
Het dieselfilter bevat water.
Risico van beschadiging van het inspuitsysteem:
voer onmiddellijk (2) uit.
Roetfilter (diesel)Permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van de
kans op verstopping van het roetfilter.
Dit geeft aan dat het roetfilter verstopt begint te
raken.
Voer regeneratie van het roetfilter uit door
met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden
tot het lampje dooft. Doe dit alleen als de
omstandigheden dat toelaten.
28
Toegang tot de auto
Elektronische sleutel
met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke
sleutel,
Functies van de
afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering heeft de
afstandsbediening de volgende functies:
– Ontgrendelen/vergrendelen/
supervergrendelen van de auto.
–
Ontgrendelen - openen/sluiten van de
bagageruimte.
–
V
erlichting op afstand bedienen.
–
Inschakelen/uitschakelen van het
alarmsysteem.
–
Lokaliseren van de auto.
–
Openen/sluiten van de ramen.
–
Sluiten van het zonnedak.
–
Activeren van de elektrische startonderbreker
van de auto. De afstandsbediening bevat een conventionele
sleutel om de centrale vergrendeling/
ontgrendeling van de auto via het portierslot te
bedienen en de motor te starten en af te zetten.
De auto kan met behulp van noodprocedures
worden vergrendeld/ontgrendeld als
bijvoorbeeld de afstandsbediening of de centrale
vergrendeling defect is, of als de accu leeg is.
Raadpleeg het desbetreffende gedeelte voor
meer informatie over de
Noodprocedures
.
Geïntegreerde sleutel
De in de afstandsbediening geïntegreerde
sleutel kan, afhankelijk van de uitvoering, voor
de volgende handelingen worden gebruikt:
–
Ontgrendelen/vergrendelen/
supervergrendelen van de auto.
–
Inschakelen/uitschakelen van het
mechanische kinderslot.
–
Inschakelen/uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde.
–
Noodontgrendeling/-vergrendeling van de
portieren.
Zonder
Keyless entry and start
► Druk op de knop om de sleutel uit of in te
klappen.
Met Keyless entry and start
► Houd de knop uitgetrokken om de sleutel te
verwijderen of terug te plaatsen.
Ontgrendelen van de auto
Met de afstandsbediening
► Druk op deze knop om de auto te
ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt aangegeven door het
gedurende enkele seconden snel knipperen
van de richtingaanwijzers. Afhankelijk van de
uitvoering worden de buitenspiegels uitgeklapt
en wordt de instapverlichting ingeschakeld.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep/klep
van de laadaansluiting
► Druk op de ontgrendeltoets.
► Druk nogmaals op de toets om de andere
portieren en de achterklep te ontgrendelen.
De laadstekker kan bij de tweede keer drukken
worden losgekoppeld.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
volledige of selectieve ontgrendeling en
uitschakeling van het alarm bevestigd door het
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt.
Openen van de ruiten
Afhankelijk van de uitvoering worden de ruiten geopend door de ontgrendeltoets
langer dan 3 seconden in te drukken.
Het openen van de ruiten stopt zodra u de toets
loslaat.
Met de sleutel
► Draai de sleutel in het slot van het portier
linksvoor naar de voorzijde van de auto om deze
te ontgrendelen.
64
Ergonomie en comfort
Draadloze smartphonelader
Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone
draadloos opladen volgens het principe van
magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij het Keyless entry and start-systeem kan de
werking van de lader kort worden onderbroken
als er een deur wordt geopend of als het contact
wordt uitgeschakeld.
Laden bezig
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een
apparaat in het midden plaatsen.
Zonneklep
► Open als het contact aan is het klepje.
De verlichting van de make-upspiegel gaat
automatisch branden.
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid
voor het opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Als het contact aan is, is het dashboardkastje
verlicht wanneer het geopend is.
In het dashboardkastje bevindt zich ook de
schakelaar voor het uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde.
Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje als er iemand op de
voorpassagiersstoel zit. Bij hard remmen kan
dit letsel tot gevolg hebben.
Aansteker / 12V-aansluiting(en)
► Aansteker gebruiken: druk de aansteker in
en wacht enkele seconden tot de aansteker uit
zichzelf naar buiten springt.
►
V
erwijder de aansteker en sluit een geschikte
adapter aan als u een 12
V-accessoire
(maximaal vermogen: 120
W) wilt gebruiken.
U kunt bijvoorbeeld een telefoonlader of een
flessenwarmer op deze aansluiting aansluiten.
Plaats na het gebruik de aansteker direct terug.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door CITROËN is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische systemen van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-aansluitingen
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten
om deze op te laden.
De USB-aansluiting voorin kan
ook worden gebruikt om een
smartphone via Android Auto
® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw
smartphone via het touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van
het apparaat.
Deze apps kunnen met de schakelaars op en
rondom het stuurwiel of de bedieningselementen
van het audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB- aansluiting wordt het draagbare apparaat
automatisch opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van het
draagbare apparaat hoger is dan de door de
auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica.
81
Veiligheid
5Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het stuur
met bedieningstoetsen.
Geluidssignaal voor
voetgangers (plug-in
hybride)
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer
u in de modus ELECTRIC rijdt (100% elektrisch
rijden).
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
de auto rijdt, bij snelheden tot 30 km/u in een
versnelling vooruit of achteruit.
* In overeenstemmi ng met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, die u bij een deal\
er kunt opvragen en afhankelijk van de technische
beperkingen van het systeem.
**
In gebie
den die worden gedekt door Noodoproep met lokalisering en Pechhulpoproep met loka\
liseringBij een dealer kunt u een lijst van landen waar het
systeem werkzaam is en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvr\
agen; deze lijsten zijn ook beschikbaar op de internetsite voor uw land.\
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Noodoproep met
lokalisering (PE112)
► Druk in geval van nood langer dan 2
seconden op de toets 1
.
Het brandende controlelampje en een
spraakbericht bevestigen dat de oproep naar de
hulpdiensten is verstuurd*.
‘Noodoproep met lokalisering’ zoekt onmiddellijk
uw auto en brengt u een contact met de juiste
nooddiensten**.
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw
indrukt, wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft
branden wanneer communicatie tot stand is
gebracht.
Als de airbagregeleenheid onafhankelijk van de activering van de airbags een
aanrijding detecteert, wordt er automatisch
een noodoproep verzonden.
‘Noodoproep met lokalisering’ is een
dienst die gratis beschikbaar is.
Werking van het systeem
– Het systeem werkt goed als het controlelampje
bij het inschakelen van het contact rood en
daarna groen brandt, en vervolgens uit gaat.
–
Als het controlelampje permanent rood brandt,
dan is er een storing in het systeem.
89
Veiligheid
5Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittende
getrokken wordt en bevordert daarmee de
veiligheid.
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk
van de aard en de kracht van de aanrijding,
vóór en onafhankelijk van de airbags
afgaan. Wanneer de gordelspanners worden
geactiveerd, kan er wat onschadelijke rook
en een knal uit komen, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading in het
systeem.
In alle gevallen gaat het controlelampje van
de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Hoogteverstelling
► Knijp de knop A in en schuif deze in de
gewenste stand om het bevestigingspunt in
hoogte te verstellen.
Veiligheidsgordels achter
Iedere zitplaats achter heeft een
driepuntsveiligheidsgordel met een
oprolautomaat.
De veiligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen zijn voorzien van een gordelspanner
en een spankrachtbegrenzer.
Vastmaken
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
►
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Ontgrendelen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
90
Veiligheid
► Breng bij de veiligheidsgordels van de
buitenste zitplaatsen de gesp naar de bovenzijde
van de rugleuning om te voorkomen dat de gesp
tegen de zijbekleding klappert.
Veiligheidsgordel middelste
zitplaats
De veiligheidsgordel voor de middelste zitplaats
achterin is in het dak ingebouwd.
Omdoen
► Trek aan de gordel en steek de gesp A in
de rechter gordelsluiting (die zich links van u
bevindt wanneer u in de auto zit).
►
Steek de gesp
B in de linker gordelsluiting
(die zich rechts van u bevindt wanneer u in de
auto zit).
►
Controleer of beide gespen goed zijn
vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Losmaken en opbergen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting
B en vervolgens op de zwarte knop van de
gordelsluiting A.
►
Geleid de riem bij het oprollen en beweeg
de gesp
B en vervolgens de gesp A naar
de magneet van het bevestigingspunt in de
hemelbekleding.
Controleer voordat u handelingen
uitvoert met de achterstoelen of de
veiligheidsgordels goed zijn gespannen en
steek de gespen in hun sluiting om
beschadiging ervan te voorkomen. De
middelste veiligheidsgordel moet volledig
worden opgerold.
Waarschuwingen
losgemaakte/
niet vastgemaakte
veiligheidsgordel(s)
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel(s)
losgemaakt/niet vastgemaakt
Dit lampje gaat rood branden op zowel het
instrumentenpaneel als het display met
waarschuwingslampjes voor de airbag vóór
aan passagierszijde en veiligheidsgordels, als
het systeem heeft gedetecteerd dat een van
de veiligheidsgordels is losgemaakt of niet is
vastgemaakt.
Controlelampje losgemaakte/niet
vastgemaakte veiligheidsgordels
De rode controlelampjes op het display geven
aan welke veiligheidsgordels niet vastgemaakt of
losgemaakt zijn.
Niet vastgemaakt voorin
Als het contact wordt aangezet, gaan
het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel en de desbetreffende
verklikkerlampjes branden als de bestuurder en/
of de voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Bij een snelheid hoger dan 20 km/u knipperen
deze waarschuwingslampjes twee minuten in
combinatie met een geluidssignaal. Na twee
minuten blijven deze waarschuwingslampjes
branden zolang de veiligheidsgordels voorin niet
zijn vastgemaakt.
Niet vastgemaakt achterin
Als het contact wordt aangezet, bij draaiende
motor of bij een snelheid lager dan 20 km/u
gaan het waarschuwingslampje en de
betreffende verklikkerlampjes gedurende