Page 337 of 408
Bandenspanning controleren en
corrigeren
Controleren1.Compressor uitschakelen.2.Bandenspanning op de bandenspannings
Page 338 of 408
Indien mogelijk niet langzamer rijden dan
20 km/h.
Corrigeren
1.Op een geschikte plaats stoppen.2.Verbindingsslang van de compressor direct
op het ventiel van de band schroeven.3.Stekker in de contactdoos in het interieur van de auto aanbrengen.4.Bandenspanning tot minstens 2 bar corri
Page 339 of 408
Sneeuwkettingen met fijne schakelsDe fabrikant van het voertuig raadt het gebruik
van sneeuwkettingen met fijne schakels aan.
Bepaalde sneeuwkettingen met fijne schakels
zijn door de fabrikant van het voertuig getest
en als verkeersveilig en geschikt aangemerkt.
Informatie over geschikte sneeuwkettingen is
bij een servicepartner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde servicepartner of vak
Page 340 of 408
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
De weergave van de gewenste spanning ver
Page 341 of 408
11.Bandtype selecteren dat op de achteras isgemonteerd.
Bij banden met speciale toelating:
"Andere banden"
Verdere werkwijze in het hoofdstuk
Page 342 of 408
Wielen grijs
Bandenspanningsverlies kan mogelijk niet her
Page 343 of 408
Maatregel
Bandenspanning regelmatig controleren en zo
nodig corrigeren.
Bij te lage bandenspanning
Melding Een geel waarschuwingslampje in het
instrumentenpaneel gaat branden.
Bovendien verschijnt een symbool met een Check
Page 344 of 408
Wanneer controle van de
bandenspanning vereist is
Melding
Een symbool met een Check