Smart-sleutelsysteem
3-8
3
nen. Nadat de knop van het contactslot is
ingedrukt en de aanwezigheid van de
Smart-sleutel is bevestigd, kan het con-
tactslot worden gedraaid terwijl het contro-
lelampje van het Smart-sleutelsysteem
brandt (ongeveer 4 seconden).
WAARSCHUWING
DWA18720
Draai nooit het contactslot naar
“OFF”, “ ” of “OPEN” terwijl de machi-
ne rij dt. Hier door wor den de elektrische
systemen uit geschakel d, wat mo gelijk
kan lei den tot verlies van d e controle of
een on geval.OPMERKINGDruk niet herhaaldelijk op de knop van het
contactslot en draai het contactslot niet va-
ker dan nodig is voor normaal gebruik. Als
u dit doet, wordt het Smart-sleutelsysteem
tijdelijk uitgeschakeld en gaat het controle-
lampje knipperen om schade aan het con-
tactslot te voorkomen. Wacht als dit
gebeurt tot het controlelampje stopt met
knipperen alvorens het contactslot weer te
bedienen.Hieronder worden de standen van het con-
tactslot beschreven.
DAU76502
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de motor kan worden ge-
start.
Het contact inschakelen1. Schakel de Smart-sleutel in en breng
deze binnen het ontvangstbereik van
het Smart-sleutelsysteem.
2. Druk op de knop van het contactslot: het controlelampje van de Smart-sleu-
tel gaat ongeveer 4 seconden bran-
den.
3. Zet terwijl het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem brandt het con-
tactslot op“ON”. Alle richtingaanwij-
zers knipperen twee keer en de
machinevoeding wordt ingeschakeld.
OPMERKINGAls de spanning van de voertuigaccu
laag is, knipperen de richtingaanwij-
zers niet.
Zie “Noodmodus” op pagina 8-40
voor informatie over het inschakelen
van de machinevoeding zonder de
Smart-sleutel.
DAU76511
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld.
Het contact uitschakelen1. Zet het contactslot op “OFF” terwijl de
Smart-sleutel is ingeschakeld en zich
binnen het ontvangstbereik van het
Smart-sleutelsysteem bevindt.
1. Drukken.
2. Draaien.1 2
1. Draaien.
1
UBEDD0D0.book Page 8 Monday, October 12, 2020 8:10 AM
Stahulp
4-2
4
Inschakelomstandig he den van d e sta-
hulp
De stahulp kan worden ingeschakeld onder
de volgende omstandigheden: De rijsnelheid is 10 km/h (6 mi/h) of la-
ger met de machinevoeding inge-
schakeld
Het motortoerental is 2000 tpm of la-
ger
De gasgreep is volledig gesloten ter-
wijl de motor draait
Het waarschuwingslampje van de sta-
hulp is uit
De stahulpschakelaar is aanLET OP
DCA26993
Bij een la ge accuspannin g kan d e sta-
hulp de machine in de hui dig e positie
vasthou den, zelfs als de schakelaar
wor dt bed ien d. Vermij d om d it te voor-
komen onjuist geb ruik, zoals:
Tegelijkertij d in drukken van d e
startknop en d e stahulpschakelaar.
Herhaal delijk bed ienen van de sta-
hulp terwijl d e motor niet draait.De stahulp uitschakelen1. Stop de machine en houd deze recht-
op.
2. Druk twee keer op de stahulpschake- laar. 3. Het controlelampje van de stahulp
knippert en de zoemer klinkt twee
keer. Het hulpsysteem is nu uitge-
schakeld.
Omstan dig he den waar bij de stahulp au-
tomatisch wor dt uit geschakel d
De stahulp wordt automatisch uitgescha-
keld als een van de volgende omstandighe-
den wordt gedetecteerd. De rijsnelheid is hoger dan 10 km/h (6
mi/h) met de machinevoeding inge-
schakeld
Het motortoerental is hoger dan 2300
tpm
De gasgreep wordt bediend terwijl de
motor draait
WAARSCHUWING
DWA21013
Laat de motor niet met ho ge toeren
d raaien als d e machine stilstaat en
d e stahulp is in geschakel d. An ders
zal de stahulp wor den uit gescha-
kel d, mo gelijk met balansverlies tot
g evol g.
Laat de machine niet uitrollen met
d e machinevoe din g uit geschakel d.
An ders kan als u d e machinevoe-
d in g tij dens het uitrollen inschakelt d
e stahulp wor den uit geschakel d,
mo gelijk met balansverlies tot ge-
vol g.
UBEDD0D0.book Page 2 Monday, October 12, 2020 8:10 AM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-9
5
DAU1234R
StuurschakelaarsLinks Rechts
DAU54203
Dimlichtschakelaar/lichtsi
gnaalschakel
aar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
Als u een grootlichtsignaal wilt geven, drukt
u de schakelaar omlaag naar “PASS” terwijl
de koplampen op dimlicht staan.
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU89273
Stahulpschakelaar “ ”
Druk om de stahulp in te schakelen één
keer op de schakelaar wanneer het contro-
lelampje van de stahulp knippert.
1. Stahulpschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschakelaar “ / /PASS”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”12
3
4
1. Stop/Run/Start-schakelaar / / Ž
2. Schakelaar alarmverlichting Ž
3.
12
3
UBEDD0D0.book Page 9 Monday, October 12, 2020 8:10 AM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-10
5
Druk twee keer op de schakelaar om de
stahulp uit te schakelen.
DAU54213
Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 7-2 voor startinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU79500
Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met het contactslot in de stand “ON” kunt
u met deze schakelaar de alarmverlichting
inschakelen (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAU88941
Schakelaar “SEL/RES”
Deze schakelaar wordt gebruikt om instel-
lingen en weergaven te wijzigen in de mul-
tifunctionele meter. Zie pagina 5-3 voor
meer informatie.
Als u de schakelaar “SEL” wilt gebruiken,
draait u de schakelaar “SEL/RES” in de
richting (a). Als u de schakelaar “RES” wilt
gebruiken, draait u de schakelaar
“SEL/RES” in de richting (b).
DAU12902
Voorremhen delDe voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
1. Schakelaar “SEL/RES”
1(a)
(b)
1. Voorremhendel
1
UBEDD0D0.book Page 10 Monday, October 12, 2020 8:10 AM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-23
5
Met de motor uit:
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Beweeg de zijstandaard omlaag.
3. Zet de noodstopschakelaar in de stand “run”.
4. Zet het contactslot aan.
5. Bekrachtig de voor- of achterrem.
6. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog uit:
7. Beweeg de zijstandaard omhoog.
8. Bekrachtig de voor- of achterrem.
9. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
10. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Het systeem is in orde. De machine mag worden gebruikt. De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de machine
voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De remschakelaar werkt mogelijk niet.
Rijd niet met de machine voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de machine voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE NEE JA
Bij deze inspectie moet de machine op de
middenbok worden gezet.
Laat als een storing wordt aangetroffen de
machine nakijken alvorens te gaan rijden.WAARSCHUWING
UBEDD0D0.book Page 23 Monday, October 12, 2020 8:10 AM
Gebruik en belan grijke rij-informatie
7-2
7
DAU91750
De motor startenHet startspersysteem staat starten van de
motor alleen toe wanneer de zijstandaard
omhoog is gezet.
Om de motor te starten1. Draai het contactslot naar ON en zet
de noodstopschakelaar in de stand
“run”.
2. Controleer of de indicator en het/de waarschuwingslampje(s) enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. (Zie
pagina 5-1.)OPMERKINGStart de motor niet als het waarschu-
wingslampje motorstoring blijft bran-
den.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden en aan blijven totdat de
machine een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) bereikt.LET OP
DCA24110
Als een waarschuwin gs- of controle-
lampje niet werkt zoals hier boven be-
schreven, vraa g d an uw Yamaha dealer
om de machine te controleren.3. Draai het gas volledig dicht. 4. Druk op de startknop terwijl de voor-
of achterrem wordt bediend.
5. Laat de startkno p los als de motor
start, of na 5 seconden. Wacht 10 se-
conden voordat u opnieuw op de
knop drukt om de accuspanning weer
te laten opbouwen.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor no g
kou d is, d it verkort de levens duur van d e
motor!
DAUM4280
OPMERKINGDit model is uitgerust met een hellings-
hoeksensor, waarbij de motor afslaat bij
kanteling. In dat geval gaat ook het contro-
lelampje voor storing branden, maar dit
duidt niet op een storing. Schakel de ma-
chinevoeding uit en vervolgens weer in om
het controlelampje uit te zetten. Wanneer u
dit niet, doet zal de motor niet aanslaan,
ook al probeert de startmotor de motor op
gang te brengen na het indrukken van de
startknop.
UBEDD0D0.book Page 2 Monday, October 12, 2020 8:10 AM
Gebruik en belan grijke rij-informatie
7-4
7
DAU16821
Tips voor een zuini g b ran dstof-
ver bruikHet brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU89300
ParkerenAls u de machine parkeert, schakel dan de
machinevoeding uit en zet de machine op
de zijstandaard of middenbok. Bekrachtig
de parkeerrem en schakel dan de Smart-
sleutel uit.
WAARSCHUWING
DWA21020
Schakel alvorens van de machine te
stappen de machinevoe din g uit en b e-
krachti g d e parkeerrem.OPMERKINGZelfs als de machine is geparkeerd op een
locatie die wordt afgescheiden door een
hek of een glazen ruit, kunnen andere per-
sonen de motor starten en de machine be-
dienen als de Smart-sleutel zich binnen het
bereik bevindt. Schakel de Smart-sleutel uit
wanneer u de machine achterlaat. (Zie pa-
gina 3-4.)Als de zijstandaard omlaag wordt gezet ter-
wijl de motor draait, slaat de motor af en
klinkt de zoemer gedurende ongeveer 1 mi-
nuut. Zet om de zoemer te stoppen de ma-
chinevoeding uit of zet de zijstandaard
omhoog.
OPMERKING Zet alvorens de machine achter te la-
ten altijd het contactslot op “OFF”
of “ ”. Als u dit nalaat, kan de accu
ontladen raken.
De alarmzoemer voor de zijstandaard
kan zo worden ingesteld dat deze niet
wordt geactiveerd. Neem contact op
met uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA10312
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet wor den, parkeer
d us op een plek waar voet gan gers
of kin deren niet g emakkelijk met
d eze on der delen in aanrakin g kun-
nen komen en bran dwon den kun-
nen oplopen.
Parkeer nooit op een hellin g of een
zachte on der gron d, hier door kan
d e machine kantelen met mo gelijk
b ran dstoflekka ge en b rand tot g e-
vol g.
Parkeer niet nab ij gras of an dere
b ran dbare materialen die vlam zou-
d en kunnen vatten.
UBEDD0D0.book Page 4 Monday, October 12, 2020 8:10 AM
Periodiek on derhoud en afstelling
8-39
8
DAU86420
Motor raakt oververhit
WAARSCHUWING
DWAT1041
Verwij der de rad iatorvuld op niet terwijl de motor en de koelvloeistofrad iator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernsti ge bran dwon den veroorzaken. Wacht tot de motor is af gekoel d.
Bren g een dikke doek, bijvoor beel d een handdoek, aan over de ra diatorvul dop en d raai deze dan lan gzaam linksom te gen
d e aanslag zodat de no g aanwezi ge druk kan ontsnappen. Druk d e dop omlaa g zo dra het sisg eluid stopt en d raai deze links-
om en verwij der de dop.OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
UBEDD0D0.book Page 39 Monday, October 12, 2020 8:10 AM