DIC183
GPD155-A
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13Index
HANDLEIDING
MOTORFIETS
Lees deze handleiding
aandachtig door voordat u deze
machine gaat gebruiken.
Specificaties
Gebruikersinformatie
Verzorging en stalling van de motorfiets
Periodiek onderhoud en afstelling Stop-startsysteem
Beschrijving
Smart-sleutelsysteem Veiligheidsinformatie
Gebruik en belangrijke rij-informatie Voor uw veiligheid – controles
voor het rijden
Functies van instrumenten en
bedieningselementenSpeciale kenmerken
BBD-F819D-D0
[Dutch (D)]
Inhoudsopg aveVeilighei dsinformatie ....................... 1-1
Andere aandachtspunten voor veilig rijden .................................. 1-5
Beschrijvin g...................................... 2-1
Aanzicht linkerzijde ......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
Smart-sleutelsysteem ..................... 3-1
Smart-sleutelsysteem..................... 3-1
Bereik van het
Smart-sleutelsysteem ................. 3-2
De Smart-sleutel en mechanische
sleutels gebruiken ....................... 3-3
Smart-sleutel .................................. 3-4
De batterij van de Smart-sleutel vervangen.................................... 3-6
Contactslot ..................................... 3-7
Stop-startsysteem ........................... 4-1
Stop-startsysteem .......................... 4-1
Stop-startsysteem gebruiken ......... 4-1
Speciale kenmerken ....................... 5-1
CCU (Communication Control
Unit) ............................................. 5-1 Functies van instrumenten en
b
ed ienin gselementen ....................... 6-1
Controlelampjes en waarschu- wingslampjes ............................... 6-1
Multifunctionele meter .................... 6-3
Stuurschakelaars .......................... 6-10
Voorremhendel.............................. 6-11
Achterremhendel........................... 6-11
ABS ............................................... 6-12
Tractieregeling .............................. 6-13
Tankdop ........................................ 6-14
Brandstof ...................................... 6-15
Tankoverloopslang........................ 6-16
Uitlaatkatalysator .......................... 6-17
Zadel ............................................. 6-17
Helmbevestiging ........................... 6-18
Opbergcompartimenten................ 6-18
Afstellen van de
schokdemperunits ..................... 6-20
Aansluitcontact ............................ 6-20
Zijstandaard .................................. 6-21
Startspersysteem .......................... 6-22
Voor uw veili ghei d – controles
voor het rij den ................................... 7-1
Ge bruik en belan grijke
rij-informatie ..................................... 8-1
Inrijperiode ...................................... 8-1
De motor starten ............................. 8-2
Wegrijden ........................................ 8-2 Sneller en langzamer rijden ............ 8-3
Remmen ......................................... 8-3
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 8-3
Parkeren ........................................ 8-4
Perio diek on derhou d en
afstellin g............................................ 9-1
Gereedschapsset ........................... 9-1
Periodiek onderhoudsschema voor het
uitstootcontrolesysteem.............. 9-2
Algemeen smeer- en onderhoudsschema .................... 9-3
Panelen verwijderen en aanbrengen ................................. 9-7
De bougie controleren .................... 9-9
Filterbus ........................................ 9-11
Motorolie en olie-aanzuigzeef....... 9-11
Waarom Yamalube ....................... 9-13
Eindoverbrengingsolie .................. 9-13
Koelvloeistof ................................. 9-14
Luchtfilterelementen van
luchtfilter en
V-sn a
arbehuizing ...................... 9-16
De vrije slag van de gasgreep
controleren ................................ 9-19
Klepspeling ................................... 9-19
Banden ......................................... 9-19
Gietwielen ..................................... 9-21
UBBDD0D0.book Page 1 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Smart-sleutelsysteem
3-8
3
zigheid van de Smart-sleutel is bevestigd),
kan het contactslot worden gedraaid terwijl
het controlelampje van het Smart-sleutel-
systeem brandt (ongeveer 4 seconden).
WAARSCHUWING
DWA18720
Draai nooit het contactslot naar
“OFF”, “ ” of “OPEN” terwijl de machi-
ne rij dt. Hier door wor den de elektrische
systemen uit geschakel d, wat mo gelijk
kan lei den tot verlies van d e controle of
een on geval.OPMERKINGDruk niet herhaaldelijk op de knop van het
contactslot en draai het contactslot niet va-
ker dan nodig is voor normaal gebruik. Als
u dit doet, wordt het Smart-sleutelsysteem
tijdelijk uitgeschakeld en gaat het controle-
lampje knipperen om schade aan het con-
tactslot te voorkomen. Wacht als dit
gebeurt tot het controlelampje stopt met
knipperen en bedien dan het contactslot.Hieronder worden de standen van het con-
tactslot beschreven.
DAU76502
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de motor kan worden ge-
start.
Het contact inschakelen1. Schakel de Smart-sleutel in en breng
deze binnen het ontvangstbereik van
het Smart-sleutelsysteem.
2. Druk op de knop van het contactslot: het controlelampje van de Smart-sleu-
tel gaat ongeveer 4 seconden bran-
den.
3. Zet terwijl het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem brandt het con-
tactslot op“ON”. Alle richtingaanwij-
zers knipperen twee keer en de
machinevoeding wordt ingeschakeld.
OPMERKINGAls de spanning van de voertuigaccu
laag is, knipperen de richtingaanwij-
zers niet.
Zie “Noodmodus” op pagina 9-37
voor informatie over het inschakelen
van de machinevoeding zonder de
Smart-sleutel.
DAU76511
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld.
Het contact uitschakelen1. Zet het contactslot op “OFF” terwijl de
Smart-sleutel is ingeschakeld en zich
binnen het ontvangstbereik van het
Smart-sleutelsysteem bevindt.
1. Drukken.
2. Draaien.1 2
1. Draaien.
1
UBBDD0D0.book Page 8 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Stop-startsysteem
4-1
4
DAU76825
Stop-startsysteemHet stop-startsysteem stopt de motor au-
tomatisch als de machine wordt gestopt
om geluidshinder te voorkomen, de uit-
laatemissies te beheersen en het brand-
stofverbruik te verminderen.
Als de bestuurder de gasgreep iets draait,
wordt de motor automatisch weer gestart
en kan met de machine worden gereden.LET OP
DCA23961
Schakel altijd het contactslot uit als u d e
machine parkeert of on beheer d achter-
laat. Als het stop-startsysteem in ge-
schakel d blijft, kan d e accu ontla den
raken en kan d e motor mogelijk niet
meer wor den gestart vanwe ge onvol-
d oen de accuspannin g.
OPMERKING Hoewel de motor normaal gesproken
tegelijk met de machine stopt, kan er
een vertraging optreden als er langza-
mer wordt gereden dan 10 km/h, zo-
als in druk verkeer.
Als u vermoedt dat de accuspanning
laag is omdat de motor niet met de
schakelaar van de startmotor kan
worden gestart of vanwege een ande-
re reden, schakel het stop-startsy-
steem dan niet in.
Vraag een Yamaha dealer de accu te
controleren volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke onder-
houdsschema.
DAU76671
Stop-startsysteem geb ruiken
DAU76687
Het stop-startsysteem activeren
1. Zet het contact aan.
2. Zet de schakelaar van het stop-start- systeem op “ ”.
1. Controlelampje stop-startsysteem “ ”
1
ON
A
AAA
UBBDD0D0.book Page 1 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Stop-startsysteem
4-2
4
3. Het stop-startsysteem wordt geacti-veerd en het controlelampje gaat
branden als aan de volgende voor-
waarden wordt voldaan: De schakelaar van het stop-
startsysteem is ingesteld
op “ ”.
Na het warmdraaien heeft de
motor enige tijd stationair ge-
draaid.
De machine heeft gereden met
een snelheid van 10 km/h of ho-
ger.
4. Zet om het stop-startsysteem uit te schakelen de schakelaar van het stop-
startsysteem op “ ”.
OPMERKINGHet stop-startsysteem wordt mogelijk
niet geactiveerd om accuvermogen te
sparen.
Laat als het stop-startsysteem niet
wordt geactiveerd de accu controle-
ren door een Yamaha dealer.
DAU76832
De motor stoppen
De motor stopt automatisch als aan de vol-
gende voorwaarden wordt voldaan:
De schakelaar van het stop-startsy-
steem is ingesteld op “ ”.
Het controlelampje “ ” op de multi-
functionele meter brandt.
De machine wordt gestopt met de
gasgreep volledig dichtgedraaid. In deze situatie gaat het
controlelampje “ ” knipperen om aan te
geven dat de motor momenteel is gestopt
door het stop-startsysteem.
DAU76704
De motor herstarten
Als aan de gasgreep wordt gedraaid terwijl
het controlelampje stop-startsysteem knip-
pert, wordt de motor automatisch weer ge-
start en stopt het controlelampje “ ” met
knipperen.
1. Aan
A
1
A
AAA
AA
1. Aan
2. Knipperen
A
1
2A
UBBDD0D0.book Page 2 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Stop-startsysteem
4-3
4
WAARSCHUWING
DWA18731
Draai de gas greep niet te veel of te snel
wanneer het stop-startsysteem is geac-
tiveer d en d e motor is gestopt. An ders
kan de machine plotselin g in b ewegin g
komen als de motor weer start.
OPMERKING Als de zijstandaard omlaag wordt ge-
zet, wordt het stop-startsysteem ge-
deactiveerd.
Laat als het stop-startsysteem niet
naar behoren werkt de machine nakij-
ken door een Yamaha dealer.
DAU76711
Voorzor gsmaatre gelen bij het geb ruik
van het stop-startsysteem
Lees om ongevallen door een onjuist ge-
bruik te voorkomen de volgende voor-
zorgsmaatregelen en neem ze zorgvuldig in
acht.
WAARSCHUWING
DWA18741
Schakel altij d het contactslot uit als u d e
machine al lopen d d uwt. Als de machine
wor dt ged uw d terwijl het stop-startsy-
steem no g is in geschakel d, kan de mo-
tor starten en zou de machine in
b eweg ing kunnen komen als d e gas-
g reep on bed oel d wor dt ged raai d.
WAARSCHUWING
DWA18751
Schakel altij d het contactslot uit als u de
machine op de mi dden bok plaatst. Als
d e machine op de mi dden bok wor dt ge-
plaatst terwijl het stop-startsysteem no g
is in geschakel d, kan de motor starten en
zou de machine in bewe gin g kunnen ko-
men als de gas greep on bed oel d wor dt
g ed raai d.
1. Knipperen
2. Uit
1
2
A
OFF
OFF
UBBDD0D0.book Page 3 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Stop-startsysteem
4-4
4
WAARSCHUWING
DWA18771
Schakel altij d het contactslot uit als
u de machine on beheer d achter-
laat.
Laat het stop-startsysteem niet in-
geschakel d als u de machine par-
keert. An ders kan de motor starten
en zou de machine in b ewegin g
kunnen komen als de gas greep on-
b ed oel d wor dt ged raai d.
WAARSCHUWING
DWA18781
Schakel alvorens on derhou d uit te voe-
ren altij d het contactslot uit. Als on der-
hou d wor dt uitg evoer d terwijl het stop-
startsysteem no g is in geschakel d, kan d
e motor starten en zou de machine in
b eweg ing kunnen komen als d e gas-
g reep wor dt ged raai d.
OFF
OFF
UBBDD0D0.book Page 4 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
6-1
6
DAU77123
Controlelampjes en waarschu-
win gslampjes
DAU88900
Controlelampjes
richtin gaanwijzers “ ” en “ ”
Elk controlelampje ga at knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU88910
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU88712
Storin gsin dicatielampje (MIL) “ ”
Dit lampje gaat branden of knipperen als er
een storing wordt gedetecteerd in de motor
of een regelsysteem van de machine. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het boord-
diagnosesysteem te controleren. Het elek-
trische circuit van het
waarschuwingslampje kan worden gecon-
troleerd door de machinevoeding in te
schakelen. Het lampje moet enkele secon-
den oplichten en dan uitgaan. Als het lamp-
je niet gaat branden wanneer de
machinevoeding wordt ingeschakeld of
blijft branden, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine na te kijken.LET OP
DCA26820
Verlaa g als het MIL b eg int te knipperen
het motortoerental om scha de aan het
uitlaatsysteem te voorkomen.OPMERKINGDe motor wordt bewaakt door het boorddi-
agnosesysteem, dat ook achteruitgang en
storingen in het uitstootcontrolesysteem detecteert. Daardoor kan het MIL ook gaan
branden of knipperen als gevolg van aan-
passingen, gebrek aan onderhoud of over-
matig/onjuist gebruik van de machine.
Neem om dit te voorkomen het volgende in
acht.
Probeer niet om de software of de
motorregeleenheid aan te passen.
Monteer geen elektrische accessoires
die de motorregeling beïnvloeden.
Gebruik geen aftermarket-accessoi-
res of -onderdelen zoals veringen,
bougies, verstuivers, uitlaatsystemen
etc.
Wijk niet af van de aandrijflijnspecifi-
caties (ketting, tandwielen, wielen,
banden etc.).
Breng geen wijzigingen aan in de O2-
sensor, het luchtinlaatsysteem of on-
derdelen van het uitlaatsysteem (kata-
lysatoren of EXUP etc.), en verwijder
deze niet.
Voer het onderhoud aan de V-snaar
en aandrijfriem correct uit (indien aan-
wezig).
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
1. Controlelampje linker richtingaanwijzer “ ”
2. Indicatielampje inkomende melding “ ”
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
4. ABS-waarschuwingslampje “ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Storingsindicatielampje “ ”
7. Controlelampje stop-startsysteem “ ”
8. Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
9. Indicatielampje inkomend gesprek “ ”
10.Controlelampje rechter richtingaanwijzer “ ”
4
110
5
6
7
8
23 9
UBBDD0D0.book Page 1 Monday, June 14, 2021 1:17 PM