761-4. Antidiefstalsysteem
Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop
Het controlelampje gaat knipperen als
de sleutel uit het contactslot is verwij-
derd, om aan te ge ven dat het systeem
is ingeschakeld.
Het controlelampje gaat uit als de gere-
gistreerde sleutel in het contactslot is
gestoken om aan te geven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
●Het systeem signaleert schokken, waar-
door de automatische meldingen moge-
lijk niet altijd overeenkomen met de
werking van het airbagsysteem. (Als de
auto van achteren wordt aangereden,
enz.)
●Plaats om veiligheidsredenen geen
noodoproep tijdens het rijden.
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan
het zijn dat u het stuurwiel niet goed
kunt bedienen, waardoor er een onge-
val kan ontstaan.
Breng de auto tot stilstand en controleer
of de omgeving veilig is alvorens een
noodoproep te plaatsen.
●Vervang zekeringen altijd door de voor-
geschreven zekeringen. Als u andere
zekeringen gebruikt, kan er kortsluiting
in het circuit optreden en kan er brand
ontstaan.
●Wanneer u het systeem gebruikt terwijl
er rook is of sprake is van een onge-
wone geur, kan er brand ontstaan. Stop
onmiddellijk met het gebruik van het
systeem en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
■Voorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel van
de toets SOS, enz. komt en sla er niet
tegenaan.
■In geval van een storing in het paneel
van de toets SOS, de luidspreker of
de microfoon tijdens een
noodoproep of een handmatige
onderhoudscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om
noodoproepen te doen, de systeemstatus
te bevestigen of te communiceren met de
medewerker van het ERA-GLO-
NASS/EVAK-controlecentrum. Als de
apparatuur beschadigd is, neem dan con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitge-
rust met ingebouwde transponder-
chips die voorkomen dat de motor
gestart kan worden met een sleu-
tel die niet in een eerder stadium
geregistreerd is in de boordcom-
puter van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto
achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om auto-
diefstal te voorko men, maar absolute
beveiliging tegen elke vorm van dief-
stal kan niet worden gegarandeerd.
Bedienen van het systeem
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 76 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
1082-1. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de aange-
geven systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes
(Rood)Waarschuwingslampje
remsysteem
*1 (
→ Blz. 618)
(Geel) Waarschuwingslampje
remsysteem
*1 (
→ Blz. 618)
Laadstroomcontrole-
lampje
*1 ( → Blz. 619)
Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
*2
( → Blz. 619)
Waarschuwingslampje
lage oliedruk
*2 ( → Blz. 619)
Motorcontrolelampje
*1
( → Blz. 619)
Waarschuwingslampje
SRS
*1 ( → Blz. 620)
Waarschuwingslampje
ABS
*1 ( → Blz. 620)
(Rood/geel) Waarschuwingslampje elek-
trische stuurbekrachtiging
*1
( → Blz. 620)
(Geel) Controlelampje iMT
*1
(indien aanwezig)
( → Blz. 620)
(Knippert of brandt) Waarschuwingslampje
PCS
*1 (indien aanwezig)
( → Blz. 621)
(Oranje) Controlelampje LTA (indien
aanwezig) (
→Blz. 621)
Controlelampje LDA (indien
aanwezig) ( →Blz. 621)
(Knippert) Controlelampje uitgescha-
keld Stop & Start-systeem
*1
(indien aanwezig)
( → Blz. 621)
(Knippert) Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
OFF
*3 (indien aanwezig)
( → Blz. 622)
(Knippert) Controlelampje PKSB
OFF
*1 (indien aanwezig)
( → Blz. 622)
(Knippert) Controlelampje RCTA
OFF
*1 (indien aanwezig)
( → Blz. 623)
Controlelampje Traction
Control
*1 ( → Blz. 623)
Waarschuwingslampje
Brake Override-systeem/
wegrijregeling (indien aan-
wezig)/PKSB (indien aan-
wezig)
*2 ( → Blz. 624)
(Knippert) Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking
*1
( → Blz. 624)
(Knippert) Waarschuwingslampje
parkeerrem (
→Blz. 624)
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning
*1 (indien
aanwezig) ( →Blz. 625)
Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
( → Blz. 625)
Controlelampje bestuurders-
en voorpassagiersgordel
( → Blz. 625)
Controlelampjes achterpas-
sagiersgordels (indien aan-
wezig) ( →Blz. 626)
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 108 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
109
2
2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
*1: Deze lampjes gaan branden wanneer het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat de motor is
aangeslagen of nadat er enkele secon-
den verstreken zijn. Er kan een storing in
een systeem aanwezig zijn als het lampje
niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
*2: Dit lampje brandt op het multi-informatie-display en er wordt een melding weerge-
geven.
*3: Het controlelampje Toyota Parking Assist-sensor OFF gaat branden wan-
neer het contact AAN wordt gezet, terwijl
de Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld. Het gaat na enkele seconden
uit.
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van
de verschillende syst emen van de auto.
WAARSCHUWING
■Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een veiligheidssys-
teem zoals het ABS of het waarschu-
wingslampje SRS niet gaan branden als u
de motor start, kan dat betekenen dat
deze systemen niet beschikbaar zijn om u
te beschermen in geval van een ongeval,
waardoor ernstig letsel zou kunnen ont-
staan. Laat, als dit gebeurt, de auto onmid-
dellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Controlelampjes
Controlelampje richting-
aanwijzers ( →Blz. 302)
Controlelampje achterlicht
( → Blz. 308)
Controlelampje grootlicht
( → Blz. 310)
Controlelampje Automatic
High Beam-systeem
(indien aanwezig)
( → Blz. 311)
Controlelampje mistlampen
voor (indien aanwezig)
( → Blz. 314)
Controlelampje mistachter-
licht (indien aanwezig)
( → Blz. 314)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
*1 (indien aanwezig)
( → Blz. 286)
(Groen) Controlelampje iMT (indien
aanwezig) (
→Blz. 300)
Schakeladviesindicator
(indien aanwezig)
( → Blz. 301)
Controlelampje cruise con-
trol ( →Blz. 362, 374, 384)
Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(indien aanwezig)
( → Blz. 362, 374)
Controlelampje
cruise control SET
( → Blz. 362, 374, 384)
Controlelampje snelheids-
begrenzer (indien aanwe-
zig) ( →Blz. 387)
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 109 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
3484-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan
alle werkingsvoorwaarden voor de Lane
Departure Alert-functie wordt voldaan, maar
ook aan alle onderstaande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist”
(stuurassistentie) op het scherm van
het multi-informatiedisplay is ON (aan).
(→ Blz. 121)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur- wiel wordt niet weergegeven. ( →Blz. 349)
●Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waar-
schuwing voor slingeren) in van het
multi-informatiedisplay is ON (aan).
(→ Blz. 121)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 349)
●Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• LTA is ingeschakeld.
• De instelling voor “Steering Assist” (stuurassistentie) en “Lane Center” (mid-
den rijstrook) in van het multi-informa-
tiedisplay is ON (aan). ( →Blz. 121)
• Deze functie herkent witte (gele) rijstrook- markeringen of de positie van een voorlig-
ger (behalve bij kleine voorliggers, zoals
een motorfiets).
• De Dynamic Radar Cruise Control met vol- ledig snelheidsbereik werkt in de afstands-
regelmodus.
• De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 - 4 m.
• De richtingaanwijzersc hakelaar wordt niet
bediend.
• Er wordt niet gereden in een scherpe bocht. • Er worden geen systeemstoringen gesig-
naleerd. ( →Blz. 349)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur- wiel wordt niet weergegeven. ( →Blz. 349)
• De auto rijdt in het midden van een rij- strook.
• Stuurassistentiefunctie is niet in werking.
■Tijdelijk uitschakelen van functies
●Als niet langer aan de werkingsvoorwaar-
den wordt voldaan, wordt een functie
mogelijk tijdelij k uitgeschakeld. Als echter
weer aan de werkingsvoorwaarden wordt
voldaan, wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→ Blz. 347)
●Als niet langer aan de werkingsvoorwaar-
den (→Blz. 347) wordt voldaan terwijl de
Lane Centering-functie in werking is, klinkt
er mogelijk een zoemer om aan te geven
dat de functie tijdelij k is uitgeschakeld.
■Stuurassistentiefunctie/Lane Centering-
functie
●Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie
rondom het verlaten van de rijstrook, de
wegomstandigheden, enz. merkt de
bestuurder mogelijk niet dat de functie in
werking is of werkt de functie mogelijk
helemaal niet.
●De bediening van het stuurwiel door de
bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de stuurre-
geling van de functie.
●Probeer niet zelf de werking van de
stuurassistentiefunctie te testen.
■Lane Departure Alert-functie
●De waarschuwingszoemer is mogelijk
slecht te horen door geluiden van buiten,
afspelen van muziek, enz.
●Als de rand van de rijbaan* niet duidelijk of
niet recht is, werkt de Lane Departure
Alert-functie mogelijk niet.
●Auto's met BSM: Het systeem kan mogelijk
niet vaststellen of er een gevaar bestaat
voor een aanrijding met een voertuig op
een aangrenzende rijstrook.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 348 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
3564-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Voorwaarden voor werking van de func-
ties
●Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De LDA is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• Het systeem herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of een rijbaan
*. (Wanneer een
witte [gele] markering of rijbaan* slechts
aan één zijde wordt herkend, werkt het
systeem uitsluitend voor de herkende
zijde.)
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• De richtingaanwijzersc hakelaar wordt niet
bediend. (Auto's met BSM: Behalve wan-
neer een ander voertuig zich op de rij-
strook bevindt aan de zijde van de
bediende richtingaanwijzer)
• Er wordt niet gereden in een scherpe bocht.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 357)
*: De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
●Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan
alle werkingsvoorwaarden voor de Lane
Departure Alert-functie wordt voldaan, maar
ook aan alle onderstaande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist”
(stuurassistentie) op het scherm van
het multi-informatiedisplay is ON (aan).
(→ Blz. 121)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur- wiel wordt niet weergegeven. ( →Blz. 357)
●Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waar-
schuwing voor slingeren) in van het
multi-informatiedisplay is ON (aan).
(→ Blz. 121)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 357)
■Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden
wordt voldaan, wordt een functie mogelijk tij-
delijk uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt
de werking van de functie automatisch her-
vat. ( →Blz. 356)
■Stuurassistentiefunctie
●Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie
rondom het verlaten van de rijstrook, de
wegomstandigheden, enz. merkt de
bestuurder mogelijk niet dat de functie in
werking is of werk t de functie mogelijk
helemaal niet.
●De bediening van het stuurwiel door de
bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de stuurre-
geling van de functie.
●Probeer niet zelf de werking van de
stuurassistentiefunctie te testen.
■Lane Departure Alert-functie
●De waarschuwingszoemer is mogelijk
slecht te horen door geluiden van buiten,
afspelen van muziek, enz.
●Als de rand van de rijbaan* niet duidelijk of
niet recht is, werkt de Lane Departure
Alert-functie mogelijk niet.
●Auto's met BSM: Het systeem kan mogelijk
niet vaststellen of er een gevaar bestaat
voor een aanrijding met een voertuig op
een aangrenzende rijstrook.
●Probeer niet zelf de werking van de Lane
Departure Alert-functie te testen.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 356 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
409
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Omstandigheden waaronder de functie
mogelijk niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kunnen
van invloed zijn op de capaciteit van de sen-
sor om objecten correct te signaleren. Speci-
fieke situaties waarin dit voor kan komen ziet
u hieronder.
●De sensor is bedekt met vuil, sneeuw of ijs.
(Het reinigen van de sensoren zal het pro-
bleem oplossen.)
●De sensor is bevroren. (Het ontdooien van
de sensor zal het probleem oplossen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het
gebeuren dat er ten gevolge van een
bevroren sensor een abnormaal beeld te
zien is op het display of dat objecten, zoals
een muur, niet worden gesignaleerd.
●Een sensor wordt ergens door afgedekt.
●Wanneer een sensor of de omgeving van
een sensor zeer heet of koud is.
●De auto rijdt op een bijzonder hobbelige
weg, op een helling, op grind of op gras.
●Er is veel omgevingslawaai rond de auto
van claxons, motorfietsmotoren, luchtrem-
men van vrachtwagens of andere geluids-
bronnen die ultrasone geluidsgolven
produceren.
●Er is een andere auto uitgerust met Par-
king Assist-sensoren in de nabije omge-
ving.
●Een sensor is bedekt met een waterfilm of
er is sprake van zware regenval.
●Als een sensor wordt geraakt door een
grote hoeveelheid water, zoals bij het rij-
den op een overstroomde weg.
●Als de auto sterk naar één kant helt.
●De auto nadert een hoge of gebogen
stoeprand.
●Als het object zich te dicht bij de sensor
bevindt.
■Objecten die mogelijk niet goed worden
gesignaleerd
Door de vorm van het object kan de sensor
het mogelijk niet signaleren. Let goed op bij
de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.
●Katoen, sneeuw en andere materialen die
geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten
●Hoge obstakels waarbij het bovenste deel
uitsteekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde soor-
ten kleding dragen niet gesignaleerd.
■Detectiebereik van de sensoren
Auto's zonder PKSB
Ongeveer 100 cm
*
Ongeveer 150 cm*
Ongeveer 65 cm
Ongeveer 60 cm
Auto's met PKSBOngeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 63 cm
Ongeveer 63 cm
Weergave sensorsignalering,
afstand tot object
A
B
C
D
A
B
C
D
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 409 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
445
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
■VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-,
TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres
op een glad wegdek door de stuurcom-
mando's aan te passen.
■Trailer Sway Control (indien aan-
wezig)
Helpt de bestuurder om de aanhangwa-
gen weer onder controle te krijgen door
op afzonderlijke wielen remdruk uit te
oefenen en het aandrijfkoppel te ver-
minderen wanneer wordt gesignaleerd
dat de aanhangwagen slingert.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
■Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achter-
uit rolt bij helling op wegrijden
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er
echter rekening mee dat dit aan-
vullende systemen zijn en ver-
trouw niet in al te sterke mate op
deze systemen als u de auto
bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 445 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
447
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Uitschakelen van de TRC/VSC/Trailer
Sway Control
Houd meer dan 3 seconden ingedrukt
terwijl de auto stilstaat om de TRC/VSC/Trai-
ler Sway Control uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat branden
en “Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven.
*
Druk nogmaals op om de systemen weer
in te schakelen.
*: Bij auto's met PCS (P re-Crash Safety-sys-
teem), wordt de PCS ook uitgeschakeld
(alleen Pre-Crash-waarschuwing is
beschikbaar) Het waarschuwingslampje
PCS gaat branden en er wordt een mel-
ding weergegeven op het multi-informatie-
display. ( →Blz. 340)
■Wanneer de melding wordt weergege-
ven op het multi-informatiedisplay dat
de TRC is uitgeschakeld, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitge schakeld. Als de melding
niet verdwijnt neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
■Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden wordt
voldaan, werkt de Hill Start Assist Control:
●Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT: De selectiehendel staat in
een andere stand dan P of N (bij het voor-
uit/achteruit bergop wegrijden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
De selectiehendel staat in een andere
stand dan de achteruit wanneer vooruit
bergop wordt weggereden of in de achter-
uit wanneer achteruit bergop wordt wegge-
reden.
●De auto staat stil.
●Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
●De parkeerrem is niet geactiveerd.
■Automatisch uitschakelen van Hill Start
Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de vol-
gende situaties uitgeschakeld:
●Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT: De selectiehendel wordt in
stand P of N gezet.
●Auto's met handgesc hakelde transmissie:
De selectiehendel wordt in de achteruit
gezet wanneer vooruit bergop wordt weg-
gereden of in een andere stand dan de
achteruit gezet wanneer achteruit bergop
wordt weggereden.
●Het gaspedaal wordt ingetrapt.
●De parkeerrem is geactiveerd.
●Er zijn niet meer dan 2 seconden verstre-
ken nadat het rempedaal is losgelaten.
■Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt
worden door de ABS-, Brake Assist-,
VSC-, Trailer Sway Control-, TRC- en
Hill Start Assist Control-systemen
●Het is mogelijk dat u tijdens het starten van
de motor of bij het wegrijden een geluid in
de motorruimte hoort wanneer het rempe-
daal herhaaldelijk wordt ingetrapt. Dit duidt
niet op een storing in een van deze syste-
men.
●De volgende verschijnselen kunnen zich
voordoen als bovenstaande systemen in
werking zijn. Geen v an deze verschijnse-
len duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar bene- den bewegen als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
■Geluiden en trillingen tijdens de wer-
king van de Active Cornering Assist
Tijdens de werking van de Active Cornering
Assist kunnen geluiden en trillingen vanuit
het remsysteem worden waargenomen, maar
deze duiden niet op een storing.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 447 Friday, August 7, 2020 1:15 PM