183
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Voordat u gaat rijden
• Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
• Metalen portemonnees of tassen
• Muntgeld
• Metalen handwarmers
• Media zoals CD's en DVD's
●Als er in de buurt gebruik wordt gemaakt
van een andere sleutel met afstandsbedie-
ning (die radiogolven uitzendt)
●Als u de elektronische
sleutel bij u draagt
samen met de volgende apparaten die
radiogolven uitzenden
• Een draagbare radio, mobiele telefoon,
draadloze telefoon of andere draadloze
communicatiemiddelen
• De elektronische sleutel of een afstands- bediening van een andere auto die radio-
golven uitzendt
• Computers of pda's
• Digitale audioapparatuur
• Draagbare spelcomputers
●Als een metalen coating of metalen voor-
werpen aan de achterruit zijn bevestigd
●Wanneer de elektronische sleutel in de
buurt van een batterijlader of elektronische
apparaten wordt gehouden
●Wanneer u parkeert op een parkeerplaats
met een betaalautomaat (Radiogolven die
worden gebruikt om auto's te signaleren
beïnvloeden mogelijk het Smart entry-sys-
teem met startknop.)
■Aanwijzing voor de instapfunctie
(indien aanwezig)
●Zelfs als de elektronis che sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, werkt het
systeem in de volgende gevallen mogelijk
niet juist:
• De elektronische sleut el bevindt zich te
dicht bij de ruit of buitenportiergreep, te
dicht bij de grond of te hoog als de portie-
ren worden vergrendeld of ontgrendeld.
• De elektronische sleut el ligt op het dash-
board, de bagageafdekking of de vloer, of
in een portiervak of het dashboardkastje
als de motor wordt gestart of de stand van
de startknop wordt gewijzigd.
●Laat de elektronische sleutel niet boven op
het dashboard of in de buurt van de por-
tiervakken liggen wanneer u de auto ver-
laat. Afhankelijk van de ontvangst van de
radiogolven wordt door de antenne moge-
lijk waargenomen dat de sleutel zich buiten
de auto bevindt en kunnen de portieren
worden vergrendeld vanaf de buitenzijde,
waardoor de elektronische sleutel moge-
lijk in de auto wordt opgesloten.
●Zolang de elektronisch e sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, kunnen de
portieren door een willekeurige persoon
worden vergrendeld en ontgrendeld. De
auto kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische sleu-
tel signaleren.
●Zelfs als de elektronische sleutel zich bui-
ten de auto bevindt, kan de motor mogelijk
gestart worden als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
●De portieren worden mogelijk ontgrendeld
als er een grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt, bijvoorbeeld tij-
dens een zware regenbui of in een was-
straat, wanneer de elektronische sleutel
zich binnen het detectiegebied bevindt.
(Als de portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer 30
seconden automatisch weer vergrendeld.)
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen terwijl de
elektronische sleutel zich in de nabijheid
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt
terwijl u handschoenen draagt, kan de
reactie van het systeem trager zijn of wor-
den de portieren mogelijk niet ontgrendeld.
Trek uw handschoenen uit en raak de ver-
grendelsensor opnieuw aan.
●Wanneer de vergrendelac tie is uitgevoerd
met de vergrendelsensor, worden maxi-
maal tweemaal achter elkaar identificatie-
signalen getoond. Vervolgens worden
geen identificatiesignalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en
ontgrendeld. Volg in dat geval de correctie-
procedure hieronder bij het wassen van de
auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. ( →Blz. 182)
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 183 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
2303-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
●Mensen met geïmplanteerde pacema-
kers, CRT-pacemakers of geïmplan-
teerde hartdefibrillatoren moeten
voldoende afstand bewaren tot de
antennes van het Smart entry-systeem
met startknop. (→Blz. 181)
Radiogolven kunnen de werking van
dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Indien nodig kan de instapfunctie wor-
den uitgeschakeld. Neem voor meer
informatie over bijvoorbeeld de frequen-
tie van de radiogolven en de momenten
waarop deze worden uitgezonden, con-
tact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige. Raadpleeg vervol-
gens uw arts om na te gaan of de
instapfunctie moet worden uitgescha-
keld.
●Gebruikers van el ektrische medische
apparatuur anders dan geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers en
geïmplanteerde hartdefibrillatoren moe-
ten contact opnemen met de fabrikant
van deze producten om te informeren of
radiosignalen invloed uitoefenen op de
werking van deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte
effecten hebben op de werking van der-
gelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige voor meer infor-
matie over het uitschakelen van de instap-
functie.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 230 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
247
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, raadpleeg dan de onderstaande
tabel voor de mogelijke oorzaak en de oplossing.
Is het symptoom door de oplossing nog niet
verdwenen, laat dan de auto controle-
ren door een erkende Toyota-dealer of her steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als u bepaalde verschijnselen opmerkt
SymptoomWaarschijnlijke oorzaakOplossing
Het beeld is niet
goed te zien.
Het spiegeloppervl ak is vuil.Reinig het spiegeloppervlak voor-
zichtig met een zachte, droge doek.
Zonlicht of koplampen van andere
auto's schijnt/schijnen rechtstreeks
op de digitale binnenspiegel.
Schakel over naar de modus opti-
sche spiegel.
(Als het licht door het panoramadak
[indien aanwezig] komt, sluit dan het
elektrisch bedienbare zonne-
scherm.)
• De auto bevindt zich in een don-
kere omgeving.
• Er wordt gereden in de buurt van een televisiezendmast, radiozen-
der, elektriciteitscentrale of
andere locatie waar sterke radio-
golven of elektromagnetische vel-
den aanwezig zijn
• De temperatuur rond de camera is extreem hoog/laag.
• De omgevingstemperatuur is
extreem laag.
• Het regent of is vochtig.
• Zonlicht of koplampen van
andere auto's schijnt/schijnen
rechtstreeks in de cameralens.
• De auto bevindt zich onder fluo-
rescerende lampen, natriumlam-
pen, kwiklampen, enz.
• Uitlaatgassen hinderen de
camera.
Schakel over naar de modus opti-
sche spiegel.
(Schakel terug naar de modus digi-
tale spiegel wanneer de omstandig-
heden zijn verbeterd.)
Er zitten verontreinigingen zoals
waterdruppels of stof op de camera-
lens.Maak de cameralens schoon met
een vochtige zachte doek.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 247 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
339
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
• Bij het rijden door stoom of rook
• Wanneer dicht bij een object wordt gere-
den dat radiogolven weerkaatst, zoals een
grote vrachtwagen of een vangrail
• Als wordt gereden in de buurt van een tele- visiezendmast, radiozen der, elektriciteits-
centrale of andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische velden
aanwezig zijn
■Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
●In sommige situaties, zoals onderstaande,
wordt een object mogelijk niet gesigna-
leerd door de radarsensor en de camera
voor, waardoor het systeem niet goed
werkt:
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto nadert
• Wanneer uw auto of een signaleerbaar object een schommelende beweging
maakt
• Als een signaleerbaar object een abrupte beweging maakt (zoals een uitwijkma-
noeuvre, plotseling versnellen of afrem-
men)
• Wanneer uw auto een signaleerbaar object snel nadert
• Wanneer een signaleerbaar object zich niet direct voor uw auto bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich vlak bij bijvoorbeeld een muur, hek, vang-
rail, putdeksel, voertuig of stalen rijplaat
bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich onder een constructie bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object gedeel- telijk verborgen is ac hter een object zoals
een groot stuk bagage, een paraplu of een
vangrail
• Wanneer zich meerdere signaleerbare objecten dicht bij elkaar bevinden
• Als de zon of ander licht rechtstreeks op een signaleerbaar object schijnt
• Wanneer een signaleerbaar object wit is en er extreem licht uitziet • Wanneer een signaleerbaar object bijna
dezelfde kleur heeft of even licht is als zijn
omgeving
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto afsnijdt of plotseling opduikt voor uw auto
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz.
• Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de zon of de koplampen van tegemoetko-
mend verkeer, rechtstreeks in de camera
voor schijnt
• Bij het naderen van de zijkant of voorkant van een voorligger
• Als de voorligger een fiets*1 of een motor-
fiets is
• Als de voorligger smal is, zoals een scoot-
mobiel
• Als een voorligger een smalle achterzijde heeft, zoals een onbeladen vrachtwagen
• Als een voorligger een lage achterzijde heeft, zoals een oprijwagen
• Als een voorligger een extreem grote bodemvrijheid heeft
• Als een voorligger een lading vervoert die uitsteekt voorbij de achterbumper
• Als een voorligger een onregelmatige vorm heeft, zoals een tractor of een zijspan
• Als de voorligger een kinderfiets, een fiets met bepakking, een fiets met iemand ach-
terop of een fiets met een bijzondere vorm
(fiets met een kinderzitje, tandem, enz.)
is
*2
• Als een voetganger of de rijhoogte van een fietser korter is dan ongeveer 1 m of langer
is dan ongeveer 2 m
*2
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 339 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
5
459
5
Audiosysteem
Audiosysteem
5-1. BasishandelingenSoorten audiosystemen ......... 460
Gebruik van de audiotoetsen op het stuurwiel ................... 461
AUX-aansluiting/ USB-aansluiting .................. 462
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Optimaal gebruikmaken van het audiosysteem ......... 463
5-3. Gebruik van de radio Bediening radio...................... 465
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met
MP3/WMA/AAC-bestanden
Bediening CD-speler ............. 467
5-5. Gebruik van een extern apparaat
Afspelen van bestanden op een iPod ......................... 474
Afspelen van bestanden op een USB-geheugen........ 479
Gebruik van de AUX-aansluiting .................. 483
5-6. Gebruik van Bluetooth
®-apparaten
Bluetooth
®-audio/telefoon ..... 484
Gebruik van de stuurwieltoetsen .................. 488
Registreren van een Bluetooth
®-apparaat ........... 4885-7. Menu SETUP (instellingen)
Gebruik van het menu SETUP (instellingen)
(“Bluetooth”-menu)............... 489
Gebruik van het menu SETUP (instellingen)
(PHONE-menu) ................... 491
5-8. Bluetooth
®-audio
Bedienen van een Bluetooth
® compatibele
draagbare speler.................. 496
5-9. Bluetooth
®-telefoon
Bellen ..................................... 498
Beantwoorden van een oproep.................................. 499
Voeren van een telefoongesprek ................... 499
5-10. Bluetooth
®
Bluetooth®.............................. 501
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 459 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
4605-1. Basishandelingen
5-1.Basishandelingen
*: Indien aanwezig
Auto's met navigatiesyst eem of multimediasysteem
Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem of de handlei-
ding voor het multimediasysteem.
Auto's zonder navigatiesysteem of multimediasysteem
CD-speler met AM/FM-radio
■Gebruik van mobiele telefoons
Mobiele telefoons kunnen storingen veroorzaken die hoorbaar zijn via de luidsprekers als het
audiosysteem ingeschakeld is.
■Handelsmerken en geregistreerde handelsmerken
De bedrijfsnamen en productnamen die bet rekking hebben op het audiosysteem zijn de han-
delsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven.
Soorten audiosystemen*
Overzicht
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
accu
Laat het audiosysteem niet langer inge-
schakeld dan noodzakelijk is als de motor
is uitgezet.
■Voorkomen van schade aan het
audiosysteem
Mors geen drank of andere vloeistof over
het audiosysteem.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 460 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
461
5
5-1. Basishandelingen
Audiosysteem
Volume
• Indrukken: verhogen/verlagen van het
volume
• Indrukken totdat u een piepsignaal hoort:
volume onafgebroken verhogen/verlagen
Toets MODE
• Indrukken: Inschakelen van het systeem, selecteren van een audiobron
• Indrukken totdat u een piepsignaal hoort:
Radio of AUX-modus: Dempen
CD, MP3/WMA/AAC-disc, iPod, USB of
Bluetooth
®-audiomodus: De actuele weer-
gave onderbreken.
Druk de toets nogmaals in en houd hem
ingedrukt om het dempen of onderbreken
ongedaan te maken.
Radio geselecteerd:
• Indrukken: Selecteren van een radiozen-
der
• Indrukken totdat u een piepsignaal hoort: omhoog/omlaag zoeken
CD, MP3/WMA/AAC-disc, iPod, USB of
Bluetooth
®-audiomodus:
• Indrukken: selecteren van een num-
mer/bestand
• Indrukken totdat u een piepsignaal hoort: Selecteren van een map of album
■Selecteren van de audiobron
Druk op de toets MODE wanneer het audio-
systeem is ingeschak eld. De audiobron wij-
zigt in onderstaande volgorde, elke keer als
de toets wordt ingedrukt. Als een modus niet
kan worden gebruikt, wordt deze overgesla-
gen.
AM→ FM1→FM2→ CD-modus →iPod of USB-
geheugen →Bluetooth
®-audio →AUX
Gebruik van de audiotoet-
sen op het stuurwiel
Sommige functies van het audio-
systeem kunnen worden bediend
met behulp van de toetsen op het
stuurwiel.
De werking kan verschillen afhan-
kelijk van het type audio- of navi-
gatiesysteem. Raadpleeg de
handleiding van het audio- of navi-
gatiesysteem voor meer informa-
tie.
Bedienen van het audiosys-
teem met de stuurwieltoetsen
A
B
WAARSCHUWING
■Beperk de kans op ongevallen
Neem bij het bedienen van de toetsen op
het stuurwiel de nodige voorzichtigheid in
acht.
C
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 461 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
465
5
5-3. Gebruik van de radio
Audiosysteem
5-3.Gebruik van de radio
*: Indien aanwezig
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen van het audiosysteem
Draaien: regelen van het volume
Toets AM/FM
Voorkeuzetoetsen
Knop TUNE•SELECT
Aanpassen van de frequentie
Dempen
Zoeken van frequentie
Bediening radio*
Druk op de toets MODE totdat AM of FM wordt weergegeven.
Bedieningspaneel
A
B
C
D
E
F
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 465 Friday, August 7, 2020 1:15 PM