11 4
Uitschakelen
Eén wisslag (kort naar beneden drukken).
ofAutomatische ruitenwissers
Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk.
NOTIC E
Nadat het contact UIT is gezet, bewegen de ruitenwissers mogelijk nog iets, zodat ze onder de motorkap komen.
NOTIC E
Als het contact UIT is gezet terwijl de ruitenwissers actief waren, moet de bedieningsschakelaar worden bediend om de ruitenwisser weer in te schakelen wanneer het contact AAN wordt gezet (tenzij het contact minder dan 1 minuut UIT is geweest).
Voorruit en koplampen
sproeien
► Houd de ruitenwisserschakelaar naar u toe getrokken.De ruitensproeiers treden in werking en vervolgens worden ook de ruitenwissers voor een bepaalde periode ingeschakeld.De koplampsproeiers worden alleen geactiveerd als de dimlichten branden en de auto rijdt.Bij auto's met dagrijverlichting moet de lichtschakelaar in de dimlichtstand worden gezet
om de koplampsproeiers te activeren.
NOTIC E
Bij auto's met automatische airconditioning wordt tijdens het bedienen van de ruitensproeiers voor automatisch de luchttoevoer afgesloten om een onaangename geur in het passagierscompartiment te voorkomen.
WARNI NG
Gebruik de ruitensproeier niet wanneer het ruitensproeierreservoir leeg is om schade aan de ruitenwisserbladen te voorkomen.Gebruik de ruitensproeier alleen als er geen risico is dat de vloeistof op de voorruit vastvriest en het zicht wordt belemmerd. Gebruik 's winters altijd ruitensproeiervloeistof die geschikt is voor lage temperaturen.Vul nooit bij met water.
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Wanneer het lage niveau van het reservoir is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, vergezeld van een geluidssignaal en een melding.Het lampje gaat branden wanneer het contact AAN wordt gezet en telkens wanneer de schakelaar wordt bediend, totdat het reservoir is
bijgevuld.Vul de volgende keer dat u de auto stilzet het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij (of laat het bijvullen).
181
Rijden
6
De D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door een B.De systeemstatus blijft na het UIT zetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
WARNI NG
In bepaalde situaties (bijv. tractiebatterij volledig opgeladen, extreme buitentemperatuur) kan de mate van
regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt, waardoor de auto minder sterk wordt afgeremd.De bestuurder moet altijd op het verkeer blijven letten en op elk moment het rempedaal kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Als het rempedaal wordt ingetrapt, regenereert het intelligente remsysteem automatisch een deel van de vrijkomende energie om daarmee de tractiebatterij bij te laden.Het regenereren van energie vermindert ook het gebruik en dus de slijtage van de remblokken.
NOTIC E
Het intrappen van het rempedaal kan voor de bestuurder anders aanvoelen dan bij een auto
zonder regeneratief remsysteem.
Rijmodi (elektrisch)
De rijmodi worden met de volgende knop geselecteerd:
Door op de knop te drukken worden de modi weergegeven op het instrumentenpaneel en, afhankelijk van de uitvoering, op het scherm met TOYOTA Pro Touch met navigatiesysteem.U kunt geen modus selecteren als het controlelampje READY uit is.Als de melding verdwijnt, wordt de geselecteerde modus geactiveerd en wordt deze continu
aangegeven op het instrumentenpaneel (behalve modus Normal).Telkens wanneer het contact AAN wordt gezet, wordt standaard de modus Normal geselecteerd.
Normal
Hierdoor worden de actieradius en de dynamische prestaties geoptimaliseerd.Trap het gaspedaal volledig in om een maximaal koppel en vermogen te verkrijgen.
Eco
Optimaliseert het energieverbruik door het vermogen van de verwarming en airconditioning te beperken (zonder ze daadwerkelijk uit te schakelen) en het elektromotorkoppel en -vermogen te beperken.
Power
Biedt dezelfde voertuigprestaties wanneer volledig beladen (maximaal toelaatbaar voertuiggewicht) als wanneer de auto in de modus Normal staat en onbeladen is.
232
De modus afsluiten
Deze functies worden de volgende keer dat de auto wordt gebruikt automatisch weer ingeschakeld.Om deze functies meteen weer in te schakelen, volstaat het om de motor te starten en:– minder dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken;– meer dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.Laat de motor gedurende de aangegeven tijd draaien om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Start de motor niet herhaaldelijk en continu om de accu op te laden.
WARNI NG
Een lege accu zorgt ervoor dat de motor niet gestart kan worden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de 12V-accu.
Lastreductiemodus
Systeem dat het gebruik van bepaalde functies beheert overeenkomstig de resterende lading in de accu.Tijdens het rijden schakelt de lastreductiefunctie bepaalde functies uit, zoals de airconditioning en de achterruitverwarming.De uitgeschakelde functies worden automatisch weer ingeschakeld zodra de omstandigheden dit toelaten.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
WARNI NG
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag nooit worden voorzien van een sneeuwketting.
NOTIC E
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Oorspronkelijke bandenmaat van de auto
Type ketting
215/65 R1612 mm schakel
215/60 R17
225/55 R17
U kunt ook sneeuwsokken gebruiken.Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige..
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.► Activeer de parkeerrem en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.
► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rijd even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
241
Praktische informatie
7
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (bijv. veel stof, veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moet het filter twee keer zo vaak worden vervangen.
NOTIC E
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning negatief beïnvloeden
en onaangename geuren veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (bijv. veel stof, veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moet het filter twee keer zo vaak worden vervangen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verstopt begint te raken, gaat dit waarschuwingslampje tijdelijk branden, in combinatie met een waarschuwingsmelding.Regenereer zodra de omstandigheden het toelaten het roetfilter door met een snelheid van ten minste 60 km/h te rijden tot het lampje dooft.
NOTIC E
Als het waarschuwingslampje blijft branden, heeft het dieseladditief zijn minimumniveau bereikt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
NOTIC E
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan in uitzonderlijke gevallen bij gasgeven waterdamp uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
NOTIC E
Nieuwe autoDe eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt, kunt u een brandlucht ruiken. Dit is volkomen normaal.
Handgeschakelde
transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Keuzeschakelaar
(elektrisch)
De keuzeschakelaar is onderhoudsvrij.
Handmatig bediende
parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de parkeerrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.Dit systeem moet worden gecontroleerd door
een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
303
TOYOTA Pro Touch
11
WARNI NG
Het touchscreen is een capacitief scherm.Gebruik voor het schoonmaken van het scherm een zachte, niet-schurende doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.Raak het scherm niet aan met natte handen.
Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:– Statusinformatie van de airconditioning (afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.– Statusinformatie van het Radio Media-menu en het telefoonmenu.– Statusinformatie m.b.t. privacy.– Toegang tot de instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.Selecteren van de audiobron (afhankelijk van de
uitrusting):– FM/DAB/AM-radiozenders (afhankelijk van de uitrusting).– Telefoon verbonden via Bluetooth en Bluetooth-multimedia-uitzending (streaming).– USB-stick.
NOTIC E
Via het menu “Instellingen” kan een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke interesses worden aangemaakt, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders, audio-instellingen, geluidssfeer, enz.). De instellingen worden automatisch toegepast.
NOTIC E
In zeer warme omstandigheden wordt het volume mogelijk beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem wordt mogelijk gedurende ten minste 5 minuten in de stand-bymodus gezet (met het scherm en het geluid uit).
Het systeem keert weer terug naar de normale werking wanneer de temperatuur in het passagierscompartiment is gedaald.
Stuurkolomschakelaars
Stuurkolomschakelaars -
Type 1
Radio:Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Media:Selecteren van het vorige/volgende nummer.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Radio:Kort indrukken: weergeven van de lijst met radiozenders.Lang indrukken: bijwerken van de lijst.Media:Kort indrukken: weergeven van de lijst met
mappen.Lang indrukken: weergeven van de verschillende sorteeropties.Wijzigen van de audiobron (radio, USB, AUX mits apparatuur is aangesloten, CD, streaming).Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het geluidsvolume.
305
TOYOTA Pro Touch
11
Telefoon
Verbinding maken met een mobiele telefoon via Bluetooth®.Gebruiken van bepaalde apps op een smartphone die is aangesloten via CarPlay® of Android Auto.
Instellingen
Configureren van een persoonlijk profiel en/of configureren van het geluid (balans,
sfeer, enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, enz.).
Rijden
Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde functies van de auto.
Navigatie
Configureer de navigatie en selecteer uw bestemming via CarPlay® of Android Auto.
Airconditioning
21,518,5
Instellen van de temperatuur en de luchtstroom.
319
TOYOTA Pro Touch met navigatiesysteem
12
WARNI NG
Het touchscreen is een capacitief scherm.Gebruik voor het schoonmaken van het scherm een zachte, niet-schurende doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.Raak het scherm niet aan met natte handen.
Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven op de balk aan de zijkant of de bovenste balk van het touchscreen (afhankelijk van de uitrusting):– Statusinformatie van de airconditioning (afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.– Ga direct naar de optie voor het selecteren van audiobronnen om de lijst met radiozenders (of de lijst met titels, afhankelijk van de bron) te bekijken.– Ga naar de “Meldingen” van meldingen,
e-mails, kaartupdates en, afhankelijk van de diensten, de navigatiemeldingen.– Ga naar de instellingen voor het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.Selecteren van de audiobron (afhankelijk van de uitrusting):– FM/DAB/AM-radiozenders (afhankelijk van de uitrusting).– Telefoon verbonden via Bluetooth en
Bluetooth-multimedia-uitzending (streaming).
– USB-stick.– Video (afhankelijk van de uitrusting).
NOTIC E
Via het menu “Instellingen” kan een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke interesses worden aangemaakt, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders, audio-instellingen, navigatiegeschiedenis, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch toegepast.
NOTIC E
In zeer warme omstandigheden wordt het volume mogelijk beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem wordt mogelijk gedurende ten minste 5 minuten in de stand-bymodus gezet (met het scherm en het geluid uit).Het systeem keert weer terug naar de normale werking wanneer de temperatuur in het passagierscompartiment is gedaald.
Stuurkolomschakelaars
Spraakbediening:Deze toets bevindt zich op het stuurwiel of op het uiteinde van de lichtschakelaar (afhankelijk van de uitrusting).Kort indrukken, spraakbediening van het systeem.Lang indrukken, spraakbediening voor de smartphone of CarPlay®, Android Auto via het
systeem.Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.Geluidsweergave onderbreken door tegelijkertijd op de toetsen voor het verhogen en verlagen van het geluidsvolume te drukken (afhankelijk van de uitrusting).Geluidsweergave weer inschakelen door op een van de twee volumetoetsen te drukken.
321
TOYOTA Pro Touch met navigatiesysteem
12
Sluit een telefoon aan via Bluetooth®, lees berichten en e-mails en verstuur snelberichten.
Instellingen
Configureren van een persoonlijk profiel en/of configureren van het geluid (balans, sfeer, enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, enz.).
Auto
Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde functies van de auto.
Airconditioning
21,518,5
Instellen van de temperatuur en de luchtstroom.
Spraakcommando's
Stuurwieltoetsen
Spraakcommando's:Spraakcommando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven na een korte druk op de toets “Spraakcommando's”, mits er geen telefoongesprek wordt gevoerd. Deze toets bevindt zich op het stuurwiel of op het uiteinde van de lichtschakelaar (afhankelijk van de uitrusting).
WARNI NG
Neem de volgende aanwijzingen in acht om ervoor te zorgen dat het systeem uw gesproken commando's altijd herkent: – Spreek met een normale stem de woorden volledig uit, zonder uw stem te verheffen.– Wacht voordat u spreekt altijd op de “piep” (geluidssignaal).– Houd voor een optimale werking de ruiten en het schuifdak (afhankelijk van de uitvoering) gesloten om storende geluiden van buitenaf te voorkomen.– Vraag uw passagiers voordat u spraakcommando's geeft om even niet te praten.