135
Rijden
6
Bij een automatische transmissie moet stand D of M zijn geselecteerd en moet de snelheid van de auto liggen tussen 30 en 180 km/h.► Druk op toets 2 of 3: de actuele rijsnelheid van de auto wordt de ingestelde snelheid (ten minste 30 km/h) en de cruise control treedt direct in werking (groene weergave).► Druk op toets 3 om de ingestelde snelheid te verhogen of op toets 2 om deze te verlagen (in stappen van 5 km/h als de toets ingedrukt wordt gehouden).
WARNI NG
Tijdens het ingedrukt houden van toets 2 of 3 kan de rijsnelheid snel veranderen.
Onderbreken/hervatten van de cruise control
► Druk op toets 4 of trap het rempedaal in. Om de cruise control te onderbreken, kunt u ook:• vanuit stand D stand N selecteren;• het koppelingspedaal ten minste 10 seconden ingetrapt houden;• de bedieningshendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem indrukken;► Druk op toets 4 om de werking van de cruise control te hervatten. De werking van de cruise control kan automatisch worden onderbroken:• als de rijsnelheid lager wordt dan 30 km/h bij een handgeschakelde transmissie;• als het motortoerental lager wordt dan 1100 omw/min bij een handgeschakelde transmissie;• bij een ingreep van het ESP.
Handgeschakelde transmissie: om de werking van het systeem te hervatten moet de bestuurder het gaspedaal intrappen om weg te rijden, harder gaan rijden dan 30 km/h en het systeem weer activeren door op toets 2, 3 of 4 te drukken.Automatische transmissie: na het afremmen van de auto waardoor deze tot stilstand is gebracht, zorgt het systeem ervoor dat de auto blijft stilstaan; de werking van de cruise control is onderbroken. Om de werking van het systeem te hervatten moet de bestuurder het gaspedaal intrappen om weg te rijden, harder gaan rijden dan 30 km/h en het systeem weer activeren door op toets 2, 3 of 4 te drukken.Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat de auto tot stilstand is gekomen, wordt na ongeveer 5 minuten automatisch de elektrisch bedienbare parkeerrem geactiveerd.
N OTIC E
De cruise control blijft actief na het schakelen, ongeacht het type transmissie.
WARNI NG
Als de bestuurder probeert de werking van de cruise control te hervatten nadat deze is onderbroken, wordt kort de melding
“Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt” weergegeven als de werking niet kan worden hervat (er wordt niet voldaan aan de veiligheidsvoorwaarden).
Wijzigen van de ingestelde snelheid met de functie snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem
► Druk op toets 5 om de door de functie op het instrumentenpaneel voorgestelde snelheid te accepteren en druk nogmaals op de toets om deze snelheid te bevestigen.
WARNI NG
Selecteer om bruusk accelereren of vertragen van de auto te voorkomen een snelheid die dicht bij de actuele rijsnelheid ligt.
Wijzigen van de ingestelde afstand tot de voorligger
► Druk op toets 6 om het selectiescherm voor het instellen van de afstand (“Ver”, “Normaal”, “Dichtb.”), weer te geven en druk nogmaals op de toets om de gewenste afstand te selecteren.Na enkele seconden wordt de geselecteerde instelling geaccepteerd. Deze blijft in het geheugen bewaard nadat het contact UIT is gezet.
Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid
► Trap het gaspedaal volledig in. De afstandsregeling en cruise control blijven uitgeschakeld zolang wordt geaccelereerd. De melding “Cruise control onderbroken” wordt weergegeven.
136
Uitschakelen van het systeem
► Draai knop 1 omhoog in de stand OFF.
Weergave op het
instrumentenpaneel
7.Voertuig gedetecteerd door het systeem (gevuld symbool)
8.Cruise control actief (kleur niet grijs)
9.Waarde van de ingestelde snelheid
10.Door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid
11 .Auto op zijn plaats gehouden (uitvoeringen
met automatische transmissie)
12.Geselecteerde afstand tot de voorligger
13.Door het systeem gedetecteerde positie van de auto
Meldingen en
waarschuwingen
NOTIC E
De weergave van deze meldingen of waarschuwingen is niet sequentieel.
“Cruise control onderbroken” of “Cruise control afgebroken” na een korte acceleratie
door de bestuurder.“Cruise control actief”, geen voertuig gedetecteerd.“Cruise control onderbroken”, voertuig gedetecteerd.“Cruise control actief”, voertuig gedetecteerd.“Neem controle over” (oranje).► Rem of geef gas, afhankelijk van de omstandigheden.“Neem controle over” (rood).► Neem onmiddellijk de controle over de auto over: het systeem kan niet met de actuele rijsituatie omgaan.“Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt”. Het systeem weigert de cruise control te activeren, omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan.
Stop-functie
“Cruise control onderbroken” (gedurende enkele seconden).
Het systeem heeft de auto volledig tot stilstand gebracht en houdt de auto op zijn plaats: de werking van de cruise control is onderbroken.De bestuurder moet gas geven om weer verder te rijden en vervolgens de cruise control weer inschakelen.
Beperkingen van het systeem
De cruise control werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen.Bij situaties waarmee het systeem niet kan omgaan, moet de bestuurder de controle over de auto overnemen.Zaken die niet door het systeem kunnen worden gedetecteerd:– Voetgangers, sommige fietsers, dieren.– Stilstaande voertuigen (file, auto met pech, enz.).
– Kruisende voertuigen.– Tegemoetkomende voertuigen.In de volgende situaties moet de bestuurder de cruise control onderbreken:
137
Rijden
6
– In een scherpe bocht.– Bij het naderen van een rotonde.
– Bij het rijden achter een smal voertuig.Schakel de cruise control weer in zodra de omstandigheden dit toelaten.Situaties waarin de bestuurder onmiddellijk de controle moet overnemen:– De voorligger remt zeer sterk af.
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto en de voorligger.
WARNI NG
Wees vooral voorzichtig:– Bij de aanwezigheid van motorfietsen en voertuigen die niet midden op de rijstrook rijden.– Wanneer u een tunnel binnenrijdt of over een brug rijdt.
WARNI NG
Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Als de voorruit is beschadigd ter hoogte van de camera.– Als de remlichten niet werken.
W ARNI NG
Gebruik het systeem evenmin in de volgende situaties:– Bij het vervoer van lange voorwerpen op dakdragers of een imperiaal.– Tijdens slepen of het trekken van een aanhangwagen.– Bij wijzigingen aan de voorzijde van de auto (montage van verstralers of spuiten van de voorbumper).
Storing
Bij een storing in het cruise control-systeem worden streepjes weergegeven in plaats van de ingestelde snelheid.In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van het waarschuwingslampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
De adaptieve snelheidsregelaar wordt automatisch uitgeschakeld nadat het gebruik van het noodreservewiel of een storing van de buitenste remlichten of de remlichten van de aanhangwagen (bij gebruik van een goedgekeurde trekhaak) is gedetecteerd.
Opslaan van snelheden
Met deze functie, die alleen wordt gebruikt voor de snelheidsbegrenzer en de programmeerbare cruise control, kunt u snelheden opslaan die vervolgens kunnen worden gebruikt voor het instellen van deze twee systemen.U kunt voor beide systemen meerdere snelheden opslaan.Er zijn standaard al enkele snelheden opgeslagen.
138
WARNI NG
Om veiligheidsredenen mogen de opgeslagen snelheden alleen worden gewijzigd als de auto stilstaat.
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
Selecteer in het menu Rijverlichting/Auto van het touchscreen “Snelkoppelingen” en vervolgens “Opgeslagen snelheden”.
Toets “MEM”
Met deze toets kunt u een opgeslagen snelheid selecteren om deze te gebruiken voor de snelheidsbegrenzer of programmeerbare cruise control.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer of de programmeerbare cruise control.
Active Safety Brake met
Distance Alert en Intelligent
Emergency Braking
Assistance
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:– waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger,– voorkomt een aanrijding of beperkt de gevolgen hiervan door de snelheid van de auto te verminderen.Dit systeem heeft drie functies:– Distance Alert,– Intelligent Emergency Braking Assistance,– Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
De auto is voorzien van een camera bovenaan de voorruit.
W ARNI NG
Dit systeem kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.Het systeem is ontworpen om de bestuurder te ondersteunen en de verkeersveiligheid te vergroten.De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.
NOTIC E
Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remsysteem voorbereid op een automatische remactie. Er kan dan een licht geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto wat af te remmen.
Werkingsvoorwaarden en
beperkingen van het systeem
Het ESP-systeem moet storingsvrij zijn.De DSC/ASR-systemen mogen niet uitgeschakeld zijn.Alle inzittenden moeten hun veiligheidsgordel hebben vastgemaakt.De auto moet met een constante snelheid op een niet te bochtige weg rijden.In de volgende gevallen is het raadzaam het systeem uit te schakelen via het configuratiemenu
van de auto:
258
12V-accu 166–167, 188–189
A
Aanhanger 86, 158Aanhangergewichten 198–200Aansluiten MirrorLink 222–223, 243Aansluiting 12 V 50–51Aansluiting 220 V 52ABS 84Accessoires 81, 107Accu 161, 188, 190–191Accu laden 189–190Achterbank 49Achterdeuren 30–31Achterklep 30, 33Achterlichten 184Achterportierruiten 42Achterruitverwarming 46, 67Achteruitrijcamera 124, 150
Achteruitrijlicht 184Actief dodehoekbewakingssysteem 146Actieradius AdBlue 166Active Safety Brake 138, 140Adaptieve cruise control met Stop-functie 127Adaptieve snelheidsregelaar 134AdBlue® 168AdBlue® bijvullen 170AdBlue®-reservoir 170Advanced Grip Control 87–88
Afmetingen 194Afstandsbediening 24–28, 30–31, 104Afstellen van de koplamphoogte 76Afzetten van de motor 104, 106Airbags 91–94, 96Airbags vóór 92, 94, 97Airconditioning 61, 65Airconditioning (handbediend) 62–63Airconditioning met gescheiden regeling 66Alarmknipperlichten 84Alarmsysteem 39–41Algemeen menu 204Allesdragers 162Android Auto verbinding 243Antiblokkeersysteem (ABS) 84–85Antidiefstalsysteem/Startblokkering 26Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 85, 87–88Apple®-speler 209, 221, 248Apple CarPlay verbinding 223, 243Apps 244Armleuning 44
Armleuning vóór 50Automatische airconditioning met gescheiden regeling 64Automatische ruitenwissers 77, 79–80Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, automatische 107, 11 2–11 7, 11 9, 167Automatisch inschakelen verlichting 73–75Automatisch noodremsysteem 138, 140AUX-aansluiting 208
B
Banden 168, 201Banden oppompen 168, 201Bandenreparatieset 173Bandenspanning 168, 176, 180, 201Bandenspanningscontrole (met set) 174, 176Bandenspanning te laag (detectie) 120Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij 33, 70Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening, batterij vervangen 33Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio, bedieningen aan stuurkolom 203, 216, 231Bekerhouder 50Beladen 54, 162Benzinemotor 163, 199Bijvullen AdBlue® 166, 170Binnenspiegel 47Bluetooth (handsfree set) 210, 224–225, 249–250Bluetooth (telefoon) 224–225, 249–250
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning 213Bluetooth-verbinding 210, 224–225, 244–245, 249–250Boordcomputer 21–22Boordgereedschap 173–174Brandstof 7, 155Brandstofadditief 166–167Brandstofniveaumeter 155–156Brandstoftank 155, 155–157, 157Brandstof tanken 155–157