
122
NOTIC E
Raadpleeg voor meer informatie over het navigatiesysteem het hoofdstuk Audio en telematica.
Keuzeknop
1.Aan.
2.Uit (lang indrukken).
3.Instellen van de lichtsterkte.
4.Instellen weergavehoogte.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk bij draaiende motor op toets 1 om het systeem in te schakelen en het projectiescherm uit te klappen.
► Houd toets 2 ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het projectiescherm in te klappen.De status van het systeem wordt opgeslagen wanneer de motor wordt uitgezet en hersteld wanneer de motor weer wordt gestart.
Hoogteverstelling
► Stel het display bij draaiende motor op de gewenste hoogte af met de toetsen 4:• omhoog om het display hoger af te stellen,• omlaag om het display lager af te stellen.
Instellen helderheid
► Stel bij een draaiende motor de helderheid van het informatiedisplay in met behulp van de toetsen 3:• druk op de “zon” om de lichtsterkte te verhogen,• druk op de “maan” om de lichtsterkte te verlagen.
W ARNI NG
Leg nooit voorwerpen rondom het scherm (of in de uitsparing) zodat het uitklappen en de goede werking van het projectiescherm niet belemmerd worden.
NOTIC E
Bij bepaalde weersomstandigheden (regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, enz.) is de informatie op het head-up display mogelijk tijdelijk minder goed leesbaar.Sommige zonnebrillen kunnen het lezen van de informatie belemmeren.Gebruik een schone, zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje of microvezeldoekje) om het projectiescherm te reinigen. Gebruik nooit een droge of schurende doek of een schoonmaak- of oplosmiddel, anders kunnen er krassen ontstaan op het projectiescherm of kan de anti-reflecterende laag beschadigd raken.
NOTIC E
Dit systeem werkt bij draaiende motor en de instellingen worden opgeslagen wanneer het contact UIT wordt gezet.

149
Rijden
6
tussen het obstakel en de auto (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer dichtbij). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de rijrichting van de auto.Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool “Gevaar” op het scherm.
Parkeersensoren voor
De parkeersensoren voor, die een aanvulling vormen op de parkeersensoren achter, worden geactiveerd als voor de auto een obstakel wordt gesignaleerd bij een snelheid van maximaal 10 km/h.De werking van de parkeersensoren voor wordt onderbroken als de auto langer dan drie seconden stilstaat met ingeschakelde vooruitversnelling, als er geen obstakel meer wordt gesignaleerd of als de snelheid van de auto hoger wordt dan 10 km/h.
NOTIC E
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor of achter), geeft de plaats van het obstakel ten opzichte van de auto (voor of achter) aan, waarbij het obstakel zich in de baan van de auto moet bevinden.
Parkeersensoren opzij
Met behulp van vier extra sensoren die zich aan de zijkanten van de voor- en achterbumper bevinden, registreert het systeem de positie van vaste obstakels tijdens het manoeuvreren en signaleert deze wanneer ze zich aan de zijkanten van de auto bevinden.
WARNI NG
Alleen vaste obstakels worden correct gesignaleerd. Bewegende obstakels die aan het begin van de manoeuvre worden gesignaleerd, worden mogelijk per ongeluk gesignaleerd, terwijl bewegende obstakels die aan de zijkant van de auto verschijnen en die niet eerder zijn geregistreerd, niet worden gesignaleerd.
WARNI NG
De tijdens het manoeuvreren opgeslagen objecten worden uit het geheugen gewist na het UIT zetten van het contact.
Uitschakelen/inschakelen
Zonder audiosysteem
► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het controlelampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.

161
Praktische informatie
7
Weergave van de meting op het instrumentenpaneel
Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht overschrijdt, gaat dit controlelampje branden.
Storing
Weergave van een storing van het systeem in de laadruimte
Nadat de meting via de toetsen in de laadruimte is geactiveerd, knipperen de leds in de 3 toetsen gelijktijdig gedurende ongeveer 3 seconden en gaan daarna uit.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Informatie op het instrumentenpaneel
Deze waarschuwingslampjes gaan branden in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Spaarmodus
Systeem dat de gebruiksduur van bepaalde functies beheert om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Nadat de motor is uitgezet, kunt u een aantal functies, zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de instapverlichting nog in totaal ongeveer 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de modus
Op het scherm van het instrumentenpaneel wordt een melding weergegeven die aangeeft dat de spaarmodus is ingeschakeld. De actieve functies worden stand-by gezet.
NOTIC E
Als u op dat moment een telefoongesprek aan het voeren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via het handsfree-systeem van het audiosysteem van uw auto.
De modus afsluiten
Deze functies worden de volgende keer dat de auto wordt gebruikt automatisch weer ingeschakeld.Om deze functies meteen weer in te schakelen, volstaat het om de motor te starten en:– minder dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken;– meer dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.Laat de motor gedurende de aangegeven tijd draaien om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Start de motor niet herhaaldelijk en continu om de accu op te laden.
WARNI NG
Een lege accu zorgt ervoor dat de motor niet gestart kan worden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de 12V-accu.
Lastreductiemodus
Systeem dat het gebruik van bepaalde functies beheert overeenkomstig de resterende lading in de accu.Tijdens het rijden schakelt de lastreductiefunctie bepaalde functies uit, zoals de airconditioning en de achterruitverwarming.

187
In geval van pech
8
Zekeringnr.Stroom-sterkte (A)Functies
F110Draadloze smart-phonelader, elek-trochromatische binnenspiegel.
F415Claxon.
F620Ruitensproeier-pomp.
F71012V-aansluiting (achter).
F1030Module elektri-sche vergren-deling.
F1310Bedieningsele-menten audio- en telematicasys-teem.
Zekeringnr.Stroom-sterkte (A)Functies
F145Alarm, overbe-ladingsindicator, geavanceerde telematica-een-heid.
F193Interfacemodule aanhangwagen.
F223Scherm Sur-round Rear Vision.
F235Algemene inter-facemodule aan-hangwagen.
F275Extra verwar-ming.
F2920Audiosysteem, touchscreen.
F321512V-aansluiting (voor).
F345Spiegelbedie-ning.
F365USB-aansluiting.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringenkast bevindt zich in de motorruimte, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak de twee vergrendelingen A los.► Verwijder het deksel.► Vervang de zekering.► Sluit wanneer u klaar bent voorzichtig het deksel en maak de twee vergrendelingen A vast
voor een goede afdichting van de zekeringenkast.

189
In geval van pech
8
WARNI NG
Start de motor nooit als een acculader is aangesloten.Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger.Controleer eerst of de hulpaccu een nominale spanning van 12 V heeft en een capaciteit die minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu.De twee auto's mogen elkaar niet raken.Schakel alle stroomverbruikers (audiosysteem, ruitenwissers, verlichting, enz.) van beide auto's uit.Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de buurt van bewegende delen van de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.) bevinden.Neem de pluspool (+) niet los terwijl de motor draait.
► Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+) van hulpaccu B of de startbooster.► Sluit het ene uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van hulpaccu B of de startbooster (of op een massapunt van de auto met de hulpaccu).► Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op massapunt C van de auto met de ontladen accu.► Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien.► Stel de startmotor van de auto met de ontladen accu in werking en laat de motor draaien.Als de motor niet direct start, zet dan het contact UIT en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen.► Wacht tot de motor stationair draait.► Neem vervolgens de startkabels in omgekeerde volgorde los.► Laat de motor minimaal 30 minuten draaien, rijdend of stilstaand, om de ladingstoestand van de accu op een correct peil te krijgen.
WARNI NG
Neem de kabels in omgekeerde volgorde los.
NOTIC E
Sommige functies, waaronder Stop & Start, zijn niet beschikbaar wanneer de laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het noodzakelijk om de ladingstoestand van de accu op peil te houden.In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om de accu op te laden:– als u voornamelijk korte ritten maakt;– voordat de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Als u zelf de accu van uw auto gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt is voor loodzuuraccu's en die een nominale spanning van 12 V heeft.
WARNI NG
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
NOTIC E
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
► Zet het contact UIT.

190
► Schakel alle stroomverbruikers uit (audiosysteem, ruitenwissers, verlichting, enz.).
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te sluiten.► Controleer of de kabels van de lader in goede staat zijn.► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).► Sluit de kabels van lader B als volgt aan:• de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van accu A,
• de zwarte minkabel (-) op massapunt C van de auto.► Zet na afloop van het laden eerst acculader B uit voordat u de kabels losneemt van accu A.
24v 12v
WARNI NG
Als dit label is aangebracht, mag uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt. Anders kunnen de elektrische componenten van het Stop & Start-systeem ernstig beschadigd raken.
WARNI NG
Probeer nooit om een bevroren accu op te laden: risico van explosie!Als de accu bevroren is geweest, laat hem dan nakijken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats. Deze zal controleren of de interne onderdelen niet zijn beschadigd en of de behuizing niet is gescheurd waardoor er een giftig en bijtend zuur zou kunnen lekken.
De accu losnemen
Om ervoor te zorgen dat de accu voldoende
geladen blijft om de motor te kunnen starten, raden we aan de accu los te nemen als de auto langere tijd niet wordt gebruikt.Vóór het losnemen van de accu:► sluit alle portieren, ruiten, de achterklep en het schuifdak,► schakel alle stroomverbruikers uit (audiosysteem, ruitenwissers, koplampen, enz.),► zet het contact UIT en wacht vier minuten.Neem bij de accu alleen de pluspool (+) los.
Accupoolklem met snelsluiting
Losnemen van de pluspool (+)
► Trek hendel A helemaal omhoog om accupoolklem B te ontgrendelen.► Beweeg accupoolklem B omhoog om hem te verwijderen.Weer aansluiten van de pluspool (+)
► Trek hendel A helemaal omhoog.► Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+).

202
Bluetooth®-audiosysteem
NOTIC E
De beschreven functies en instellingen kunnen afwijken van die van het systeem in de auto.
WARNI NG
Het koppelen van een Bluetooth-telefoon met het Bluetooth handsfree-systeem van uw audiosysteem mag om veiligheidsredenen en
vanwege het feit dat deze handelingen de volledige aandacht van de bestuurder vragen, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met het contact AAN.
WARNI NG
Uw audiosysteem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.Alle werkzaamheden aan het systeem mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een dealer of een gekwalificeerde werkplaats, om het gevaar van elektrocutie, brand en mechanische storingen te voorkomen.
NOTIC E
Om leegraken van de accu te voorkomen wordt het audiosysteem enkele minuten na het uitzetten van de motor automatisch uitgeschakeld.
Eerste stappen
Indrukken: aan/uit.Draaien: instellen van het volume.Kort indrukken: wijzigen van de audiobron (radio, USB, AUX (mits apparatuur is aangesloten), CD, streaming).Lang indrukken: weergeven van het menu Telefoon (mits een telefoon is aangesloten).Audio-instellingen aanpassen:Balans voor/achter, balans links/rechts, lage/hoge tonen, loudness, geluidssfeer.Inschakelen/uitschakelen automatische volumeaanpassing (op basis van de rijsnelheid).
Radio:Kort indrukken: weergeven van de lijst met radiozenders.Lang indrukken: bijwerken van de lijst.Media:Kort indrukken: weergeven van de lijst met mappen.Lang indrukken: weergeven van de verschillende sorteeropties.Selecteren van de weergave op het scherm:datum, audiofuncties, boordcomputer, telefoon.Bevestigen of weergeven van het contextmenu.Toetsen 1-6.Kort indrukken: selecteren van de voorkeuzezender.Lang indrukken: opslaan van de radiozender als voorkeuzezender.Radio:Automatisch stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/hogere frequentie.Media:
Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, USB, gestreamde audio.Scrollen in een lijst.Radio:Handmatig stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/hogere frequentie.Selecteren van de vorige/volgende MP3-afspeellijst.Media:

203
Bluetooth®-audiosysteem
10
Selecteren van vorige/volgende map/genre/artiest/afspeellijst van het USB-apparaat.Scrollen in een lijst.Annuleren van de huidige bewerking.Eén niveau omhooggaan in een structuur (menu of map).Toegang tot het hoofdmenu.
In- of uitschakelen van TA-functie (verkeersinformatie).Lang indrukken: selecteren van berichtensoort.Selecteren van het type radiosignaal (FM/DAB/AM).
Stuurkolomschakelaars
Stuurkolomschakelaars -
Type 1
Radio:
Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Media:Selecteren van het vorige/volgende nummer.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Radio:
Kort indrukken: weergeven van de lijst met radiozenders.Lang indrukken: bijwerken van de lijst.Media:Kort indrukken: weergeven van de lijst met mappen.Lang indrukken: weergeven van de verschillende sorteeropties.Bij ander gebruik dan telefoon:Kort indrukken: wijzigen van de audiobron (radio, USB, AUX (mits apparaat is aangesloten), CD, streaming), bevestiging als het menu “Telefoon” geopend is.Lang indrukken: openen van het menu “Telefoon”.Bij een binnenkomend gesprek:Kort indrukken: aannemen van het gesprek.Lang indrukken: weigeren van het gesprek.Tijdens het gebruik van de telefoon:Kort indrukken: openen van het contextuele telefoonmenu.Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Onderbreken/weer inschakelen van het geluid door gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
Stuurkolomschakelaars -
Type 2
Toegang tot de hoofdmenu.
Verhogen van het geluidsvolume.
Onderbreken/weer inschakelen van het geluid.Verlagen van het geluidsvolume.
Bij ander gebruik dan telefoon:Kort indrukken: wijzigen van de audiobron (radio, USB, AUX (mits apparaat is aangesloten), CD, streaming), bevestiging als het menu “Telefoon” geopend is.Lang indrukken: openen van het menu “Telefoon”.Bij een binnenkomend gesprek:Kort indrukken: aannemen van het gesprek.Lang indrukken: weigeren van het gesprek.Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het contextuele telefoonmenu.Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.Starten van de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem.Radio:Kort indrukken: weergeven van de lijst met radiozenders.Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media: