
83
1
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
■Activeren van het alarm
Het alarm kan in de volgende situaties geac-
tiveerd worden: 
(Door het stopzetten van het alarm wordt het 
systeem gedeactiveerd.)
●De portieren worden ontgrendeld met de 
mechanische sleutel.
●De achterklep kan met de mechanische 
sleutel worden geopend.
●Een persoon in de auto opent een portier, 
de achterklep of de motorkap of ontgren-
delt de auto.
●De 12V-accu wordt opgeladen of vervan-
gen terwijl de auto is vergrendeld. 
( → Blz. 458)
■Door alarmsysteem bediende portier-
vergrendeling
In de volgende gevallen worden, afhankelijk 
van de situatie, de portieren automatisch ver-
grendeld om potentiële indringers buiten de 
auto te houden:
●Wanneer een in de auto achtergebleven 
persoon het portier ontgrendelt en het 
alarm wordt geactiveerd.
●Terwijl het alarm is geactiveerd, ontgren-
delt een in de auto achtergebleven per-
soon het portier.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast 
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 474)
■Signalering inbraaksensor en hel-
lingsensor
 De inbraaksensor signaleert indrin-
gers of een beweging in de auto.
 De hellingsensor signaleert een ver-
andering van de hoek van de auto 
ten opzichte van het wegdek, die bij-
voorbeeld ontstaat als de auto weg-
gesleept wordt.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te 
voorkomen, maar een optimale beveili-
ging tegen elke vorm van inbraak kan 
niet worden gegarandeerd.
OPMERKING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed 
werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na 
veranderen of verwijderen kan de juiste 
werking van het systeem niet worden 
gegarandeerd.
Signalering inbraaksensor 
en hellingsensor (indien 
aanwezig)
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 83   Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

84
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
1-4. Antidiefstalsysteem
■De inbraaksensor en hellingsen-
sor instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, wor-
den de inbraaksensor en de hellingsen-
sor automatisch ingesteld. ( →Blz. 82)
■De inbraaksensor en de helling-
sensor uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende voor-
werpen in de auto  achterlaat, moet u 
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor 
en de hellingsensor uitschakelt voordat 
u het alarm instelt, omdat deze senso-
ren reageren op bewegingen binnen in 
de auto.
1 Zet het contact UIT.
2 Druk op de uitschakeltoets van de 
inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de inbraak-
sensor en de hellingsensor weer in te scha-
kelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en de 
hellingsensor worden uitgeschakeld/inge-
schakeld, wordt er een melding weergege-
ven op het multi-informatiedisplay.
■Uitschakelen en automatisch weer 
inschakelen van de inbraaksensor en 
hellingsensor
●Het alarm wordt ingeschakeld zelfs wan-
neer de inbraaksensor en de hellingsensor 
zijn uitgeschakeld.
●Nadat de inbraaksensor en de hellingsen-
sor uitgeschakeld zijn, worden deze 
opnieuw ingeschakeld door op de start-
knop te drukken of de portieren te ontgren-
delen met de instapfunctie of de 
afstandsbediening.
●De inbraaksensor en de hellingsensor zul-
len automatisch weer worden ingescha-
keld wanneer het alarmsysteem 
gedeactiveerd wordt.
■Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende gevallen 
mogelijk het alarm:
●Er bevinden zich nog personen of huisdie-
ren in de auto.
●Er is een portierruit geopend.
In dit geval registreert  de sensor mogelijk het 
volgende:
• Wind of beweging van voorwerpen, zoals  bladeren en insecten, in de auto
• Ultrasoongolven van apparaten, zoals de  inbraaksensoren van andere auto's
• Het bewegen van mensen buiten de auto
●Kleine insecten, zoals  motvlinders of vlie-
gen, in de auto.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 84   Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

85
1
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
●Er bevinden zich onstabiele voorwerpen, 
zoals loshangende accessoires of kleding 
aan kledinghaakjes, in de auto.
●De auto is geparkeerd op een plek waar 
extreme trillingen of geluiden optreden, 
zoals in een parkeergarage.
●Er wordt ijs of sneeuw van de auto verwij-
derd, waardoor de auto herhaaldelijk wordt 
blootgesteld aan schokken of trillingen.
●De auto staat in een wasstraat of een 
hogedruk-wasinstallatie.
●De auto is blootgesteld aan schokken die 
het gevolg zijn van hagel, onweer of 
andere van buitenaf komende herhaalde 
schokken of trillingen.
■Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende gevallen 
mogelijk het alarm:
●De auto wordt vervoerd per boot, aanhang-
wagen, trein, enz.
●De auto staat geparkeerd in een parkeer-
garage.
●De auto bevindt zich in een wasstraat 
waarin de auto verplaatst wordt.
●Een van de banden verliest zijn spanning.
●De auto wordt opgekrikt.
●Er doet zich een aardbeving of wegverzak-
king voor.
●Er wordt bagage op het imperiaal geladen 
of er vanaf gehaald.
OPMERKING
■Om de inbraaksensor goed te laten 
functioneren
●Raak de sensoren niet aan en bedek ze 
ook niet, omdat hierdoor de werking van 
de sensoren in negatieve zin beïnvloed 
kan worden.
●Spuit geen luchtverfrisser of andere pro-
ducten rechtstreeks in de openingen 
van de sensoren.
●Als u andere accessoires installeert dan 
originele Toyota-onderdelen of wanneer 
u voorwerpen achterlaat tussen de 
bestuurdersstoel en de stoel van de 
voorpassagier, werkt de inbraaksensor 
mogelijk minder goed.
●De werking van de inbraaksensor wordt 
mogelijk gestopt wanneer de elektroni-
sche sleutel zich in de buurt van de auto 
bevindt.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 85   Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

135
4
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
4-2.Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■Smart entry-systeem met start-
knop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u 
hebt om deze functie in te kunnen 
schakelen.
1 Pak de voorportiergreep vast om de 
portieren te ontgrendelen.
*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de achter-
zijde van de portiergreep aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen gedu-
rende 3 seconden na het vergrendelen niet 
worden ontgrendeld.
2Raak de vergrendelsensor (de uit-
holling in het oppervlak van de por-
tiergreep) aan om alle portieren te 
vergrendelen.
Controleer of het portier goed vergrendeld 
is.
*: De instellingen voor het ontgrendelen van 
de portieren kunnen worden gewijzigd.
■Afstandsbediening
1 Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed vergrendeld 
is.
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten te 
sluiten.
*
2Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten te 
openen.*
*
: Deze instellingen moeten aan de per- soonlijke voorkeur worden aangepast 
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
■Instellen van de ontgrendelfunctie
Het is mogelijk om in te stellen welke portie-
ren met de instapfunctie via de afstandsbe-
diening worden ontgrendeld.
1 Zet het contact UIT.
2 Schakel de inbraaks ensor van het alarm-
systeem uit om tijdens het veranderen 
van de instellingen het alarm niet onbe-
doeld te activeren. (indien aanwezig) 
( → Blz. 84)
3 Houd de toets   of   ingedrukt 
en houd tegelijkertijd de toets   gedu-
rende ongeveer 5 seconden ingedrukt 
als het controlelampje in de sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer een 
handeling wordt uitgevoerd, zoals hieronder 
is aangegeven. (Als u de instelling opnieuw 
wilt wijzigen, laat u de toetsen los, wacht u 
ten minste 5 seconden en herhaalt u vervol-
gens stap  3.)
Por tieren
Van buitenaf ontgrendelen en 
vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 135  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

136
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen 
dat het alarm onbedoeld wordt geactiveerd, 
moet u de portieren ontgrendelen met de 
afstandsbediening en een portier eenmaal 
openen en sluiten als de instellingen zijn 
gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden nadat 
op   is gedrukt geen portier wordt 
geopend, worden de portieren weer vergren-
deld en wordt het alarm automatisch inge-
schakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit 
wordt geactiveerd. ( →Blz. 82)
■Systeem voor crashportierontgrende-
ling
Als de auto aan een sterke schok wordt 
blootgesteld, worden alle portieren ontgren-
deld. Of het systeem in werking treedt, is 
afhankelijk van de kracht van de schok of het 
type ongeval.
■Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te 
geven dat de portieren zijn vergrendeld/ont-
grendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgren-
deld: tweemaal)
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de 
ruiten bediend worden.
■Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na 
het ontgrendelen van de auto een portier 
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie 
ervoor dat de auto weer automatisch wordt 
vergrendeld.
■Wanneer de portieren niet kunnen wor-
den vergrendeld met de vergrendelsen-
sor op het oppervlak van de 
portiergreep
Wanneer de portieren niet kunnen worden 
vergrendeld, zelfs als u de vergrendelsensor 
op het oppervlak van de portiergreep met uw 
vinger aanraakt, raak dan de vergrendelsen-
sor aan met uw handpalm.
Als u handschoenen draagt, doe deze dan 
uit.
■Waarschuwingszoemer open por-
tier/achterklep
Als geprobeerd wordt de portieren te ver-
grendelen wanneer een portier niet geheel 
gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden 
een zoemer. Sluit het portier volledig om de 
zoemer uit te schakelen en vergrendel de 
portieren opnieuw.
■Het alarm inschakelen (indien aanwe-
zig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld, 
wordt het alarmsysteem ingeschakeld. 
( → Blz. 82)
■Omstandigheden die de werking van 
het Smart entry-systeem met startknop 
en de afstandsbediening beïnvloeden
→ Blz. 144
Multi-informatie-
display/piepsignaalOntgrendelfunctie
(auto's met linkse  besturing)
(auto's met rechtse  besturing)
Exterieur: 3 keer een  piepsignaal
Interieur: Eén belsig- naal
Als u de portiergreep 
van het bestuurders-
portier vasthoudt, 
wordt alleen het 
bestuurdersportier 
ontgrendeld.
Als u een portier-
greep van een pas-
sagiersportier 
vasthoudt, worden 
alle portieren ont-
grendeld.
Exterieur: Twee piep-signalen
Interieur: Eén belsig- naal
Als u een portier-
greep vasthoudt, 
worden alle portie-
ren ontgrendeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 136  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

143
4
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
■Bereik (gebieden waarin de elektroni-
sche sleutel wordt gesignaleerd)Bij het vergrendelen of ontgrendelen van 
de portieren
Het systeem werkt als de elektronische sleu-
tel zich binnen ongeveer 0,7 m van een bui-
tenportiergreep bevindt. (Alleen de portieren 
die de sleutel signaleren, kunnen worden 
geopend of gesloten.)
Bij het openen van de achterklep
Het systeem werkt als de elektronische sleu-
tel zich binnen 0,7 m van de knop voor het 
ontgrendelen van de achterklep bevindt.
Bij het starten van  het brandstofcelsys-
teem of veranderen van de standen van 
het contact
Het systeem werkt als de elektronische sleu-
tel zich in de auto bevindt.
■Alarmfuncties en waarschuwingsmel-
dingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informa-
tiedisplay worden waarschuwingsmeldingen 
weergegeven om een ongeval of diefstal van 
de auto als gevolg van onjuist gebruik te 
voorkomen. Wanneer er een waarschuwings-
melding wordt weergegeven, neem dan de 
juiste maatregelen op basis van de weerge-
geven melding. ( →Blz. 435)
In onderstaande tabel worden de omstandig-
heden en de correctieprocedures beschreven 
in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
●Wanneer het buiten de auto hoorbare 
alarm gedurende 5 seconden één keer 
klinkt
●Als het alarm in de auto continu klinkt
■Als op het multi-informatiedisplay 
“Smart Entry & Start System Malfunc-
tion See Owner’s Manual” (Storing in 
Smart entry-systeem met startknop; 
raadpleeg handleiding) wordt weerge-
geven
Er is mogelijk een storing in het systeem aan-
wezig. Laat de auto onmiddellijk nakijken 
door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Als “Key Detected in Vehicle” (sleutel 
gesignaleerd in de auto) wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay
Er is geprobeerd de portieren te vergrende-
len met het Smart entry-systeem met start-
knop terwijl de elektroni sche sleutel zich nog 
in de auto bevond. Neem de elektronische 
sleutel uit de auto en vergrendel de portieren 
opnieuw.
A
B
C
SituatieCorrectie-
procedure
Er is geprobeerd de auto  te vergrendelen terwijl er nog een portier geopend  was.Sluit alle portie-ren en vergren-
del ze opnieuw.
De achterklep werd geslo- ten terwijl de elektroni-
sche sleutel zich nog in de  bagageruimte bevond en 
alle portieren waren ver- grendeld.Neem de elek-
tronische sleu-
tel uit de 
bagageruimte 
en sluit de ach- terklep.
SituatieCorrectie-
procedure
Het contact werd in de 
stand ACC gezet terwijl  het bestuurdersportier 
geopend was (het bestuur-
dersportier werd geopend  terwijl het contact in de  stand ACC  stond).
Zet het contact 
UIT en sluit het 
bestuurderspor- tier.
Het contact werd UIT 
gezet terwijl het bestuur-
dersportier geopend was.Sluit het 
bestuurderspor-
tier.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 143  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

145
4
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
■Aanwijzing voor de instapfunctie●Zelfs als de elektronische sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, werkt het 
systeem in de volgende gevallen mogelijk 
niet juist:
• De elektronische sleut el bevindt zich te 
dicht bij de ruit of buitenportiergreep, te 
dicht bij de grond of te hoog als de portie-
ren worden vergrendeld of ontgrendeld.
• De elektronische sleut el bevindt zich te 
dicht bij de grond of te hoog of te dicht bij 
het midden van de achterbumper bij het 
ontgrendelen van de achterklep.
• De elektronische sleut el ligt op het dash-
board, de hoedenplank of de vloer achter 
of in een portiervak of het dashboardkastje 
als het brandstofcelsysteem wordt gestart 
of de standen van het contact worden 
gewijzigd.
●Laat de elektronische sleutel niet boven op 
het dashboard of in de buurt van de por-
tiervakken liggen wanneer u de auto ver-
laat. Afhankelijk van de ontvangst van de 
radiogolven wordt de sleutel mogelijk 
gesignaleerd door de antenne buiten het 
interieur en kunnen de portieren worden 
vergrendeld vanaf de buitenzijde, waar-
door de elektronische sleutel mogelijk in de 
auto wordt opgesloten.
●Zolang de elektronisc he sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, kunnen de 
portieren door een willekeurige persoon 
worden vergrendeld en ontgrendeld. De 
auto kan echter alleen worden ontgrendeld 
via de portieren die  de elektronische sleu-
tel signaleren.
●Zelfs als de elektronis che sleutel zich bui-
ten de auto bevindt, kan het brandstofcel-
systeem mogelijk worden gestart als de 
elektronische sleutel zi ch in de buurt van 
de ruit bevindt.
●Als de sleutel zich binnen het ontvangstge-
bied bevindt en er een grote hoeveelheid 
water op de portiergreep terechtkomt (bij-
voorbeeld tijdens een zware regenbui of 
het wassen van de auto), kunnen de por-
tieren worden ontgrendeld of vergrendeld. 
(Als de portieren niet worden geopend en 
gesloten, worden deze na ongeveer 30 
seconden automatisch weer vergrendeld.)
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt 
om de portieren te vergrendelen terwijl de 
elektronische sleutel zi ch in de nabijheid 
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de 
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt 
terwijl u handschoenen draagt, kan de 
reactie van het systeem trager zijn of wor-
den de portieren mogelijk niet ontgrendeld.
●Sommige uitvoeringen: Wanneer de ver-
grendelactie is uitgevoerd met de vergren-
delsensor, worden maximaal tweemaal 
achter elkaar identificatiesignalen getoond. 
Vervolgens worden geen identificatiesig-
nalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de 
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en 
ontgrendeld. Volg in dit geval de correctie-
procedure hieronder bij het wassen van de 
auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een  afstand van ten minste 2 meter van de 
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet 
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de  elektronische sleutel in om het Smart 
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. ( →Blz. 144)
●Als de elektronische sl eutel zich in de auto 
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er 
mogelijk een melding weergegeven op het 
multi-informatiedisplay en klinkt er een 
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle 
portieren om het alarm uit te schakelen.
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet 
goed wanneer deze in contact komt met 
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze 
nogmaals te bedienen.
●Bij een plotselinge nadering van het detec-
tiegebied of de portiergreep kan het voor-
komen dat de portieren niet ontgrendeld 
worden. Laat in dat geval de portiergreep 
los en controleer of de portieren worden 
ontgrendeld voordat u opnieuw aan de por-
tiergreep trekt.
●Als er zich een andere elektronische sleu-
tel binnen het detectiegebied bevindt, is de 
reactietijd voor het ontgrendelen van de 
portieren nadat een portiergreep is vastge-
pakt, mogelijk langer.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 145  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

146
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■Als er gedurende langere tijd niet met 
de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen 
een afstand van 2 m van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop 
kan vooraf worden uitgeschakeld.
●Het inschakelen van de energiebespaar-
modus van de elektronische sleutel helpt 
te voorkomen dat de sleutelbatterij leeg-
raakt. ( →Blz. 144)
■Voor een juiste bediening van het sys-
teem
●Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel 
bij u hebt als u het systeem bedient. Houd 
de elektronische sleutel niet te dicht bij de 
auto als u het systeem van buitenaf 
bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie 
waarin de elektronische sleutel wordt 
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet cor-
rect door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem we llicht niet juist 
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk 
afgaan of de functie die voorkomt dat de por-
tieren per ongeluk worden vergrendeld, werkt 
wellicht niet.)
●Laat de elektronische sleutel niet in de 
bagageruimte achter.
De beveiligingsfunctie tegen het insluiten 
van de sleutel functioneert mogelijk niet als 
de sleutel zich op bepaalde locaties 
bevindt, zoals in de binnenrand van de 
bagageruimte, of door de omstandighe-
den waarin de sleutel zich bevindt (zoals in 
een tas van metaal(folie) of dicht bij een 
metalen voorwerp) of in de buurt van sto-
rende radiogolven. (→ Blz. 141)
■Als het Smart entry-systeem met start-
knop niet goed werkt
●Vergrendelen en ontgrendelen van de por-
tieren en de achterklep:  →Blz. 453
●Starten van het brandstofcelsysteem: 
→ Blz. 454
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast 
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 474)
■Als het Smart entry-systeem met start-
knop is uitgeschakeld via de persoon-
lijke voorkeursinstellingen
●Vergrendelen en ontgrendelen van de por-
tieren en openen van de achterklep:
Gebruik de afstandsbediening of de 
mechanische sleutel. ( →Blz. 135, 141, 
453)
●Starten van het brandstofcelsysteem en 
wijzigen van de standen van het contact: 
→ Blz. 454
●Uitschakelen van het brandstofcelsysteem: 
→Blz. 182
■Ve r k l a r i n g
→ Blz. 522
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot 
beïnvloeding van elektronische 
apparatuur
●Mensen met geïmplanteerde pacema-
kers, CRT-pacemakers of geïmplan-
teerde hartdefibrillatoren moeten 
voldoende afstand bewaren tot de 
antennes van het Smart entry-systeem 
met startknop. ( →Blz. 142)
Radiogolven kunnen de werking van 
dergelijke apparatuur beïnvloeden. 
Indien nodig kan de instapfunctie wor-
den uitgeschakeld. Neem voor meer 
informatie over bijvoorbeeld de frequen-
tie van de radiogolven en de momenten 
waarop deze worden uitgezonden, con-
tact op met een erkende Toyota-dealer 
of hersteller/reparateur of een andere 
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige. Raadpleeg vervol-
gens uw arts om na te gaan of de 
instapfunctie moet worden uitgescha-
keld.
●Gebruikers van el ektrische medische 
apparatuur anders dan geïmplanteerde 
pacemakers, CRT-pacemakers en 
geïmplanteerde hartdefibrillatoren moe-
ten contact opnemen met de fabrikant 
van deze producten om te informeren of 
radiosignalen invloed uitoefenen op de 
werking van deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effec-
ten hebben op de werking van derge-
lijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige voor meer infor-
matie over het uitschakelen van de instap-
functie.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 146  Friday, November 6, 2020  11:27 AM