
2203-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
COROLLA_TMUK_EE
●De zoemer in het interieur klinkt onafge-
broken
■Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geacti-
veerd om te voorkomen dat de batterij van de 
elektronische sleutel en de accu leeg raken 
wanneer de auto gedurende langere tijd niet 
wordt gebruikt.
●In de volgende situaties kan het enige tijd 
duren voordat de portieren met het Smart 
entry-systeem met startknop ontgrendeld 
kunnen worden.
• De elektronische sleutel bevindt zich gedu- rende 2 minuten of langer binnen een 
afstand van 3,5 m van de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop is  gedurende 5 dagen of langer niet gebruikt.
●Als het Smart entry-systeem met startknop 
gedurende 14 dagen of langer niet is 
gebruikt, kunnen de portieren alleen via 
het bestuurdersportier worden ontgren-
deld. Houd in dat geval de greep van het 
bestuurdersportier vast of gebruik de 
afstandsbediening of de mechanische 
sleutel om de portieren te ontgrendelen.
■Energiebesparende functie voor de bat-
terij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is inge-
schakeld, loopt de batterij veel minder snel 
leeg omdat de ontvangst van radiogolven 
door de elektronische sleutel wordt gestopt.
Druk   twee keer in terwijl u   ingedrukt 
houdt. Ga na of het controlelampje van de 
elektronische sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop kan 
niet worden gebruikt als de energiebespaar-
modus is ingeschakeld. Druk op een van de 
toetsen van de elektronische sleutel om de 
functie te annuleren.
■Omstandigheden die de werking kun-
nen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop 
maakt gebruik van zwakke radiogolven. In de 
volgende situaties wordt de communicatie 
tussen de elektronische sleutel en de auto 
mogelijk beïnvloed, waardoor het Smart 
entry-systeem met startknop, de afstandsbe-
diening en de startblokkering niet goed wer-
ken. (Oplossingen: → Blz. 695)
●Wanneer de batterij van de elektronische 
sleutel leeg is
●In de buurt van een televisiezendmast, 
elektriciteitscentrale, tankstation, radiozen-
der, videowall, luchthaven of andere loca-
tie waar sterke radiogolven of 
elektromagnetische velden aanwezig zijn
●Als u een draagbare radio, mobiele tele-
foon, draadloze telefoon of een ander 
draadloos communicatiemiddel bij u draagt
●Wanneer de elektronische sleutel tegen 
een van de volgende metalen voorwerpen 
wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
• Kaarten met aluminiumfolie
• Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
• Metalen portemonnees of tassen
• Muntgeld
• Metalen handwarmers
• Media zoals CD's en DVD's
●Als er andere sleutels met afstandsbedie-
ning (die radiogolven uitzenden) in de 
buurt gebruikt worden
●Als u de elektronische sleutel bij u draagt 
samen met de volgende apparaten die 
radiogolven uitzenden
• De elektronische sleutel of een afstands- bediening van een andere auto die radio-
golven uitzendt
• Computers of pda's
• Digitale audioapparatuur
• Draagbare spelcomputers
●Als een metalen coating of metalen voor-
werpen aan de achterruit zijn bevestigd
SituatieCorrectieproce-
dure
Het contact werd in stand 
ACC gezet terwijl het 
bestuurdersportier 
geopend was (of het 
bestuurdersportier werd 
geopend terwijl het contact 
in stand ACC stond).
Zet het contact 
UIT en sluit het 
bestuurderspor-
tier.
Het contact stond UIT ter-
wijl het bestuurdersportier 
geopend was.Sluit het 
bestuurderspor-
tier.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 220  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

221
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Voordat u gaat rijden
COROLLA_TMUK_EE
●Wanneer de elektronische sleutel in de 
buurt van een batterijlader of elektronische 
apparaten wordt gehouden
●Wanneer de auto op een parkeerplaats 
voor betaald parkeren 
staat waar radiogol-
ven worden verzonden
Vergrendel/ontgrendel de portieren op een 
van de volgende manieren als de portieren 
niet vergrendeld/ontgrendeld kunnen worden 
met het Smart entry-systeem met startknop:
●Houd de elektronische sleutel dicht bij een 
van de voorportiergrepen en activeer de 
instapfunctie.
●Bedien de afstandsbediening.
Gebruik de mechanische sleutel als de por-
tieren niet kunnen worden vergrendeld/ont-
grendeld met de bovenstaande methoden. 
( → Blz. 696)
Raadpleeg Blz. 696 als de motor niet kan 
worden gestart met het Smart entry-systeem 
met startknop.
■Aanwijzing voor de instapfunctie
●Zelfs als de elektronis che sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, werkt het 
systeem in de volgende gevallen mogelijk 
niet juist:
• De elektronische sleut el bevindt zich te 
dicht bij de ruit of buitenportiergreep, te 
dicht bij de grond of te hoog als de portie-
ren worden vergrendeld of ontgrendeld.
• De elektronische sleut el ligt op het dash-
board, de bagageafdekking of de vloer, of 
in een portiervak of het dashboardkastje 
als de motor wordt gestart of de stand van 
de startknop wordt gewijzigd.
●Laat de elektronische sleutel niet boven op 
het dashboard of in de buurt van de por-
tiervakken liggen wanneer u de auto ver-
laat. Afhankelijk van de ontvangst van de 
radiogolven wordt door de antenne moge-
lijk waargenomen dat de sleutel zich buiten 
de auto bevindt en kunnen de portieren 
worden vergrendeld vanaf de buitenzijde, 
waardoor de elektronische sleutel moge-
lijk in de auto wordt opgesloten.
●Zolang de elektronisc he sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, kunnen de 
portieren door een willekeurige persoon 
worden vergrendeld en ontgrendeld. De 
auto kan echter alleen worden ontgrendeld 
via de portieren die  de elektronische sleu-
tel signaleren.
●Zelfs als de elektronische sleutel zich bui-
ten de auto bevindt, kan de motor mogelijk 
gestart worden als de elektronische sleutel 
zich in de buurt van de ruit bevindt.
●Als de sleutel zich binnen het ontvangstge-
bied bevindt en er een grote hoeveelheid 
water op de portiergreep terechtkomt (bij-
voorbeeld tijdens een zware regenbui of 
het wassen van de auto), kunnen de por-
tieren worden ontgrendeld of vergrendeld. 
(Als de portieren niet worden geopend en 
gesloten, worden deze na ongeveer 30 
seconden automatisch weer vergrendeld.)
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt 
om de portieren te vergrendelen terwijl de 
elektronische sleutel  zich in de nabijheid 
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de 
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendel- of ontgrendel-
sensor aanraakt terwijl u handschoenen 
draagt, worden de portieren mogelijk niet 
vergrendeld of ontgrendeld.
●Sommige uitvoeringen: Wanneer de ver-
grendelactie is uitgevoerd met de vergren-
delsensor, worden maximaal tweemaal 
achter elkaar identificatiesignalen getoond. 
Vervolgens worden geen identificatiesig-
nalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de 
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en 
ontgrendeld. Volg in dat geval de correctie-
procedure hieronder bij het wassen van de 
auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een  afstand van ten minste 2 meter van de 
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet 
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de  elektronische sleutel in om het Smart 
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. ( →Blz. 220)
●Als de elektronische sl eutel zich in de auto 
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er 
mogelijk een melding weergegeven op het 
multi-informatiedisplay en klinkt er een 
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle 
portieren om het alarm uit te schakelen.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 221  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

2223-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
COROLLA_TMUK_EE
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet 
goed wanneer deze in contact komt met 
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze 
nogmaals te bedienen.
●Het plotseling bedienen van de handgreep 
of het bedienen van de handgreep direct 
nadat u het effectieve bereik bent binnen-
gestapt, kan ontgrendeling van de portie-
ren belemmeren. Raak de 
ontgrendelsensor van het portier aan en 
controleer of de portieren worden ontgren-
deld voordat u opnieuw aan de portier-
greep trekt.
●Als er zich een andere elektronische sleu-
tel binnen het detectiegebied bevindt, is de 
reactietijd voor het ontgrendelen van de 
portieren nadat een portiergreep is vastge-
pakt, mogelijk langer.
■Als er gedurende langere tijd niet met 
de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen 
een afstand van 2 m van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop 
kan vooraf worden uitgeschakeld. 
( → Blz. 719)
●Het inschakelen van de energiebespaar-
modus van de elektroni sche sleutel helpt 
te voorkomen dat de sleutelbatterij leeg-
raakt. ( →Blz. 220)
■Voor een juiste bediening van het sys-
teem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij 
u hebt als u het systeem bedient. Houd de 
elektronische sleutel niet te dicht bij de auto 
als u het systeem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie 
waarin de elektronische sleutel wordt 
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet cor-
rect door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem we llicht niet juist 
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk 
afgaan of de functie die voorkomt dat de por-
tieren per ongeluk worden vergrendeld, werkt 
wellicht niet.)
■Als het Smart entry-systeem met start-
knop niet goed werkt
●Vergrendelen en ontgrendelen van de por-
tieren:  →Blz. 696
●Starten van de motor: → Blz. 696
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast 
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 719)
■Als het Smart entry-systeem met start-
knop is uitgeschakeld via de persoon-
lijke voorkeursinstellingen
●Vergrendelen en ontgrendelen van de por-
tieren: Gebruik de afstandsbediening of de 
mechanische sleutel. ( →Blz. 201, 696)
●Starten van de motor en wijzigen van de 
standen van het contact:  →Blz. 696
●Uitzetten van de motor:  →Blz. 311
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 222  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

327
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
■Automatische verticale koplampverstel-
ling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch gere-
geld op basis van het aant al passagiers in de 
auto en de mate van belading om verblinding 
van andere weggebruikers door de koplam-
pen te voorkomen.
■Energiebesparende functie
Om te voorkomen dat de accu van de auto 
ontladen raakt wanneer de lichtschakelaar in 
de stand   of   staat terwijl het con-
tact UIT wordt gezet, schakelt de energiebe-
sparende functie van de accu alle verlichting 
na ongeveer 20 minuten automatisch uit. 
Wanneer het contact AAN wordt gezet, wordt 
de energiebesparende functie uitgeschakeld.
Onder de volgende omstandigheden wordt 
de energiebesparende functie van de accu 
eenmaal uitgeschakeld en vervolgens weer 
geactiveerd. Alle verlichting gaat 20 minuten 
nadat de energiebesparende functie van de 
accu weer is geactiveerd automatisch uit:
●Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend
●Wanneer een portier wordt geopend of 
gesloten
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast 
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 719)
1 Druk bij ingeschakelde koplampen  de hendel van u af om het grootlicht 
in te schakelen.
Door de hendel weer in de middenstand te 
zetten, wordt het grootlicht weer uitgescha-
keld.
2
Trek de hendel naar u toe en laat 
deze meteen weer los om één keer 
met het grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de koplam-
pen in- of uitgeschakeld.
Dankzij dit systeem kunnen de koplam-
pen gedurende 30 seconden worden 
ingeschakeld wanneer het contact UIT 
staat.
Trek, nadat u het contact UIT hebt 
gezet, de hendel naar u toe en laat hem 
los terwijl de lichtschakelaar in de stand 
 staat.
De lichten doven onder de volgende 
omstandigheden:
 Het contact wordt AAN gezet.
 De lichtschakelaa r wordt ingescha-
keld.
 U trekt de lichtschakelaar naar u toe 
en laat hem los.
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de 
accu
Laat de verlichting niet langer branden dan 
noodzakelijk is als de motor niet draait.
Inschakelen van het grootlicht
Follow Me Home-systeem
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 327  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

339
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
*: Indien aanwezig
Door de schakelaar   te bedie-
nen werkt de achterruitenwisser als 
volgt:
1
 Intervalstand ruitenwissers
2  Normale stand ruitenwissers 3
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door de hendel naar voren te duwen treden 
de ruitenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwisser maakt automatisch een aan-
tal wisbewegingen nadat de sproeier in wer-
king is getreden.
■De achterruitenwisser en -sproeier kun-
nen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Als er geen vloeistof uit de ruitensproei-
ers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het 
reservoir aanwezig is en controleer als dat 
het geval is of de sproeierkop niet verstopt is.
■Aan het openen van de achterklep 
gekoppelde onderbreking van de wer-
king van de achterruitenwisser
Als de achterruitenwisser  in werking is en bij 
stilstaande auto de achterklep wordt 
geopend, wordt de werking van de achterrui-
tenwisser onderbroken om te voorkomen dat 
iemand in de buurt van de auto natgespetterd 
wordt. Als de achterklep wordt gesloten, 
wordt de werking van de achterruitenwisser 
hervat.
Achterruitenwisser en 
-sproeier*
Met de hendel kan de achterruiten-
wisser of ruitensproeier worden 
bediend.
OPMERKING
■Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de achter-
ruit droog is omdat de achterruit hierdoor 
beschadigd kan raken.
Bedieningsinstructies
OPMERKING
■Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar, aan-
gezien de sproeierpomp oververhit kan 
raken.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 339  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

429
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
Gebruik de bedienin
gstoetsen van het 
instrumentenpaneel om de functie in/uit 
te schakelen.
1 Druk op   of   om   te 
selecteren.
2 Druk op   of   om   te 
selecteren en druk vervolgens op 
.
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor opzij 
achter
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren 
geplaatst in respectievelijk de linker- en 
rechterzijde van de achterbumper. Houd u 
aan het volgende om ervoor te zorgen dat 
de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving 
ervan op de achterbumper te allen tijde 
schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan op 
de achterbumper vuil is of bedekt is met 
sneeuw, werkt de Blind Spot Monitor 
mogelijk niet en wordt er een waarschu-
wingsmelding ( →Blz. 417) weergegeven. 
Veeg in dat geval het vuil of de sneeuw 
weg en rijd gedurende ongeveer 10 minu-
ten met de auto terwijl aan de bedrijfscon-
dities voor de BSM-functie ( →Blz. 431) 
wordt voldaan. Laat de auto nakijken door 
een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige 
wanneer de waarschuwingsmelding niet 
verdwijnt.
●Bevestig geen accessoires, (doorzich-
tige) stickers, aluminium tape, enz. op 
een sensor of het omliggende gebied op 
de achterbumper.
●Stel de sensor en de omgeving ervan op 
de achterbumper niet bloot aan krach-
tige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt ver-
plaatst, werkt het systeem mogelijk niet 
goed meer en worden auto's mogelijk 
niet meer correct gesignaleerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto 
nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is  blootgesteld aan krachtige schokken.
• Als er krassen op of deuken in de omge- ving van de sensor aanwezig zijn of als 
een deel van de sensoren is losgeko-
men.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Breng geen wijzigingen aan de sensor 
of de omgeving ervan op de achterbum-
per aan.
●Neem contact op met een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als 
een sensor of de achterbumper moet 
worden verwijderd/geplaatst of vervan-
gen.
●Breng geen andere kleur lak dan een 
officiële Toyota-kleur aan op de achter-
bumper.
In-/uitschakelen van de Blind 
Spot Monitor
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 429  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

461
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
●Vangrails, muren, verkeersborden, gepar-
keerde auto's en vergelijkbare, stilstaande 
objecten
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, 
enz.
●Voertuigen die van de auto af bewegen
●Voertuigen die naderen vanuit parkeer-
ruimtes naast uw auto
●Objecten die zich zeer dicht bij een radar-
sensor bevinden
●Voertuigen die de auto van rechts of links 
achter de auto naderen met een snelheid 
van minder dan ongeveer 8 km/h
●Voertuigen die de auto van rechts of links 
achter de auto naderen met een snelheid 
van meer dan ongeveer 24 km/h
■PKSB-zoemer
Als de Parking Support Brake is ingescha-
keld en de remregeling wordt uitgevoerd, 
klinkt een zoemer om de bestuurder hierop te 
attenderen.
■Omstandigheden waaronder het sys-
teem mogelijk werkt, zelfs als er geen 
kans op een aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals de 
onderstaande, werkt de Parking Support 
Brake-functie (voor voertuigen die achter-
langs rijden) mogelijk zelfs als er geen kans 
op een aanrijding is.
●Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op een 
straat en er auto's over die straat rijden
●Wanneer een gesignaleerde naderende 
auto een bocht maakt
●Wanneer een voertuig uw auto van opzij 
passeert
●Wanneer de afstand tussen uw auto en 
metalen objecten, zoals een vangrail, 
muur, verkeersbord of geparkeerde auto, 
die mogelijk elektrisc he golven richting de 
achterzijde van de auto reflecteren, kort is
●Als er zich ronddraaiende objecten, zoals 
de ventilatoren van een airco-unit, in de 
buurt van de auto bevinden
●Als er water op de achterbumper spat of 
gespoten wordt, bijvoorbeeld van een 
sproeier
■Situaties waarin de Parking Support 
Brake-functie (voor voertuigen die ach-
terlangs rijden) mogelijk niet goed 
werkt
In bepaalde situaties, zoals de onderstaande, 
signaleren de radarsensoren een object 
mogelijk niet en werkt deze functie mogelijk 
niet goed
●Stilstaande objecten
●Wanneer een sensor of de omgeving van 
een sensor zeer heet of koud is
●Als de achterbumper is bedekt met bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of vuil
●Bij zware regenval of een andere oorzaak 
waardoor er veel water op de auto terecht-
komt
●Als de auto sterk naar één kant helt
●Als er uitrusting die een sensor kan hinde-
ren, zoals een sleepoog, bumperbescher-
mer (een extra beschermstrip, enz.), 
fietsendrager of sneeuwploeg, is geplaatst
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 461  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

491
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
Multi-informatiedisplay
Rijmodusselectieschakelaar
Beweeg de rijmodusselectieschakelaar naar 
voren of achteren om de gewenste rijmodus 
te selecteren op het multi-informatiedisplay.
1
Normale modus
Biedt een optimale balans tussen brandstof-
verbruik, laag geluidsniveau en dynamische 
prestaties. Geschikt voor normaal rijden.
2Sportmodus
Regelt de transmissie en de motor voor een 
snelle en krachtige acceleratie. In deze 
modus wordt ook het stuurgevoel gewijzigd, 
waardoor deze modus ges chikt is voor wan-
neer wendbaarheid is gewenst, bijvoorbeeld 
bij het rijden op zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus geselecteerd 
wordt, gaat de sportmodusindicator bran-
den.
Auto's met handgeschakelde transmissie: 
Wanneer de sportmodus wordt geselec-
teerd, wordt de iMT ingeschakeld. 
( → Blz. 318)
3 ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op  milieuvriendelijke 
wijze te accelereren en het brandstofver-
bruik te verlagen door een gematigde afstel-
ling van de smoorklep en door het regelen 
van de werking van de  airconditioning (ver-
warmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus geselecteerd 
wordt, gaat de ECO-rijmodusindicator bran-
den.
■Werking van de airconditioning in de 
ECO-rijmodus
De ECO-rijmodus regelt het verwarmen/koe-
len en de aanjagersnelheid van het airconditi-
oningsysteem om brandstof te besparen. 
Doe het volgende om de prestaties van de 
airconditioning te verbeteren:
●Schakel de ECO-rijmodus van de aircondi-
tioning uit (auto's me t automatische aircon-
ditioning) ( →Blz. 564)
●Wijzig de aanjagersnelheid ( →Blz. 557, 
562)
●Schakel de ECO-rijmodus uit
■Automatisch uitschakelen van de sport-
modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is 
gereden in de sportmodus, wijzigt de rijmo-
dus in de normale modus.
Rijmodusselectie-
schakelaar
De rijmodi kunnen worden gese-
lecteerd overeenkomstig de rijom-
standigheden.
Selecteren van een rijmodus
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 491  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM