
4904-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE
WAARSCHUWING
●De sensoren werken in de volgende 
situaties mogelijk niet goed, wat een 
ongeval tot gevolg kan hebben. Rijd met 
de nodige voorzichtigheid.
• Obstakels aan de zijkant kunnen niet  worden gesignaleerd totdat de scan van 
de zijkanten is voltooid. ( →Blz. 435)
• Zelfs nadat de scan van de zijkanten is  voltooid, kunnen obstakels zoals andere 
voertuigen, mensen of dieren die vanaf 
opzij naderen niet worden gesignaleerd.
• De sensor is bevroren (zodra de sensor  ontdooit, zal het systeem weer normaal 
werken).
Er wordt mogelijk een waarschuwings-
melding weergegeven bij zeer lage tem-
peraturen doordat de sensor is bevroren 
en hij daardoor mogelijk geen gepar-
keerde auto's signaleert.
• De sensor wordt geblokkeerd door  iemands hand.
• De auto staat erg schuin.
• Bij extreem hoge of lage temperaturen.
• Er wordt gereden op een golvende weg,  helling, grindweg, in een gebied waar 
het gras hoog is, enz.
• Er bevindt zich een bron van ultrasoon- golven in de buurt, zoals een claxon of 
sensoren van een ander voertuig, de 
motor van een motorfiets of de lucht-
remmen van een groot voertuig.
• Zware regenval of een andere oorzaak  waardoor er te veel water op uw auto 
terechtkomt.
• De hoek van de sensor wijkt mogelijk af  wanneer de ondersteuningsregeling 
start, zelfs wanneer er een geparkeerde 
auto op de beoogde parkeerplaats 
staat. Laat de auto nakijken door een 
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
• Monteer geen accessoires binnen het  detectiegebied van de sensor.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 490  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

493
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
■Trailer Sway Control
Helpt de bestuurder om de aanhangwa-
gen weer onder controle te krijgen door 
op afzonderlijke wielen remdruk uit te 
oefenen en het aandrijfkoppel te ver-
minderen wanneer wordt gesignaleerd 
dat de aanhangwagen slingert.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht 
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij 
het wegrijden met de auto of bij het 
accelereren op gladde wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de 
buitenkant van de bocht uitwijkt door 
remregeling uit te oefenen op de wielen 
aan de binnenzijde wanneer tijdens het 
rijden in een bocht wordt geprobeerd te 
accelereren
■Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achter-
uit rolt bij helling op wegrijden
■EPS (elektrische  stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om 
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren.
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt 
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten 
automatisch knipperen om het achter-
opkomende verkeer te waarschuwen.
■Secondary Collision Brake (indien 
aanwezig)
Als de airbagsensor een aanrijding sig-
naleert en het systeem in werking is, 
worden de remmen en remlichten auto-
matisch geregeld om de rijsnelheid te 
verlagen en te helpen de kans op ver-
dere schade ten gevolge van een 
tweede aanrijding te verkleinen.
■Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control in 
werking is
Het controlelampje Traction Control knippert 
wanneer de TRC/VSC/Trailer Sway Control 
in werking is.
■Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in mod-
der of sneeuw, kan het TRC-systeem het 
aandrijfvermogen van de motor naar de wie-
len beperken. Als u op   drukt om het 
systeem uit te schakelen, kunt u de auto 
waarschijnlijk gemakkelijker los krijgen door 
te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door   snel 
in te drukken en weer los te laten.
“Tractiecontrole UIT” wordt op het multi-infor-
matiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op   om het systeem 
weer in te schakelen.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 493  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

495
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
■Automatisch opnieuw inschakelen van 
de TRC, de Trailer Sway Control en het 
VSC-systeem
Als de TRC, de Trailer Sway Control en het 
VSC-systeem zijn uitgeschakeld, worden 
deze automatisch opnieuw ingeschakeld in 
de volgende situaties:
●Als het contact UIT wordt gezet
●Als alleen het TRC-systeem wordt uitge-
schakeld, wordt de TRC weer ingescha-
keld zodra de rijsnelheid toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem 
is uitgeschakeld, worden deze niet auto-
matisch weer ingeschakeld als de rijsnel-
heid toeneemt.
■Werkingsvoorwaarden van de Active 
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het volgende 
zich voordoet.
●De TRC/VSC kan in werking treden
●De bestuurder probeert tijdens het rijden in 
een bocht te accelereren
●Het systeem signaleert dat de auto naar de 
buitenkant van de bocht uitwijkt
●Het rempedaal wordt losgelaten
■Gereduceerde bekrachtiging door het 
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het 
EPS-systeem wordt gereduceerd om het sys-
teem tegen oververhitting te beschermen als 
er gedurende langere tijd veel stuurbewegin-
gen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de 
besturing zwaar aanvoelen. Draai, als dat het 
geval is, niet overmatig aan het stuur of 
breng de auto tot stilstand en schakel de 
motor uit. Het EPS-systeem moet binnen 10 
minuten weer normaal werken.
■Voorwaarden voor werking noodstop-
signaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 
km/h
●Het systeem oordeelt op basis van de 
deceleratie van de auto dat het om een 
noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende 
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingescha-
keld.
●Het systeem oordeelt op basis van de 
deceleratie van de auto dat het niet om 
een noodstop gaat.
■Werkingsvoorwaarden Secondary Colli-
sion Brake (indien aanwezig)
Het systeem werkt als de airbagsensor een 
aanrijding signaleert terwijl de auto in bewe-
ging is.
Het systeem werkt echter niet onder de vol-
gende omstandigheden.
●De rijsnelheid is lager dan 10 km/h.
●Er zijn componenten beschadigd
■Automatisch uitschakelen Secondary 
Collision Brake (indien aanwezig)
Het systeem wordt automatisch uitgescha-
keld in een van de volgende situaties.
●De rijsnelheid wordt lager dan ongeveer 10 
km/h
●Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens de 
werking
●Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
WAARSCHUWING
■Het ABS werkt niet effectief als
●De maximale grip van de banden over-
schreden wordt (bijvoorbeeld versleten 
banden op een weg die bedekt is met 
sneeuw).
●Er sprake is van aquaplaning bij hoge 
snelheid op een nat of glad wegdek.
■De remweg met ABS in werking kan 
langer zijn dan onder normale 
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg 
van de auto te verkorten. Houd altijd vol-
doende afstand tot uw voorligger, met 
name in de volgende gevallen:
●Als wordt gereden op wegen met grind, 
zand en dergelijke, of op besneeuwde 
wegen
●Als wordt gereden met sneeuwkettingen
●Als wordt gereden op slechte wegen
●Als wordt gereden over wegen met 
diepe gaten of andere grote oneffenhe-
den
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 495  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

497
4
4-6. Rijtips
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
4-6.Rijtips
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn 
voor winterse omstandigheden.
• Motorolie
• Koelvloeistof
• Ruitensproeiervloeistof
Laat de toestand van de accu con-
troleren door een monteur.
 Laat vier winterbanden onder uw 
auto monteren of schaf een set 
sneeuwkettingen voor de voorwielen 
aan.
Controleer of alle banden dezelfde maat 
hebben en van hetzelfde merk zijn en con-
troleer of de sneeuwkettingen geschikt zijn 
voor de bandenmaat van uw auto.
Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de 
winter de noodzakelijke voorberei-
dingen en voer de benodigde con-
troles uit. Pas uw rijgedrag altijd 
aan de actuele weersomstandighe-
den aan.
Voorbereidingen voor de 
winter
WAARSCHUWING
■Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beper-
ken de volgende voorzorgsmaatregelen in 
acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over 
het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel 
kan ontstaan.
●Gebruik banden met de voorgeschreven 
maat.
●Zorg ervoor dat de bandenspanning aan 
de specificatie voldoet.
●Rijd niet harder dan de toegestane snel-
heid of harder dan de snelheidslimiet 
die geldt voor de gebruikte winterban-
den.
●Monteer winterbanden op alle wielen.
■Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beper-
ken de volgende voorzorgsmaatregelen in 
acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig 
letsel het gevolg zijn.
●Rijd niet harder dan de maximaal toege-
stane snelheid voor de gebruikte 
sneeuwkettingen of niet harder dan 50 
km/h, afhankelijk van welke snelheid de 
laagste is.
●Vermijd het rijden over slechte wegdek-
ken en over gaten.
●Vermijd plotseling accelereren, abrupte 
stuuracties, plotseling remmen en scha-
kelhandelingen die een plotselinge 
motorremwerking veroorzaken.
●Minder uw snelheid alvorens een bocht 
aan te snijden zodanig, dat u zeker weet 
dat de auto bestuurbaar blijft.
●Gebruik het LTA-systeem (Lane Tracing 
Assist) niet. (indien aanwezig)
●Gebruik het LDA-systeem (Lane Depar-
ture Alert met stuurregeling) niet. (indien 
aanwezig)
OPMERKING
■Repareren of vervangen van winter-
banden (auto's met bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem)
Laat winterbanden repareren of vervangen 
door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren 
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige 
of door een bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winter-
banden heeft namelijk invloed op de wer-
king van de bandenspanningssensoren en 
-zenders.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 497  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

499
4
4-6. Rijtips
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
Gebruik de juiste maat sneeuwkettin-
gen.
De maat van de sneeuwkettingen is 
afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting (diameter 3 mm)
Zijketting (breedte 10 mm)
Zijketting (lengte 30 mm)
Dwarsketting (diameter 4 mm)
Dwarsketting (breedte 14 mm)
Dwarsketting: (lengte 25 mm) De wetgeving met betrekking tot het 
gebruik van sneeuwkettingen verschilt 
per land en per soort weg. Stel u op de 
hoogte van lokale voorschriften alvo-
rens sneeuwkettingen te monteren.
■Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in 
acht bij het monteren en verwijderen van 
sneeuwkettingen:
●Monteer en verwijder de sneeuwkettingen 
op een veilige locatie.
●Monteer de sneeuwkettingen uitsluitend op 
de voorwielen. Gebruik geen sneeuwket-
tingen om de achterwielen.
●Plaats de sneeuwkettingen zo strak moge-
lijk om de voorwielen. Zet de sneeuwkettin-
gen na 0,5 - 1 km opnieuw vast.
●Monteer de sneeuwkettingen volgens de 
meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Kiezen van sneeuwkettingenWetgeving met betrekking 
tot het gebruik van 
sneeuwkettingen
OPMERKING
■Monteren van sneeuwkettingen 
(auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn, 
werken de bandenspanningssensoren en 
-zenders mogelijk niet goed.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 499  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

595
7
7-1. Onderhoud en verzorging
Onderhoud en verzorging
COROLLA_TMUK_EE
WAARSCHUWING
■Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de motorruimte 
komt. Anders kunnen de elektrische com-
ponenten, enz. vlam vatten.
■Bij het wassen van de voorruit 
(auto's met ruitenwissers met regen-
sensor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand 
OFF. Als de ruitenwisserschakelaar in de 
stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in de volgende gevallen onverwacht 
in werking treden. Hierdoor kunnen uw 
handen bekneld raken en kunt u ernstig 
letsel oplopen, en hierdoor kunnen de rui-
tenwisserbladen beschadigd raken.
Uit
AUTO
●Wanneer het bovenste deel van de 
voorruit waar de regensensor is 
geplaatst met de hand wordt aangeraakt
●Wanneer een natte doek of iets derge-
lijks in de buurt van de regensensor 
wordt gehouden
●Als iets tegen de voorruit stoot
●Als u het regensensorhuis aanraakt of 
als iets in aanraking komt met de regen-
sensor
■Voorzorgsmaatregelen met betrek-
king tot de uitlaatpijp
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaat-
pijp tamelijk heet wordt.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaat-
pijp niet aan totdat deze voldoende is 
afgekoeld, aangezien het aanraken van 
een hete uitlaatpijp brandwonden kan ver-
oorzaken.
■Voorzorgsmaatregelen met betrek-
king tot de achterbumper met de 
Blind Spot Monitor (indien aanwezig)
Als de lak van de achterbumper is geschil-
ferd of bekrast, kan een storing optreden 
in het systeem. Neem, als dit gebeurt, con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of 
hersteller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
OPMERKING
■Aantasting van de lak en corrosie 
van de carrosserie en onderdelen 
(lichtmetalen velgen, enz.) voorko-
men
●Was de auto zo spoedig mogelijk:
• Na het rijden in een kustgebied
• Na het rijden over gepekelde wegen
• Als er zich teer of boomsappen op de  lak bevinden
• Als er zich dode insecten, insecten- of  vogelpoep op de lak bevinden
• Na het rijden in gebieden waar sprake is  van veel rook, stof,  ijzerdeeltjes of che-
mische stoffen
• Als de auto erg vuil is geworden van stof  of modder
• Als er brandstof op de lak is gemorst
●Als de lak is geschilferd of bekrast, laat 
deze dan direct herstellen.
●Verwijder vuil van de velgen en berg ze 
op een droge plaats op om te voorko-
men dat de velgen tijdens de opslag 
gaan corroderen.
■Schoonmaken van de verlichting aan 
de buitenzijde
●Was deze met de nodige voorzichtig-
heid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met 
een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen 
beschadigen.
●Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 595  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

5967-1. Onderhoud en verzorging
COROLLA_TMUK_EE
 Verwijder vuil en stof met een stof-
zuiger. Veeg vuile oppervlakken 
schoon met een in lauw water 
gedompelde doek.
 Als het vuil niet kan worden verwij-
derd, verwijder het dan met een 
zachte doek met water met onge-
veer 1% reinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het reini-
gingsmiddel en water grondig met 
een schone, vochtige doek.
■Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op 
schuimbasis in de handel verkrijgbaar. 
Gebruik een spons of een borstel om het 
schuim aan te brengen. Wrijf met elkaar over-
lappende cirkels. Gebruik geen water. Veeg 
vuile oppervlakken schoon en laat ze drogen. 
Het beste resultaat wordt verkregen als de 
vloerbedekking zo droog mogelijk wordt 
gehouden.
■Omgaan met de veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een 
mild sop, lauw water en een doek of spons. 
Controleer ook de gordels regelmatig op 
overmatige slijtage, rafels en scheuren.
OPMERKING
■Voorkomen van beschadiging van de 
ruitenwisserarmen voor
Trek eerst de ruitenwisserarm aan de 
bestuurderszijde omhoog en daarna die 
aan de passagierszijde. Begin, als u de 
ruitenwisserarmen weer in hun oorspron-
kelijke stand terugzet, aan de passagiers-
zijde.
■Wassen in een wasstraat (auto's met 
ruitenwissers met regensensor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand 
OFF. Als de ruitenwisserschakelaar in 
stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in werking treden waardoor de ruiten-
wisserbladen beschadigd kunnen raken.
■Reinigen met een hogedrukreiniger
●Auto's met Rear View Monitor-systeem: 
Stel de camera of de omgeving ervan tij-
dens het wassen van de auto niet bloot 
aan sterke waterstralen uit een hoge-
drukreiniger. Door de kracht van de 
waterstralen werkt het apparaat moge-
lijk niet goed meer.
●Houd de sproeierkop uit de buurt van 
hoezen (rubberen of kunststof afdekkin-
gen), stekkers of de volgende onderde-
len. Wanneer onderdelen in aanraking 
komen met sterke waterstralen, kunnen 
ze beschadigd raken.
• Aan tractie gerelateerde onderdelen
• Onderdelen stuurinrichting
• Onderdelen wielophanging
• Onderdelen remsysteem
●Houd de sproeierkop op ten minste 30 
cm van de carrosserie. Anders kunnen 
kunststof delen, zoals lijsten en bum-
pers, vervormd of beschadigd raken. 
Houd de sproeierkop ook niet de hele 
tijd op dezelfde plek.
●Spuit niet continu met water op het 
onderste gedeelte van de voorruit. Daar 
bevindt zich de luchtinlaatopening voor 
de airconditioning en als daar water 
doorheen komt, werkt de airconditioning 
mogelijk niet goed.
Reinigen en beschermen 
van het interieur van uw 
auto
Reinig de onderdelen en materia-
len op de daarvoor juiste wijze.
Beschermen van het interieur
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 596  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

6147-3. Zelf uit te voeren onderhoud
COROLLA_TMUK_EE 
Auto's zonder een volwaardig reser-
vewiel
Vo o r
Auto's met een volwaardig reserve-
wielVo o r
Toyota beveelt aan om de banden ongeveer 
elke 10.000 km van plaats te wisselen om 
een gelijkmatig slijtagepatroon en een lan-
gere levensduur van de banden te verkrij-
gen.
Uw auto is uitgerust met een banden-
spanningswaarschuwingssysteem dat 
gebruikmaakt van bandenspannings-
sensoren en -zenders om een lage 
bandenspanning te signaleren voordat 
deze tot problemen leidt. Als de bandenspanning onder een 
bepaalde waarde komt, wordt de 
bestuurder door middel van een waar-
schuwingslampje gewaarschuwd. 
(→Blz. 657)
■Periodieke controle van de banden-
spanning
Het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem vervangt de periodieke controle van de 
bandenspanning niet. Controleer daarom ook 
zelf regelmatig de bandenspanning.
■Situaties waarin het bandenspannings-
waarschuwingssysteem mogelijk niet 
goed werkt
●Onder de volgende omstandigheden werkt 
het bandenspanningsw aarschuwingssys-
teem mogelijk niet goed.
• Als er niet-originele Toyota-velgen zijn  gemonteerd.
• Er is een band vervangen door een exem- plaar dat niet overeenkomt met de 
OE-specificaties (O riginal Equipment).
• Er is een band vervangen door een exem- plaar dat niet de voorgeschreven maat 
heeft.
• Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
• Er is een run-flat band met ondersteu- nende ring gemonteerd.
• Als de ruiten zijn voorzien van een coating  die de ontvangst van de radiografische sig-
nalen nadelig beïnvloedt.
• Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs,  vooral bij de wielen of de wielkasten.
• Als de bandenspanning aanzienlijk hoger  is dan de voorgeschreven waarde.
• Als er banden zonder bandenspannings- sensoren en -zenders worden gebruikt.
• Als de identificatiecode op de banden- spanningssensoren en -zenders niet is 
geregistreerd in de bandenspanningswaar-
schuwingssysteem-ECU.
●In de volgende situaties kunnen de presta-
ties worden beïnvloed.
• In de buurt van een televisiezendmast,  elektriciteitscentrale,  tankstation, radiozen-
der, videowall, luchthaven of andere loca-
tie waar sterke radiogolven of 
elektromagnetische velden aanwezig zijn.
• Als u een draagbare radio, mobiele tele- foon, draadloze telefoon of een ander 
draadloos communicatiemiddel bij u 
draagt.
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem 
(indien aanwezig)
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 614  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM