160
Rijden
transmissie schakelt 4 seconden na het voltooien
van de manoeuvre naar stand P.
–
W
anneer u een parkeerplek verlaat, schakelt
de transmissie naar stand
N als de manoeuvre is
voltooid. Met een melding en symbolen wordt de
bestuurder aangespoord de controle over de auto
over te nemen.
De transmissie schakelt automatisch naar stand P
als de bestuurder binnen 30 seconden geen actie
onderneemt.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats
voorstellen (parkeerverbod, wegwerkzaamheden
met beschadigd wegdek, parkeerplaats naast een
greppel, enz.).
–
Het system kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar biedt deze niet als mogelijkheid
aan omdat door een vast obstakel aan de
tegenoverliggende zijde van de manoeuvre de auto
de voor de parkeermanoeuvre vereiste koers niet
kan volgen.
–
Het systeem kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet, omdat
de breedte van de rijbaan onvoldoende is.
–
Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren
van parkeermanoeuvres op een steile helling of in
een scherpe bocht.
–
Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd
worden door obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels enz.) of te dun (bomen, palen,
draadhekken enz.) zijn.
– De werking van het systeem kan negatief worden
beïnvloed door een onjuiste bandenspanning.
–
Als de auto zwaar beladen is, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende omgevingsomstandigheden:
–
Langs een zachte berm (greppel), kade of een
rand van een afgrond.
–
Bij een glad wegdek (ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de volgende situaties zich voordoet:
–
Als de bandenspanning van een band te laag
is.
–
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
Als een van de camera's defect is.
–
Als de remlichten niet werken.
Gebruik de functie niet wanneer de auto is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–
W
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
–
Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
–
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
– Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
–
Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten
het PEUGEOT-dealernetwerk,
–
Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit controlelampje tijdelijk en klinkt er een
geluidssignaal om een storing in de Full Park
Assist
aan te geven.
Als de storing tijdens het gebruik optreedt, gaat het
controlelampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich voordoet tijdens het gebruik van het Full Park
Assist-systeem (dit waarschuwingslampje gaat
branden), dan wordt de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging gaat dit waarschuwingslampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie met een melding.
Zet de auto stil. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
186
Praktische informatie
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof
kunnen lekken, met kans op schade aan het
instrumentenpaneel en de bedieningselementen
op het dashboard en de middenconsole. Wees
altijd voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
andere displays door ze voorzichtig met een
zachte, droge doek af te vegen. Gebruik geen
producten (zoals alcohol of desinfectiemiddelen)
of zeepwater direct op deze oppervlakken - kans
op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten, oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in de
lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
► Bij een AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in de
vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-
reservoir met te veel vloeistof vult:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor het
eerst afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is,
wat wordt bevestigd met de melding
" Vul
AdBlue
bij: Starten niet mogelijk", dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de auto in de
vrijloopstand worden gezet (bijvoorbeeld bij slepen,
op een testbank, in een automatische wasstraat
(wasstand), of bij transport per trein of over zee).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de
motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
Zet het contact weer aan.
► Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand N te bevestigen.
►
Druk het rempedaal in en duw op de knop om de
parkeerrem uit te schakelen.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,
schakelt de transmissie stand P in; u moet de
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor .
Keyless Entry and Start
Trap het rempedaal niet in terwijl u het
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel doet,
start de motor waardoor u de procedure opnieuw
moet uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang
achterklep) uit.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt,
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm
van de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
257
Event Data Recorders (EDR)
12Event Data Recorders
(EDR)
Er zijn elektronische regeleenheden in uw auto
gemonteerd. Regeleenheden verwerken gegeven
die, bijvoorbeeld, afkomstig zijn van autosensoren
of die de regeleenheden zelf aanmaken of
onderling uitwisselen. Sommige regeleenheden
zijn vereist voor een veilige werking van uw auto,
andere bieden ondersteuning tijdens het rijden
(bestuurdersondersteuningssystemen) of verzorgen
comfort- of infotainmentfuncties.
Hieronder volgt algemene informatie over
gegevensverwerking in de auto. U vindt extra
informatie over welke specifieke gegevens worden
geüpload, opgeslagen en doorgegeven aan derden
en voor welke doeleinden in uw auto onder het
trefwoord Gegevensbescherming gekoppeld
aan de verwijzingen voor de desbetreffende
functionele eigenschappen in de desbetreffende
gebruikershandleiding of in de algemene
verkoopvoorwaarden. U kunt deze ook online inzien.
Bedieningsgegevens in de
auto
Regeleenheden verwerken gegevens voor
bediening van de auto.
Dergelijke gegevens omvatten, bijvoorbeeld:
–
statusinformatie over de auto (bijv
.snelheid,
vertraging, dwarsversnelling, onderling verwisselen
van wielen, schermpje "veiligheidsgordels
omgedaan") –
omgevingsomstandigheden (bijv
. temperatuur,
regensensor, afstandssensor)
In de regel zijn dergelijke gegevens van
voorbijgaande aard en worden ze niet langer
dan een bedrijfscyclus opgeslagen en alleen aan
boord van de auto zelf verwerkt. Vaak maken
regeleenheden gebruik van gegevensopslag (zo
ook de autosleutel). Dit om tijdelijke of permanente
opslag mogelijk te maken met betrekking tot de
autoconditie, de belasting van componenten, de
onderhoudsvereisten en technische gebeurtenissen
en storingen.
Afhankelijk van de technische uitrustingsniveaus
worden de volgende gegevens opgeslagen:
–
bedieningsstatus van systeemcomponenten (bijv
.
vloeistofpeil, bandenspanning, accustatus)
–
storingen en gebreken in belangrijke
systeemcomponenten (bijv. verlichting, remmen)
–
systeemreacties in bepaalde rijsituaties (bijv
.
triggering van een airbag, activering van de
stabiliteitsregelingen)
–
informatie over gebeurtenissen die tot schade aan
de auto hebben geleid
–
bij elektrische voertuigen het oplaadniveau in de
hoogspanningsaccu, geschatte actieradius
In speciale gevallen (bijv. als de auto een storing
heeft gedetecteerd), moeten mogelijk gegevens
worden opgeslagen die anders vluchtig van aard
zijn.
Wanneer u gebruikmaakt van diensten (bijv.
reparatie, onderhoud), zijn de bedieningsgegevens
samen met het chassisnummer uit te lezen en
waar nodig te gebruiken. Personeel werkzaam binnen het servicenetwerk (bijv. garages,
fabrikanten) of derden (bijv. pechhulpverleners)
kunnen de gegevens uitlezen aan de auto.
Hetzelfde geldt voor garantiewerkzaamheden en
kwaliteitsborgingsmaatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitgelezen in de auto
via de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics)
zoals wettelijk voorgeschreven. De uitgelezen
bedieningsgegevens documenteren de technische
conditie van de auto of afzonderlijke componenten
en helpen om storingen op te sporen, te voldoen aan
garantievoorwaarden en de kwaliteit te verhogen.
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, technische
gebeurtenissen, bedieningsfouten en andere
storingen, worden samen met het chassisnummer
doorgegeven aan de fabrikant, als dat nodig mocht
zijn. De fabrikant is tevens onderworpen aan
productaansprakelijkheid. De fabrikant gebruikt
mogelijk ook bedieningsgegevens van auto's nodig
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook
worden gebruikt ter controle van garantieclaims van
klanten.
Storingscodegeheugens in de auto kunnen worden
gereset door een servicebedrijf in het kader van
onderhoud of reparatie of op uw verzoek.
Comfort- en
infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke instellingen
kunnen worden opgeslagen in de auto en te allen
tijde worden gewijzigd of gereset.
265
Trefwoordenregister
Resetten van het traject 23
Richtingaanwijzers
73, 197–199, 198
Rijadviezen
8, 104–105
Rijden
46–47, 104–105
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
122
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
121
Rijstanden
115–116
Rijstrookcontrolesystemen
85
Rijverlichting
72, 75
Roetfilter
182
Ruitensproeier achter
79
Ruitensproeiers
79
Ruitensproeiers vóór
79
Ruitenwisser achter
79
Ruitenwisserbladen (vervangen)
80
Ruitenwisserbladen vervangen
80
Ruitenwissers
78, 81
Ruitenwisserschakelaar
78–79, 81
Ruitenwissers vóór
79, 81
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
49–50
SCR (Selective Catalytic Reduction)
21, 184
SCR-systeem
21, 184
Selectiehendel
110–114
Sensoren (waarschuwingen)
122
Serienummer auto
215
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
189–192
Sfeerverlichting
66
Signalering onoplettendheid 141–142
Sjorogen
67, 71
Skiluik
66
Slepen
205–207
Slepen van de auto
205–206
Slepen van een auto
205, 207
Sleutel
28, 30, 32–33
Sleutel met afstandsbediening
28, 105
Sleutel niet herkend
107
Smartphone
27, 63
SMS
251
Sneeuwkettingen
120, 177–178
Sneeuwscherm
177
Snelheidsbegrenzer
125–127, 130
Snelheidslimietherkenning
123–124
Snelheidsregelaar
125, 128–130
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning
125
Snelmenu's
25
Spaarfase
178
Sport-stand
116–117
Starten
200
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
162
Starten / Stoppen van de auto
105
Starten van de auto
106, 110–113
Starten van de motor
105–106
Stickers
187
Stickerset
187
Stilzetten van de auto
106, 110–113
Stoelen achter ~ Achterbank
52–54, 93
Stoelen verstellen
47–49
Stoelverwarming
49–50Stop & Start 24, 55, 58, 118–119,
162, 178, 182, 202
Streaming audio Bluetooth
223, 248
Stuurkolomschakelaars
110–112
Stuurwiel (verstellen)
50
Supervergrendeling
29, 31
Synchroniseren afstandsbediening
34
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
34
T
Tankbeveiliging 163–164
Technische gegevens
209, 211–213
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau
162
Telefoon
225–227, 248–251
Teller
10, 122
Temperatuurregeling
56
Terugwinnen van energie
21, 114
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
190, 192
Tijd instellen
228, 253
TMC (verkeersinformatie)
240
Toerenteller
10
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
56, 58
Top Tether (bevestiging)
97
Touchscreen
24, 26, 60
Tractiebatterij opladen (plug-in
hybride)
21, 164, 171–173
Tractiebatterij (plug-in hybride)
22, 164–165, 171
Trailer Stability Management (TSM)
87
266
Trefwoordenregister
Trekhaak 87, 173
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning 125–126
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
90, 94–95
USB
222, 224, 243, 247
USB-aansluiting
62, 66, 222, 224, 243, 247
USB-poort
222, 247
V
Veiligheidsgordels 87–88, 95
Veiligheidsgordels achter
88
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
90, 92–101
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen)
90, 92–101
Ventilatie
54, 59–60
Ventilatieroosters
54
Verbonden apps
244
Verbruikscijfers
26
Vergrendelen
29–31
Vergrendeling portieren ~ Portieren
vergrendelen
34–35
Vergrendeling van binnenuit
34
Vering met variabele demping
11 5
Verkeersinformatie (TMC)
240
Verklikkerlampje READY
179
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
12
Verklikkerlampjes ~
Waarschuwingslampjes
12, 22
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
88
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel
(lampje)
88
Verlichting bagageruimte ~
Bagageruimteverlichting
71
Verlichting met Full LED-technologie
74, 77, 197
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting
73, 197
Vermogen
21
Vermogensmeter (plug-in hybride)
9, 10, 21
Verversen
180
Vervoer van lange voorwerpen ~ Lange
voorwerpen vervoeren
66
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
182
Verwarming
54, 59–60
Video
247
Vierwielaandrijving (4WD)
117, 178
Visiopark 1
151
Visiopark 1 - Visiopark 2
150, 152
Voorruitverwarming
58
Voorstoelen
47–49
Voorverwarming/-koeling interieur (plug-in
hybride)
26, 60
W
Waarschuwing kans op aanrijding 138–140
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
141–142
Waarschuwing vergeten verlichting
72
Wallbox (plug-in hybride)
166–167, 172
Wassen 122
Wassen (adviezen)
165, 186–187
Webbrowser
240, 244
Wiel demonteren
194–195
Wiel monteren
194–195
Wielophanging
184
Wiel verwisselen
189, 193
WiFi-netwerkverbinding
245
Window-airbags
91–92
Z
Zekeringen 199
Zekeringen vervangen
199
Zicht
58
Zicht naar voren 180°
152
Zij-airbags
90–91
Zijspots
75
Zonneklep
61
Zonnescherm
43–45
Zonnesensor
54
Zuinig rijden
8