19
Instrumentenpaneel
1– Motorolieniveau.
– Onderhoudsinterval.
–
Bandenspanning.
–
Actieradius van de
AdBlue voor het SCR-
systeem (BlueHDi-dieselmotor).
–
Actuele waarschuwingen.
Deze informatie verschijnt ook
automatisch elke keer wanneer u het
contact aanzet.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilometerstand
van de auto aan.
Als het contact is aangezet, wordt altijd de
totale afstand weergegeven. Deze waarde
wordt nog 30 seconden na het afzetten van het
contact weergegeven. Ook wordt deze waarde
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend, en als de auto wordt vergrendeld of
ontgrendeld.
Voor reizen in het buitenland kan de
eenheid van de afstand (km of mijl)
worden aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële eenheid
van het land (km/h of mph).
U kunt bij stilstaande auto deze eenheid
wijzigen via het configuratiemenu van het
scherm.
Dimmer verlichting
Met dit systeem kan de lichtsterkte van het
middelste scherm (en in het donker het
instrumentenpaneel) handmatig worden
aangepast.
Met PEUGEOT Connect
Radio
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Lichtsterkte".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen
te drukken of de cursor te verplaatsen.
De instellingen worden direct toegepast.
►
Druk buiten het instellingenvenster op het
scherm om af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Dark".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Schermconfig.".
►
Selecteer het tabblad " Lichtsterkte
".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen
te drukken of de cursor te verplaatsen.
► Druk op deze toets om op te slaan en
af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Boordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius,
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid enz.).
Weergave van informatie op
het instrumentenpaneel
De gegevens van de boordcomputer worden
permanent weergegeven als de weergavemodus
PERSOONLIJK is geselecteerd.
Druk bij alle andere weergavemodi op het
uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om deze
informatie tijdelijk op een specifiek scherm weer
te geven.
Weergave van de verschillende tabbladen
102
Rijden
Activeren van het programma Driver Sport
Pack wordt niet aanbevolen in de volgende
situaties:
–
het
ASR-systeem is uitgeschakeld
–
Het minimumniveau van de brandstofvoorraad
is bereikt
–
Het minimumniveau van de
AdBlue-voorraad
is bereikt
Bij aangekoppelde aanhanger heeft het
indrukken van deze toets geen effect.
Druk op het voorste deel van de toets om Driver
Sport Pack te activeren. Het bijbehorende
lampje gaat branden.
Druk nogmaals op deze schakelaar om de
functie te deactiveren. Het controlelampje gaat
uit.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het Driver Sport Pack.
Eco-stand
Door deze stand te activeren wordt het
brandstofverbruik verlaagd door de werking
van de verwarming en airconditioning, en (afhankelijk van de uitvoering) de pedalen, de
automatische transmissie en de schakelindicator
te optimaliseren.
Bij een benzinemotor wordt het in de "vrijloop"
zetten van de auto aangemoedigd, zodat de auto
vaart mindert zonder op de motor af te remmen.
Inschakelen/uitschakelen
► U kunt deze stand in- of uitschakelen door op
deze toets te drukken.
Het lampje brandt als het systeem is
ingeschakeld.
Storing in de transmissie
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100
km/u, waar dat is
toegestaan.
De transmissie gaat over op het
noodprogramma: de transmissie wordt
geblokkeerd in de derde versnelling van stand
D, de schakelflippers werken niet meer en stand
M kan niet meer worden gebruikt. U kunt een
hevige schok voelen als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld. Dit is niet schadelijk voor de
transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Rijd voorzichtig.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de lampjes van de
selectiehendel niet meer branden, maar wordt
de status van de transmissie nog wel op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een melding.
Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Driver Sport Pack
Dit pakket beïnvloedt:
– de visuele sfeer , met specifieke
achtergrondverlichting in het
instrumentenpaneel;
–
het motorgeluid;
– de stuurbekrachtiging;
– de acceleratie:
– Schakelen met de automatische transmissie.
Deze functie is alleen beschikbaar als
Park Assist niet is geselecteerd en als de
stand Sneeuw van de automatische
transmissie niet is geselecteerd.
Als Park Assist wordt ingeschakeld, wordt
deze functie automatisch uitgeschakeld.
Bij auto's met een automatische
transmissie verloopt het schakelen
sneller.
Het inschakelen van Driver Sport Pack
werkt net als het programma Sport bij de
bediening van de transmissie.
Activering
104
Rijden
– de achteruitversnelling in te schakelen.
Stop & Start
De Stop & Start-functie zet de motor tijdelijk
af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch
opnieuw gestart (START-stand) als u weer weg
wilt rijden.
De functie is hoofdzakelijk ontworpen
voor stadsverkeer en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
De functie heeft geen invloed op de werking van
belangrijke functionaliteiten van de auto, zoals
met name het remsysteem.
Uitschakelen/weer inschakelen
De functie wordt standaard ingeschakeld als
het contact wordt aangezet.
De functie uit-/inschakelen:
Met de dashboardtoets
► Druk op de toets.
Een melding in het instrumentenpaneel bevestigt
de gewijzigde status.
W
anneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat
het oranje controlelampje branden; als de motor
door de functie was gestopt, wordt deze direct
gestart.
Met de toets van het touchscreen
Deze functie kan via het menu
Rijverlichting /Auto op het touchscreen
worden ingesteld.
Een melding op het instrumentenpaneel
bevestigt de gewijzigde status.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld en de
motor door de functie was gestopt, wordt deze
direct gestart.
Bijbehorend controlelampje
Functie geactiveerd.
Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd
uit als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
opnieuw starten van de motor te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
rijadviezen, met name over het rijden op
overstroomde wegen.
Werking
Belangrijkste voorwaarden voor gebruik
– De deur aan bestuurderszijde moet zijn
gesloten.
–
De veiligheidsgordel van de bestuurder moet
zijn vastgemaakt.
–
Het laadniveau van de accu moet voldoende
zijn.
–
De temperatuur van de motor moet binnen het
nominale werkingsbereik liggen.
–
De buitentemperatuur moet tussen 0 °C en 35
°C liggen.
De motor in stand-by (STOP-modus)
zetten
De stand-bystand van de motor wordt
automatisch ingeschakeld als de bestuurder
aangeeft dat hij gaat stoppen.
–
Als u
bij een handgeschakelde
versnellingsbak bij een snelheid lager dan
3
km/h (bij uitvoeringen met de BlueHDi
130 S&S-motor) of bij stilstaande auto (bij
uitvoeringen met een andere motor) de
versnellingshendel in de neutraalstand zet en het
koppelingspedaal loslaat.
– Als u bij een automatische transmissie bij
stilstaande auto het rempedaal intrapt of stand
N selecteert.
Tijdteller
Een tijdteller houdt bij hoe lang de stand-
bymodus tijdens de reis is gebruikt. Elke keer
wanneer u het contact inschakelt, wordt de
tijdteller weer op nul gezet.
Speciale gevallen:
De motor gaat niet naar stand-by als er niet aan
alle voorwaarden voor de werking is voldaan en
in de volgende gevallen:
– Steile helling (omhoog of omlaag).
– De auto heeft sinds de laatste start (met de
sleutel of de "START/STOP"-knop) niet sneller
dan 10 km/h gereden.
– De elektrische parkeerrem is/wordt
ingeschakeld.
– Als de motor moet draaien om het interieur op
een aangename temperatuur te houden.
– De ontwaseming is ingeschakeld.
– De remassistentie wordt gebruikt.
In deze gevallen knippert dit
controlelampje een paar seconden en
gaat daarna uit.
Nadat de motor is gestart, is de
STOP-stand mogelijk niet beschikbaar
zolang de auto nog geen snelheid van 8 km/h
heeft bereikt.
155
Praktische informatie
7Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te
weten wanneer de schokdempers zijn
versleten. Schokdempers hebben echter wel een
grote invloed op de wegligging en de
remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht
of onder winterse omstandigheden ijs vormen
op de remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen. Rem een
paar keer lichtjes om de remmen vocht- en
ijsvrij te maken.
AdBlue® (BlueHDi)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de behandeling van de uitlaatgassen
zonder dat de prestaties veranderen of het
brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 17 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed
op deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid
nog maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden
totdat het reservoir helemaal leeg is en de auto
niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de
waarschuwings- en controlelampjes en
bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor
opnieuw wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot de auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om
contact op te nemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Na 1.100 km wordt er automatisch een
voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de auto wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van
een verwarmingssysteem voor het
156
Praktische informatie
AdBlue®-reservoir waardoor u ook in zeer
koude omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het
SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
–
Als AdBlue® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation met
AdBlue®-pompen gaan die speciaal voor
personenauto's zijn bedoeld (uitvoeringen
met toegang tot het AdBlue
®-reservoir via de
brandstofvulklep).
Vul nooit AdBlue® bij met een vulsysteem
dat voor vrachtwagens is bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue®
niet in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11 °C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de tank voor diesel.
Zie de onderstaande gedetailleerde
beschrijvingen voor specifieke informatie
over toegang tot het AdBlue-reservoir.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op
een andere plaats is gemorst, spoel deze
dan onmiddellijk weg met koud water of veeg
het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt,
moet u ongeveer 5 minuten wachten voordat
u het contact weer inschakelt, zonder de
deur aan bestuurderszijde te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van het
Keyless entry and start-systeem in het
interieur te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
Toegang tot het AdBlue®
Een blauwe dop achter de brandstofvulklep biedt
toegang tot het AdBlue®-reservoir.
– Zet het contact af en haal de sleutel uit het
contactslot.
► Draai de blauwe vuldop voor het AdBlue
®-
reservoir linksom.
► Pak een jerrycan AdBlue
® (controleer de
houdbaarheidsdatum) en giet de inhoud van de
jerrycan in het AdBlue
®-reservoir van uw auto.
Of
157
Praktische informatie
7auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van het
Keyless entry and start-systeem in het
interieur te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
Toegang tot het AdBlue®
Een blauwe dop achter de brandstofvulklep biedt
toegang tot het AdBlue®-reservoir.
– Zet het contact af en haal de sleutel uit het
contactslot.
►
Draai de blauwe vuldop voor het
AdBlue
®-
reservoir linksom.
►
Pak een jerrycan
AdBlue
® (controleer de
houdbaarheidsdatum) en giet de inhoud van de
jerrycan in het AdBlue
®-reservoir van uw auto.
Of
► Steek het vulpistool van de AdBlue®-pomp in
de vulopening van het reservoir en vul bij totdat
het vulpistool automatisch afslaat.
Belangrijk:
We raden het volgende aan om ervoor
te zorgen dat het AdBlue
®-reservoir niet
overstroomt:
►
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
jerrycans met AdBlue
®.
Of
►
V
ul het reservoir bij een tankstation bij
totdat het vulpistool voor de derde keer
automatisch afslaat.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de vrijloop van de
auto worden geactiveerd (bijvoorbeeld bij het
slepen, op een rollenbank, in een automatische
wasstraat of bij vervoer over het spoor of op een
veerboot).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
Met handgeschakelde
versnellingsbak en
elektrische parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Zet met draaiende motor en ingetrapt
rempedaal de versnellingspook/selectiehendel in
de neutraalstand.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en zet het
contact uit.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.
►
T
rap het rempedaal in en duw tegen de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Met automatische
transmissie en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en
de motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
Zet het contact weer aan.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand
N te bevestigen.
179
In geval van pech
8
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak het deksel los.
► V ervang de zekering. ►
Sluit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting
van de zekeringkast.
Overzicht zekeringen
Zekering N r.Stroomsterkte (A)Functies
F13 5 Intelligente service-
centrale (BSI).
F16 15 Mistlampen vóór.
F18 10 Grootlicht rechts.
F19 10 Grootlicht links.
F25 40 Relais koplamp-
sproeiers (montage
achteraf).
F27 25 Intelligente service-
centrale (BSI).
F28 30 Emissieregel-
systeem dieselmo-
tor (AdBlue
®).
F29 30 Ruitenwissermotor
vóór.
Zekering
N r.Stroomsterkte (A)Functies
F30 80 Gloeibougies
(diesel), program-
meerbare extra
verwarming (mon-
tage achteraf),
koplampsproeier-
pomp.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
185
In geval van pech
8Slepen van een andere auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
achterzijde:
► Maak het afdekplaatje los door op het
linkergedeelte te drukken.
►
Beweeg het afdekplaatje omlaag.
V
oor het slepen van een andere auto:
►
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
►
Bevestig de sleepstang.
►
Schakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
►
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
Brandstoftank leeg
(diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om het
brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd
die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van
de desbetreffende motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
tankbeveiliging (diesel).
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.
BlueHDi 100 S&S- (BVM6),
BlueHDi 130 S&S- en
BlueHDi 180 S&S-motor
► Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
►
Zet het contact aan (zonder de motor te
starten).
►
W
acht ongeveer 1 minuut en zet het contact
af.
►
Bedien de startmotor om de motor te starten.
Als de motor niet wil starten, voer dan de
procedure nogmaals uit.
Overige motoren
► Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
►
Open de motorkap.
►
Maak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
► Bedien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
►
Bedien de startmotor om de motor te starten
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan
ongeveer 15 seconden en start de motor
opnieuw).
►
Als de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en
vervolgens de startmotor opnieuw
.
►
Breng de sierkap van de motor aan en klem
deze vast.
►
Sluit de motorkap.