2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelInstrumentenpanelen 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 12
Meters 18
Handmatige controle 23
Kilometerteller 23
Dimmer verlichting 23
Boordcomputer 24
Touchscreen 25
Extra op afstand bedienbare functies (elektrische auto) 27
2 ToegangAfstandsbediening/sleutel 28
Proximity Keyless Entry and Start 30
Centrale vergrendeling 32
Noodprocedures 33
Portieren 35
Achterklep 35
Alarm 36
Elektrische ruitbediening 38
Schuif- / kanteldak 38
3Ergonomie en comfortPEUGEOT i-Cockpit 41
Voorstoelen 41
Het stuurwiel verstellen 43
Spiegels 43
Achterbank 45
Verwarming en ventilatie 46
Handbediende airconditioning 47
Automatische airconditioning 48
Ontwasemen - ontdooien voorruit 50
Voorruitverwarming 50
Ontwasemen - ontdooien achterruit 50
Voorverwarmen/voorkoelen (Elektrisch) 50
Voorzieningen in het interieur 51
Plafonnier 53
Sfeerverlichting 54
Voorzieningen in de bagageruimte 55
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 56
Richtingaanwijzers 57
Hoogteverstelling van de koplampen 58
Automatisch inschakelen van de koplampen 58
Follow me home- en instapverlichting 59
Automatische verlichtingssystemen - Algemene
aanbevelingen
59
Grootlichtassistent 60
Statische bochtverlichting 60
Ruitenwisserschakelaar 61
Ruitenwisserbladen vervangen 63
Automatische stand ruitenwissers 63
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 65
Alarmknipperlichten 65
Claxon 66
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch) 66
Noodoproep of pechhulpoproep 66
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 68
Advanced Grip Control 70
Hill Assist Descent Control 71
Veiligheidsgordels 72
Airbags 74
Kinderzitjes 76
De airbag vóór aan passagierszijde uitschakelen 78
ISOFIX-kinderzitjes 79
i-Size-kinderzitjes 81
Kinderzitjes plaatsen 82
Kinderbeveiliging 84
6RijdenRijadviezen 86
Starten / afzetten van de motor met de sleutel 88
Starten / afzetten van de motor met
Elektronische sleutel
89
Handbediende parkeerrem 91
Elektrische parkeerrem 92
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 94
Automatische transmissie (EAT6) 94
Automatische transmissie (EAT8) 96
Keuzeschakelaar 99
Rijstanden 101
Hill Start Assist 102
Schakelindicator 102
Stop & Start 103
Bandenspanningscontrolesysteem 104
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene adviezen 106
Verkeersbordherkenning 107
Snelheidsbegrenzer 11 0
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 11 2
Snelheidsregelaar 11 2
Drive Assist Plus 11 4
Adaptieve snelheidsregelaar 11 4
Lane Positioning Assist 11 8
5
Overzicht
B.Gesproken commando's
C. Volume verlagen / verhogen
D. Selecteren van de vorige / volgende media
Een selectie bevestigen
E. Toegang tot het menu Telefoon
Gesprekken beheren
F. Selecteren van een audiobron
G. Weergave van de lijst van radiozenders /
muzieknummers
5. Claxon / airbag vóór aan bestuurderszijde
6. Bediening snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer /
Adaptieve snelheidsregelaar
Bedieningselementen zijkant
1. Afstelling van straal van koplampen met halogeen-
of ledtechnologie
2. Active Lane Departure Warning System
3. Lane Positioning Assist
4. Voorruitverwarming
5. Alarm
6. Elektrische kinderbeveiliging
Bedieningselementen midden
1. Stoelverwarming
2. Toegang tot de menu's van het touchscreen
3. Touchscreen aan/uit / volume aanpassen
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Thermisch-comfortsysteem uitschakelen
6. Maximale stand van de airconditioning
7. Alarmknipperlichten
8. Centrale vergrendeling
9. Ontwasemen / ontdooien voorruit en voorste
zijruiten
10. Achterruitverwarming
Elektromotor
1.Laadaansluiting
2. Tractiebatterij
3. 12V-accu
4. Warmtepomp
5. Geïntegreerde lader
6. Elektromotor
7. Laadkabel
Via laadaansluiting
1
kan de auto op 3 manieren
worden opgeladen:
–
Opladen via een normaal stopcontact en de
bijbehorende laadkabel 7
(Mode 2).
–
V
ersneld opladen via een lader voor versneld laden
(wallbox) (Mode 3).
–
Snelladen via een openbaar snellaadpunt (Mode 4).
De tractiebatterij van 400
V 2
is een lithium-ionbatterij.
Deze slaat energie op die voor de elektromotor, de
airconditioning en de verwarming wordt gebruikt.
Het laadniveau wordt met een meter weergegeven.
28
Toegang
Afstandsbediening/sleutel
Functies van de
afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering, De afstandsbediening
kan worden gebruikt om de volgende functies op
afstand te regelen:
–
Ontgrendelen / vergrendelen / supervergrendelen
van de auto.
–
Bedienen van verlichting op afstand.
–
Inklappen / uitklappen van de buitenspiegels.
–
Inschakelen / uitschakelen van het alarmsysteem.
–
Lokaliseren van de auto.
–
Sluiten van de ruiten.
–
Activeren van de elektrische startonderbreker van
de auto.
De auto kan met behulp van noodprocedures worden
vergrendeld / ontgrendeld, bijvoorbeeld als de
afstandsbediening of de centrale vergrendeling defect is, of als de accu leeg is. Zie het betreffende deel voor
meer informatie over de Noodprocedures.
Geïntegreerde sleutel
De sleutel in de afstandsbediening kan voor het
volgende worden gebruikt, afhankelijk van de
uitvoering:
–
De auto ontgrendelen/vergrendelen/
supervergrendelen.
–
De handmatige kinderbeveiliging inschakelen/
uitschakelen.
–
De airbag vóór aan passagierszijde inschakelen/
uitschakelen.
–
De portieren met de reservefunctie ontgrendelen/
vergrendelen.
–
Contact inschakelen en de motor starten/afzetten.
Zonder Elektronische sleutel
► Druk op de knop om de sleutel uit of in te klappen.
Met Elektronische sleutel
► Houd de knop uitgetrokken om de sleutel te
verwijderen of terug te plaatsen.
Wanneer de ingebouwde sleutel is uitgenomen, dient u deze altijd bij u te houden
om de betreffende noodprocedures uit te kunnen
voeren.
Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling kan worden ingesteld in het menu Rijverlichting / Auto van
het touchscreen.
Volledige ontgrendeling
► Druk op de ontgrendelknop.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep / klep van
de laadaansluiting
►
Druk op de ontgrendeltoets.
►
Druk
nogmaals op de toets om de andere portieren
en de achterklep te ontgrendelen.
De laadstekker kan bij de tweede keer drukken worden
losgekoppeld.
De volledige of selectieve ontgrendeling en de
uitschakeling van het alarm worden bevestigd
door het knipperen van de parkeerlichten en / of
dagrijverlichting.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
uitgeklapt.
De auto vergrendelen
Normale vergrendeling
► Druk op de vergrendeltoets.
De vergrendeling en, afhankelijk van de uitvoering, de
inschakeling van het alarm worden bevestigd door het
branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ingeklapt.
Als een van de portieren of de achterklep niet goed is gesloten, kan de auto niet worden
vergrendeld. Als de auto echter is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit na ongeveer 45
seconden ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren
of de achterklep worden vervolgens niet geopend,
dan wordt de auto automatisch na ongeveer 30
seconden weer vergrendeld. Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, dan wordt dit automatisch
weer ingeschakeld.
29
Toegang
2De volledige of selectieve ontgrendeling en de
uitschakeling van het alarm worden bevestigd
door het knipperen van de parkeerlichten en / of
dagrijverlichting.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
uitgeklapt.
De auto vergrendelen
Normale vergrendeling
► Druk op de vergrendeltoets.
De vergrendeling en, afhankelijk van de uitvoering, de
inschakeling van het alarm worden bevestigd door het
branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ingeklapt.
Als een van de portieren of de achterklep niet goed is gesloten, kan de auto niet worden
vergrendeld. Als de auto echter is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit na ongeveer 45
seconden ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren
of de achterklep worden vervolgens niet geopend,
dan wordt de auto automatisch na ongeveer 30
seconden weer vergrendeld. Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, dan wordt dit automatisch
weer ingeschakeld.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnenportiergrepen niet. Ook
wordt de toets van de centrale vergrendeling
uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
►
Druk binnen 3 seconden weer op de
vergrendeltoets om de supervergrendeling van de
auto in te schakelen (de richtingaanwijzers gaan kort
knipperen om dit te bevestigen).
Sluiten van de ruiten
De ruiten worden gesloten door de vergrendeltoets langer dan 3 seconden in te
drukken.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet door voorwerpen of personen wordt gehinderd.
Als u bij een uitvoering met alarmsysteem de
ruiten op een kier wilt laten staan, moet u eerst de
interieurbeveiliging uitschakelen.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het alarmsysteem.
Lokaliseren van de auto
Hiermee kunt u uw auto op afstand lokaliseren terwijl
de auto is vergrendeld:
– De richtingaanwijzers of parkeerlichten en/
of dagrijverlichting (afhankelijk van de uitvoering)
knipperen ongeveer 10 seconden.
–
De lampen van de buitenspiegels gaan branden.
–
De plafonniers gaan branden.
► Druk op deze toets.
Op afstand inschakelen van de
verlichting
De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk van
de uitvoering.
► Druk op deze knop. De parkeerlichten, het
dimlicht, de kentekenplaatverlichting en de
instapverlichting in de buitenspiegels gaan gedurende
30 seconden branden.
Wanneer u nogmaals op de knop drukt voordat de
tijd is verstreken, wordt de verlichting onmiddellijk
uitgeschakeld.
Advies
Afstandsbediening De afstandsbediening is een gevoelig
apparaat dat met hoge frequentie werkt; zit niet
aan de afstandsbediening terwijl u deze in uw
zak hebt, omdat u dan per ongeluk de auto kunt
ontgrendelen.
Druk niet op de toetsen van de afstandsbediening
wanneer u buiten het bereik van de auto
bent, omdat dat ervoor kan zorgen dat de
afstandsbediening niet meer werkt. In dat geval
moet de afstandsbediening worden gereset.
30
Toegang
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contactslot zit, zelfs niet als het contact is
uitgeschakeld.
DiefstalbeveiligingPas de elektronische startblokkering niet aan,
omdat er dan storingen kunnen ontstaan.
Vergeet bij uitvoeringen met contactslot niet om
de sleutel te verwijderen en aan het stuurwiel te
draaien om het stuurslot te activeren.
Vergrendelen van de auto Wanneer de portieren onder het rijden zijn
vergrendeld, kunnen hulpdiensten in noodgevallen
lastig in de auto komen.
Haal uit veiligheidsoverwegingen altijd de
contactsleutel uit het contactslot of neem de
elektronische sleutel mee als u de auto verlaat, zelfs
wanneer dit voor korte duur is.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto Laat uw sleutels door een PEUGEOT-dealer
in het elektronische geheugen van de auto opslaan,
zodat u zeker weet dat de sleutels in uw bezit de
enige sleutels zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
Proximity Keyless Entry and
Start
Dit is een Elektronische sleutel-systeem. Hiermee wordt de auto automatisch vergrendeld /
ontgrendeld door de elektronische sleutel te detecteren.
Als de bestuurder de elektronische sleutel bij zich heeft,
wordt de auto ontgrendeld zodra hij / zij de auto nadert
en vergrendeld als hij / zij bij de auto vandaan loopt.
Als de elektronische sleutel zich langer dan 30 minuten
binnen de 2 en 7 meter van de auto vandaan bevindt,
wordt het systeem gedeactiveerd om de batterij te
sparen.
Sleuteldetectiezones:
Zone A: automatische vergrendeling bij het van de auto
vandaan lopen (ongeveer 2 meter van de auto).
Zone C: automatische ontgrendeling en
instapverlichting bij het naderen van de auto (1 tot 2
meter van de auto).
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over de instapverlichting.
De automatische functies kunnen worden
geconfigureerd via het menu
Rijverlichting/ Auto
van het touchscreen.
Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling (bestuurdersportier, achterklep) kan worden
ingesteld in het menu Rijverlichting/ Auto
van het
touchscreen.
De selectieve ontgrendeling is standaard uitgeschakeld.
Volledig ontgrendelen
De auto (portieren en bagageruimte) worden
ontgrendeld:
►
Automatisch, als de bestuurder zone
B nadert en de
automatische functies zijn geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier of de knop van de achterklep te
drukken.
Afhankelijk van de uitvoering worden de ontgrendeling
en de uitschakeling van het alarm bevestigd door
het knipperen van de parkeerlichten en/of de
dagrijverlichting.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
uitgeklapt.
Als de elektronische sleutel langer dan 15 minuten in de buurt van de auto blijft (zone A
of B) zonder dat er iets wordt gedaan, dan worden
de automatische functies uitgeschakeld. Gebruik de
afstandsbediening of druk op een van de
portierhandgrepen om de auto te ontgrendelen of te
vergrendelen.
Als het niet lukt om de auto te vergrendelen of
ontgrendelen met de portierhandgrepen, houd de
elektronische sleutel dan dichterbij en herhaal de
handeling.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep / klep van
de laadaansluiting
Het ontgrendelen gebeurt:
► Automatisch, wanneer de bestuurder het
bestuurdersportier nadert en de automatische functies
zijn geactiveerd.
► Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
► In de auto kunt u alle portieren en de achterklep
ontgrendelen met de toets van de centrale
vergrendeling of door een van de portieren te openen.
Selectieve ontgrendeling van de achterklep
De achterklep wordt automatisch ontgrendeld als u de
achterkant van de auto nadert.
► Druk op de schakelaar van de achterklep om deze
te openen.
De portieren blijven vergrendeld.
31
Toegang
2de automatische functies uitgeschakeld. Gebruik de
afstandsbediening of druk op een van de
portierhandgrepen om de auto te ontgrendelen of te
vergrendelen.
Als het niet lukt om de auto te vergrendelen of
ontgrendelen met de portierhandgrepen, houd de
elektronische sleutel dan dichterbij en herhaal de
handeling.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep / klep van
de laadaansluiting
Het ontgrendelen gebeurt:
►
Automatisch, wanneer de bestuurder het
bestuurdersportier nadert en de automatische functies
zijn geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
►
In de auto kunt u alle portieren en de achterklep
ontgrendelen met de toets van de centrale
vergrendeling of door een van de portieren te openen.
Selectieve ontgrendeling van de achterklep
De achterklep wordt automatisch ontgrendeld als u de
achterkant van de auto nadert.
►
Druk op de schakelaar van de achterklep om deze
te openen.
De portieren blijven vergrendeld.
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
Met de portieren en de achterklep gesloten wordt de
auto vergrendeld:
►
Automatisch, als de bestuurder zone
A verlaat en
de automatische functies zijn geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
De vergrendeling wordt bevestigd door het branden van
de richtingaanwijzers en door een geluidssignaal als de
auto wordt vergrendeld wanneer de bestuurder van de
auto vandaan loopt.
De auto kan niet worden vergrendeld als de
elektronische sleutel in de auto is achtergebleven.
Laat omwille van de veiligheid en ter voorkoming van diefstal de elektronische
sleutel nooit in de auto achter, ook niet wanneer u in
de buurt bent.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnenportiergrepen niet. Ook
wordt de toets van de centrale vergrendeling in de
auto uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
► Druk zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier om de auto te vergrendelen.
►
Druk er binnen 3 seconden nog een keer op om
de supervergrendeling van de auto in te schakelen
(de richtingaanwijzers gaan even branden om dit te
bevestigen).
Als een van de portieren of de achterklep nog open is of als de elektronische sleutel van het
Elektronische sleutel-systeem in de auto is
achtergebleven, dan wordt de centrale
vergrendeling niet ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren of de achterklep worden vervolgens
niet geopend, dan wordt de auto automatisch na
ongeveer 30 seconden weer vergrendeld. Als de
auto is uitgerust met een alarmsysteem, dan wordt
dit automatisch weer ingeschakeld.
De functie voor het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan via het
33
Toegang
2Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening of
elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sleutelcode naar
een PEUGEOT-dealer.
De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en de
transpondercode uitlezen, waardoor er een nieuwe
sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de sleutel
ontgrendelen/vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
–
Een storing in de afstandsbediening.
–
De accu van de auto is leeg.
–
De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de voorzijde /
achterzijde om de auto te ontgrendelen / vergrendelen.
►
Draai de sleutel binnen 3 seconden nogmaals naar
de achterzijde van de auto om de supervergrendeling
van de auto in te schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet ingeschakeld bij het
vergrendelen met de sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt de
sirene bij het openen van de deur. De sirene stopt
als het contact wordt ingeschakeld.
Centrale vergrendeling werkt
niet
Gebruik deze procedures in de volgende situaties:
– Storing in de centrale vergrendeling.
–
Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-vergrendelingssysteem moet de accu worden
losgekoppeld, zodat de auto volledig is vergrendeld.
Bestuurdersportier of portier linksvoor
(afhankelijk van de uitvoering)
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de achterzijde van
de auto om deze te vergrendelen of in de richting van
de voorzijde om de auto te ontgrendelen.
Overige portieren
Ontgrendelen
► Trek aan de binnenportiergreep.
Vergrendelen
► Open de portieren.
► Controleer of de kinderbeveiliging van de
achterportieren niet is geactiveerd.
Zie het betreffende hoofdstuk.
►
V
erwijder het zwarte dopje op de zijkant van het
portier met behulp van de sleutel.
►
Steek de sleutel zonder te forceren in de opening en
draai het slot richting de binnenkant van het portier.
►
V
erwijder de sleutel en plaats de zwarte dop terug.
►
Sluit de portieren en controleer van buitenaf of de
auto goed is vergrendeld.
Vervangen van de batterij
Als de batterij leeg is, gaat dit waarschuwingslampje branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding.
36
Toegang
► Steek een kleine schroevendraaier in de opening A
van het slot om de achterklep te ontgrendelen.
►
V
erplaats de nok naar links.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten, wordt
deze weer vergrendeld als het probleem niet is
verholpen.
Als de centrale vergrendeling niet werkt, moet de accu worden losgekoppeld om de
bagageruimte te kunnen vergrendelen zodat de
auto volledig is vergrendeld.
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert op bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen, als
iets of iemand het interieur binnendringt of als iets of
iemand in de auto beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten niet
goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van het hoorbare alarm
uit te schakelen of te beschadigen.
Werkzaamheden aan het alarmsysteem Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Activering
► Zet het contact af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening of
door op de handgreep van het bestuurdersportier te
drukken.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, knippert het
rode controlelampje van de toets één keer per seconde
en gaan de richtingaanwijzers gedurende ongeveer 2
seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden geactiveerd
en de interieurbeveiliging na 45 seconden.
Het alarm wordt niet geactiveerd wanneer de auto automatisch op afstand wordt
vergrendeld.
Wanneer een portier, de achterklep of de motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto
niet vergrendeld, maar worden de omtrek- en
interieurbeveiliging wel na 45 seconden
ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto door op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
parkeerlichten en / of dagrijverlichting knipperen
gedurende ongeveer 2 seconden.
Na het ontgrendelen met de afstandsbediening
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld
(als een van de portieren of de achterklep niet
binnen 30 seconden wordt geopend), wordt ook het
alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen dat
het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
– Het raam staat een klein stukje open.
– De auto wordt gewassen.
– Er wordt een wiel verwisseld.
– De auto wordt gesleept.
– De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op
de toets van het alarm totdat het verklikkerlampje blijft
branden.
► Stap uit de auto.
► Vergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Elektronische sleutel-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het rode
verklikkerlampje in de toets knippert elke seconde.