37
Multifunctionele hendel
Automatisch grootlicht — indien aanwezig
Het regelsysteem van het automatisch groot-
licht zorgt voor meer licht van de koplampen
in het donker door automatische regeling van
het grootlicht met behulp van een in het dak
gemonteerde digitale camera. Deze camera
detecteert de verlichting van andere voer -
tuigen en zorgt ervoor dat automatisch van
grootlicht naar dimlicht wordt geschakeld
totdat naderende voertuigen uit het zicht van
de camera zijn verdwenen.
OPMERKING:
De regeling van het automatische groot -
licht kan worden in- of uitgeschakeld door
"ON" (aan) te selecteren onder "Auto High
Beam" (automatisch grootlicht) in de
Uconnect-instellingen of door de koplampschakelaar in de stand AUTO en
de multifunctionele hendel in de groot
-
lichtstand te zetten. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
Als de koplampen en achterlichten van
voertuigen in het blikveld van de camera
defect zijn, met modder zijn bespat of
gedeeltelijk aan het zicht worden
onttrokken, zal uw grootlicht langer blijven
branden (dichter bij het andere voertuig).
Het systeem zal ook niet correct werken
als de voorruit of cameralens zijn bedekt
met vuil, vet of andere obstakels.
Lichtsignaal
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal
geven aan een ander voertuig door de multi -
functionele hendel kort naar u toe te trekken.
Hierdoor wordt het grootlicht ingeschakeld
en blijft dit ingeschakeld tot u de hendel
weer loslaat.
Automatisch inschakelende koplampen —
indien aanwezig
Dit systeem schakelt de koplampen automa -
tisch in of uit in overeenstemming met de
sterkte van het omgevingslicht. Om het
systeem in te schakelen draait u de koplamp -
schakelaar rechtsom naar de laatste stand
voor automatische bediening van de
koplampen. Als dit systeem is ingeschakeld,
is ook de uitschakelvertraging van de
koplampen ingeschakeld. Dit betekent dat
de koplampen nog maximaal 90 seconden
lang blijven branden nadat u de contactscha -
kelaar in de stand OFF hebt gezet. Om het
automatische systeem uit te schakelen draait
u de koplampschakelaar naar een andere
stand dan AUTO.
OPMERKING:
In de automatische modus gaan de
koplampen pas branden zodra de motor
draait.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 37
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
40
Ruitensproeiers
Als u de ruitensproeier wilt inschakelen,
trekt u de hendel naar u toe en houdt u de
hendel ingedrukt zolang het sproeien nodig
is. Als u aan de hendel trekt terwijl deze in
de intervalstand staat, wordt de wisser inge-
schakeld en zal nog twee of drie wiscycli
uitvoeren nadat u de hendel hebt losgelaten.
Vervolgens wordt het eerder geselecteerde
interval hervat.
Als u aan de hendel trekt terwijl de wisser
niet is ingeschakeld, zal de wisser twee of
drie wiscycli uitvoeren. Daarna stoppen de
ruitenwissers.
MIST-functie
Druk de ruitenwisserhendel omhoog om de
ruitenwissers één wisbeweging te laten maken om opspattend water afkomstig van
de weg of een passerende auto te verwij
-
deren. De ruitenwissers blijven ingeschakeld
zolang de hendel omhoog wordt gehouden.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier -
vloeistof op de voorruit gesproeid. De
wisfunctie moet worden gebruikt om ruiten -
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Achterruitwisser/-sproeier — indien
aanwezig
Met een draaiknop op het middendeel van de
bedieningshendel van de ruitenwissers/
sproeiers bedient u de achterruitwisser/
-sproeier.
Achterruitwisser/-sproeier bedienen Draai de hendel naar boven in de eerste
klikstand voor intervalbedrijf en in de tweede
klikstand voor continu bedrijf van de achter
-
ruitwisser.
Druk de hendel van de ruitenwisser in de
richting van het instrumentenpaneel om de
achterruitwisser in te schakelen. De ruiten -
sproeierpomp en de wisser blijven werken
zolang u de hendel in deze stand houd.
Als de achterruitwisser is ingeschakeld en de
contactschakelaar in de stand UIT is gezet,
keert de ruitenwisser automatisch in de rust -
stand terug. Wanneer u de motor weer wordt
gestart, zal de wisser weer gaan werken
volgens de stand van de schakelaar.
KLIMAATREGELING
Met behulp van de klimaatregeling kunt u de
temperatuur, de luchtstroom en de verdeling
ervan in het voertuig nauwkeurig regelen. De
bedieningselementen bevinden zich op het
aanraakscherm (indien aanwezig) en op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zicht door de voorruit kan tot aanrijdingen
leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen
of obstakels over het hoofd. Voorkom
plotselinge ijsvorming op de voorruit door
de voorruit eerst te verwarmen met de
ontdooi-inrichting voordat u de
ruitensproeier gebruikt.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 40
73
lampje blijft branden terwijl u met het voer-
tuig rijdt, kunt u meestal nog wel rijden. Laat
wel zo snel mogelijk onderhoud door een
erkende dealer uitvoeren.
OPMERKING:
Dit lampje kan gaan branden als het gaspe -
daal en het rempedaal tegelijk worden inge -
trapt.
Als het lampje blijft knipperen terwijl het
voertuig rijdt, is onmiddellijk onderhoud
nodig. In een dergelijk geval is het mogelijk
dat het motorvermogen afneemt, de motor
versneld of onregelmatig stationair draait of
afslaat en dat uw voertuig moet worden
gesleept. Dit lampje gaat branden wanneer
het contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN is gezet en blijft kort branden om het
lampje te controleren. Als het lampje niet
gaat branden tijdens het starten, moet u het
systeem laten controleren door een erkende
dealer.
— Waarschuwingslampje temperatuur
motorkoelvloeistof
Dit waarschuwingslampje waarschuwt voor
een oververhitte motor. Als de koelvloeistof -
temperatuur te hoog is, gaat dit lampje
branden en klinkt er een geluidssignaal. Als de temperatuur de bovengrens bereikt, klinkt
het geluidssignaal continu gedurende vier
minuten of totdat de motor is afgekoeld,
afhankelijk van wat eerst komt.
Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Als de airco is ingescha
-
keld, schakel deze dan uit. Zet de versnel -
lingsbak in de stand NEUTRAL (N) en laat de
motor stationair draaien. Als de meternaald
niet terugkeert naar normaal, zet de motor
dan onmiddellijk uit en bel voor hulp.
Raadpleeg de paragraaf "Oververhitting van
de motor" in het hoofdstuk "In geval van
nood/pech" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje motorkap open
Dit lampje gaat branden wanneer de
motorkap niet volledig is gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een
geluidssignaal.
— Waarschuwingslampje oliedruk
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de motoroliedruk laag is. Als
het lampje tijdens het rijden gaat branden, zet het voertuig dan veilig stil, zet de motor
zo snel mogelijk af en neem contact op met
een erkende dealer. Als het lampje aangaat,
klinkt er een geluidsignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het
motoroliepeil moet worden gecontroleerd in
de motorruimte.
— Waarschuwingslampje olietemperatuur
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de temperatuur van de
motorolie hoog is. Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, zet de auto dan veilig
stil en zet de motor zo snel mogelijk af.
Wacht totdat de olie is afgekoeld tot de
normale temperatuur.
— Waarschuwingslampje
Veiligheidsgordels achterin — indien
aanwezig
Dit lampje geeft aan dat een veiligheids -
gordel achterin op de tweede zitrij niet is
vastgegespt. Als de contactschakelaar voor
het eerst in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN wordt gezet, en een veiligheidsgordel
op de tweede zitrij losgegespt is, gaat in het
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 73
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
74
gebied rechtsboven in het display van de
instrumentengroep een lampje branden voor
de betreffende zitplaats. Dit vervangt tijde-
lijk de configureerbare hoekinformatie. Als
een veiligheidsgordel op de tweede zitrij die
aan het begin van de rit vastgegespt was,
wordt losgegespt, verandert het waarschu -
wingslampje Veiligheidsgordels achterin van
groen in rood en weerklinkt een geluidssig -
naal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy -
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje achterklep
open
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de achterklep is geopend.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een
geluidssignaal.
— Waarschuwingslampje
versnellingsbaktemperatuur — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
te waarschuwen voor een hoge temperatuur
van de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij veeleisend gebruik, zoals het
trekken van een aanhanger. Als dit lampje
gaat branden, moet u het voertuig stoppen
en de motor stationair of iets sneller laten
draaien met de versnellingsbak in PARK (P)
of NEUTRAL (N), totdat het lampje uitgaat.
Zodra het lampje uitgaat, kunt u weer
normaal rijden.
— Waarschuwingslampje van
alarmsysteem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa 15
seconden, wanneer het alarmsysteem wordt
ingeschakeld, en knippert vervolgens lang -
zaam totdat het alarmsysteem wordt uitge -
schakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het lampje gaat
branden wanneer u het contact in de stand
ON/RUN of ACC/ON/RUN zet en kan daarna
nog vier seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het
ABS-gedeelte van het remsysteem niet func -
tioneert en dat onderhoud zo snel mogelijk
moet worden uitgevoerd. Het gewone remsy -
steem zal echter normaal functioneren ervan
uitgaande dat het waarschuwingslampje
remsysteem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende
dealer.
— Waarschuwingslampje ESC actief —
indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje geeft aan wanneer
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem
actief is. Het controlelampje van het elektro -
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of
uitlaatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de versnellingsbak ernstig
beschadigd of defect raken.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 74
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
82
— Controlelampje actieve
snelheidsbegrenzer INGESTELD — indien
uitgerust met een basisinstrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer de actieve
snelheidsbegrenzer is ingeschakeld en is
ingesteld op een specifieke snelheid.
— Controlelampje Hill Descent Control
(HDC) — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan wanneer de afdalingsre -
geling (Hill Descent Control; HDC) is inge -
schakeld. Het lampje blijft branden als HDC
is ingeschakeld. HDC kan alleen worden
ingeschakeld wanneer de tussenbak in de
stand “4WD Low” staat en de voertuigsnel -
heid lager dan 48 km/u (30 mph) is.
Wanneer niet aan deze voorwaarden is
voldaan, zal het HDC-controlelampje gaan
knipperen, wanneer u probeert de
HDC-functie in te schakelen.
— Controlelampje veiligheidsgordel
vastgezet — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan wanneer een veilig -
heidsgordel op de achterbank is vastge -
maakt. Er verschijnt een controlelampje in
de rechterbovenhoek van het display van de
instrumentengroep in overeenstemming met de specifieke zitplaats wanneer de veilig
-
heidsgordel is vastgemaakt.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy -
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie.
— Controlelampje veiligheidsgordels
achterin — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat een veiligheids -
gordel achterin op de tweede zitrij niet is
vastgegespt. Als de contactschakelaar voor
het eerst in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN wordt gezet, en een veiligheidsgordel
op de tweede zitrij losgegespt is, gaat in het
gebied rechtsboven in het display van de
instrumentengroep een lampje branden voor
de betreffende zitplaats. Dit vervangt tijde -
lijk de configureerbare hoekinformatie. Als
een veiligheidsgordel op de tweede zitrij die
aan het begin van de rit vastgegespt was,
wordt losgegespt, verandert het controle -
lampje veiligheidsgordels achterin van het
gegespte naar het losgegespte symbool en
klinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy -
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie.
— Controlelampje achterbank niet bezet
— indien aanwezig
Dit lampje geeft aan wanneer de zitplaatsen
op de achterbank niet bezet zijn en gaat
branden in het rechterbovengedeelte van het
display van de instrumentengroep. Het
vervangt tijdelijk de informatie over de confi -
gureerbare hoek.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy -
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingscontrolelampje
snelheid — indien aanwezig
Als de waarschuwing ingestelde snelheid
verschijnt, gaat het verklikkerlampje waar -
schuwing ingestelde snelheid in de instru -
mentengroep branden. Als de ingestelde
snelheid wordt overschreden, gaat een geel
waarschuwingslampje knipperen en klinkt er
een aanhoudend geluidssignaal (maximaal
tien seconden of totdat de snelheid niet
meer wordt overschreden). De snelheids -
waarschuwing kan op het display van de
instrumentengroep worden in- en uitgescha -
keld. Raadpleeg voor meer informatie de
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 82
83
paragraaf "Menu-items display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw instru -
mentenpaneel leren kennen".
De waarde 55 is slechts een voorbeeld van
een snelheid die kan worden ingesteld.
— Controlelampje Cruisecontrol gereed
— indien uitgerust met een premium
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer de cruis -
econtrol is ingeschakeld, maar niet is inge -
steld. Raadpleeg de paragraaf "cruisecontrol
— indien aanwezig" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie.
— Controlelampje Cruisecontrol SET —
indien uitgerust met basisversie
instrumentengroep
Dit controlelampje gaat branden als de cruis -
econtrol is ingesteld.
Raadpleeg de paragraaf "cruisecontrol —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Blauwe controlelampjes
— Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden om aan te
geven dat het grootlicht is ingeschakeld. Als
het dimlicht is ingeschakeld, duwt u de
multifunctionele hendel naar voren (naar de
voorkant van het voertuig) om het grootlicht
in te schakelen. Trek de multifunctionele
hendel naar achteren (naar de achterkant
van het voertuig) om het grootlicht uit te
schakelen. Wanneer het grootlicht is uitge -
schakeld, trekt u de hendel naar u toe om het
grootlicht tijdelijk in te schakelen, of te
"knipperen".
Grijze controlelampjes
— Controlelampje Cruisecontrol gereed
— indien uitgerust met basisversie
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer de cruis -
econtrol is ingeschakeld, maar niet is inge -
steld. Raadpleeg de paragraaf "cruisecontrol
— indien aanwezig" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie.
— Controlelampje actieve
snelheidsbegrenzer gereed — indien
uitgerust met een basis instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer de actieve
snelheidsbegrenzer is ingeschakeld, maar
niet is ingesteld.
BOORDDIAGNOSESYSTEE
M — OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board
Diagnostic II). Dit systeem bewaakt de pres -
taties van de regelsystemen voor uitlaatgase -
missie, de motor en de versnellingsbak. Als
deze systemen correct werken, zal uw auto
uitstekende prestaties leveren, brandstof
besparen en lage emissiewaarden hebben
die aan de strengste eisen voldoen.
Wanneer een bepaald systeem onderhoud of
reparatie nodig heeft, schakelt het OBD II
systeem het storingslampje in. Bovendien zal
het diagnosecodes en andere hulpinformatie
voor de monteur opslaan in een geheugen.
Hoewel u dan meestal nog met het voertuig
kunt rijden en niet gesleept hoeft te worden,
dient u toch zo spoedig mogelijk een erkende
dealer te bezoeken voor service.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 83
VEILIGHEID
90
Controle-/storingslampje ESC en
controlelampje ESC UIT
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregelsy-
steem (ESC) in de instrumenten -
groep gaat branden wanneer het
contact in de stand ON wordt gezet. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer controle-/storingslampje ESC
continu blijft branden terwijl de motor draait,
is een storing gedetecteerd in het
ESC-systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers (mijlen) hebt gereden
met een snelheid hoger dan 48 km/u
(30 mph), dient u zo snel mogelijk contact
op te nemen met een erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhelpen.
Het controle-/storingslampje ESC (in de
instrumentengroep) begint te knipperen
zodra de banden grip verliezen en het
ESC-systeem wordt geactiveerd. Het
controle-/storingslampje ESC knippert ook
wanneer het ASR-systeem actief is. Als het
controle-/storingslampje ESC gaat knipperen
tijdens het optrekken, neem dan gas terug en
rijd verder terwijl u zo min mogelijk gas
geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan. OPMERKING:
Het controle-/storingslampje ESC en het
controlelampje "ESC OFF" (ESC uit) gaan
altijd kort branden wanneer het contact in
de stand ON wordt gezet.
Telkens wanneer de contactschakelaar in
de stand ON wordt gezet, wordt het
ESC-systeem ingeschakeld, ook wanneer
dit eerder werd uitgeschakeld.
Het ESC-systeem maakt zoemende of klik-
kende geluiden wanneer het actief is. Dit
is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt na de
manoeuvre die de activering van het
ESC-systeem heeft veroorzaakt.
Het controlelampje "ESC uit" geeft
aan dat de klant het elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC)
gedeeltelijk heeft uitgeschakeld.
HDC-systeem (Hill Descent Control —
afdalingsregeling) — indien aanwezig
Hill Descent Control (HDC) is bedoeld voor
terreinrijden met lage snelheid in de schakel -
groep 4L. HDC handhaaft de voertuigsnelheid
wanneer u hellingen afrijdt, onder verschil -
lende rijomstandigheden. HDC regelt de voer -
tuigsnelheid door de remmen actief te regelen.
HDC heeft drie standen:
1. Uit (functie is niet ingeschakeld en wordt
niet geactiveerd).
2. Ingeschakeld (functie is ingeschakeld en gereed maar er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor activering of de
bestuurder negeert de functie actief door
te remmen of gas te geven).
3. Actief (functie is ingeschakeld en regelt actief de voertuigsnelheid).
HDC inschakelen
HDC wordt ingeschakeld door op de
HDC-schakelaar te drukken, maar er moet
ook aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om HDC te activeren:
De aandrijflijn staat in de groep 4L
De voertuigsnelheid is lager dan 8 km/u
(5 mph)
De handrem is uitgeschakeld
Het bestuurdersportier is gesloten (als de
portieren zijn bevestigd, moet het portier
gesloten zijn. Als de portieren zijn verwij -
derd, moet de veiligheidsgordel van de
bestuurder vastgegespt zijn.)
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 90
VEILIGHEID
92
Feedback aan de bestuurder
De instrumentengroep bevat een HDC-picto-
gram en de HDC-schakelaar bevat een indi -
catielampje dat feedback geeft aan de
bestuurder over de status van HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar lichten op en
blijven branden wanneer HDC wordt inge-
schakeld of geactiveerd. Dit is de normale
bedrijfsstand voor HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen
gedurende enkele seconden en gaan
vervolgens uit als de bestuurder op de
HDC-schakelaar drukt, maar er niet aan de
voorwaarden voor inschakelen is voldaan.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen
gedurende enkele seconden en gaan
vervolgens uit wanneer HDC als gevolg van
een te hoge snelheid wordt uitgeschakeld.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen
wanneer HDC als gevolg van oververhitte
remmen wordt uitgeschakeld. Het knip -
peren stopt en HDC wordt opnieuw geacti -
veerd zodra de remmen voldoende zijn
afgekoeld.
Hill Start Assist (HSA)
Hill Start Assist (HSA) is bedoeld om terug -
rollen op een helling vanuit volledige stil -
stand te voorkomen. Als de bestuurder de
rem loslaat na gestopt te zijn op een helling,
handhaaft het HSA-systeem nog een korte
tijd de remdruk. Als de bestuurder geen gas
geeft tijdens deze periode, wordt de remdruk
weggenomen en rolt de auto normaal van de
helling af.
HSA wordt geactiveerd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
Deze functie moet worden ingeschakeld
De auto moet stilstaan
De handrem moet zijn uitgeschakeld
Het bestuurdersportier moet gesloten zijn
(als de portieren zijn bevestigd, moet het
portier gesloten zijn. Als de portieren zijn
verwijderd, moet de veiligheidsgordel van
de bestuurder vastgegespt zijn.)
De auto moet zich op een voldoende steile
helling bevinden
De gekozen versnelling moet overeen -
komen met de stand van de auto op de
helling (in een vooruitversnelling als de
voorkant van de auto naar boven is gericht;
in de achteruitversnelling (REVERSE) als
de voorkant van de auto naar beneden is
gericht).
HSA werkt in alle vooruitversnellingen en
in de achteruit. Het systeem treedt niet in
werking als de versnellingsbak in PARK
(P) of NEUTRAL (N) staat. Bij voertuigen
met handgeschakelde versnellingsbak
blijft HSA actief wanneer de koppeling
wordt ingetrapt
WAARSCHUWING!
HDC is uitsluitend bedoeld om de
bestuurder tijdens het afdalen van een
heuvel te helpen de rijsnelheid onder
controle te houden. De bestuurder moet
goed op de rijomstandigheden blijven
letten en blijft verantwoordelijk voor
handhaving van een veilige rijsnelheid.
2020_JEEP_JL_WRANGLER_UG_LHD_NL.book Page 92