2021 JEEP COMPASS Instructieboek (in Dutch)

AANHANGWAGENS TREKKEN
Het is van groot belang dat deze grenswaarde niet wordt overschreden op \
zowel de voor- als achteras. Als een van de grenswaarden wordt
overschreden, kan dit resulteren in gevaarlijke omstandigheden tijdens h\
et rijden. U zou de macht over het stuur kunnen verliezen, met een
daaruit voortvloeiend gevaar voor botsingen.
Een trekhaaksysteem met een onjuiste gewichtsverdeling kan van negatieve\
invloed zijn op de bestuurbaarheid, de stabiliteit en de
remprestaties en vormt een gevaar voor botsingen.
Gewichtsverdelingssystemen zijn mogelijk niet geschikt voor gebruik in c\
ombinatie met oploopremkoppelingen. Raadpleeg de fabrikanten van
de trekhaak en de aanhangwagen, of een erkende dealer van het Jeep-servi\
cenetwerk.
Het op dit voertuig geïnstalleerde ABS-systeem regelt niet het remsys\
teem van de aanhangwagen. Wees daarom extra voorzichtig op gladde
wegen.
Wijzig onder geen beding het remsysteem van het voertuig voor de bedieni\
ng van de rem van de aanhangwagen. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn van het hydraulisch systeem v\
an het voertuig.
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR
Hete motorkoelvloeistof (antivries) en stoom uit de radiateur kunnen e\
rnstige brandwonden veroorzaken. Als u ziet of hoort dat er stoom uit
de motorruimte ontsnapt, open de motorkap dan niet tot de radiateur is a\
fgekoeld. Tracht nooit om de vuldop van het koelsysteem te openen
wanneer de radiateur of het koelvloeistofreservoir heet zijn.
LUCHTFILTER
Het luchtinlaatsysteem (luchtfilter, slangen, enz.) kan een beschermende functie vervullen in geval van te\
rugslag van de motor. VERWIJDER
DIT SYSTEEM NIET, tenzij dat noodzakelijk is voor reparaties of onderhoud. Controleer vo\
orafgaand aan het starten van de motor dat het
systeem niet verwijderd is: niet-naleving van dit voorschrift kan tot er\
nstig letsel leiden.
Het luchtinductiesysteem (luchtfilter, slangen, enz.) kan een beschermende functie vervullen in geval van te\
rugslag van de motor. Verwijder
het luchtinductiesysteem (luchtfilter, slangen, enz.) niet, tenzij dat noodzakelijk is voor reparaties of on\
derhoud. Zorg ervoor dat er geen
personen aanwezig zijn in de nabijheid van de motorruimte alvorens het v\
oertuig met het verwijderde luchtinductiesysteem (luchtfilter,
slangen, enz.) te starten. Niet-naleving kan mogelijk leiden tot ernsti\
g persoonlijk letsel.

ONDERHOUD AIRCONDITIONINGSYSTEEM
Gebruik voor uw airconditioningssysteem uitsluitend de door de fabrikant\
goedgekeurde koelmiddelen en smeermiddelen voor de
compressor. Sommige, niet-goedgekeurde, koelmiddelen zijn ontvlambaar en explosieg\
evaarlijk en kunnen letsel veroorzaken. Andere niet-
goedgekeurde koel- of smeermiddelen kunnen storingen van het systeem ver\
oorzaken en resulteren in kostbare reparaties. Verwijs naar de
garantiehandleiding,
deel van informatieve documentatie voor de eigenaar, voor meer informatie over de garantie.
Het airconditioningsysteem bevat koelmiddel onder hoge druk. Om het risi\
co op persoonlijk letsel of beschadiging van het systeem te
voorkomen, mogen de handelingen voor het bijvullen van koelmiddel of eve\
ntuele reparaties, waarvoor leidingen moeten worden losgekoppeld,
uitsluitend worden uitgevoerd door een vakbekwame technicus.
UITLAATSYSTEEM
Uitlaatgassen kunnen gezondheidsproblemen veroorzaken of zelfs dodelijk \
zijn. Deze bevatten namelijk koolmonoxide, een kleur- en reukloos
gas dat bij inademing kan leiden tot flauwvallen en vergiftiging.
Het uitlaatsysteem kan hoge temperaturen bereiken en kan een brand veroo\
rzaken wanneer geparkeerd wordt op ontvlambare materialen.
Ook gras en droge bladeren kunnen vlam vatten als ze in contact komen me\
t het uitlaatsysteem. Parkeer en gebruik uw voertuig niet in
gebieden waar het uitlaatsysteem contact kan maken met brandbaar materia\
al.
KOELSYSTEEM
Koelvloeistof (antivries) uit de motor of damp uit de radiator kan ern\
stige brandwonden veroorzaken. Als u ziet of hoort dat er stoom uit de
motorruimte ontsnapt, open de motorkap dan niet tot de radiateur is afge\
koeld. Tracht nooit om de vuldop van het koelsysteem te openen
wanneer de radiateur of het expansievat heet is: GEVAAR VOOR BRANDWONDEN!
Houd uw handen, gereedschap, kleding en sieraden uit de buurt van de ven\
tilateur van het motorkoelsysteem wanneer de motorkap is
geopend.
De ventilateur kan op elk moment automatisch starten, ongeacht het feit \
of de motor wel of niet draait.
Gedurende werkzaamheden in de buurt van de ventilateur van het motorkoel\
systeem moet de startinrichting op de stand STOP worden
geplaatst. De ventilateur wordt op basis van de temperatuur bestuurd en \
kan op elk moment starten wanneer de startinrichting op ON is
geplaatst.
Tracht nooit om het motorkoelsysteem te openen als het heet is. Vul nooit\
koelmiddel bij als de motor heet of oververhit is. De vuldop mag
nooit worden losgedraaid of verwijderd voor het laten afkoelen van een o\
ververhitte motor. De hitte veroorzaakt de opbouw van een aanzienlijke
druk in het motorkoelsysteem. Om brandwonden of ander letsel te voorkome\
n, mag de onder druk staande vuldop nooit verwijderd worden als
het systeem zeer heet is of onder druk staat.
Gebruik geen andere dan de specifieke radiateurdop van uw voertuig, om h\
et risico op letsel of beschadiging van de motor te voorkomen.

ALGEMENE INFORMATIE
Een onjuiste bandenspanning is gevaarlijk en kan leiden tot ongevallen.
Bij een te lage bandenspanning buigt de band te veel door en kan hij ove\
rverhit en lek raken.
Bij een te hoge bandenspanning zal het schokdempende vermogen van de ban\
d afnemen. Voorwerpen op de weg en gaten in het wegdek
kunnen beschadiging en lekke banden veroorzaken.
Banden met een te hoge of te lage spanning kunnen van invloed zijn op de\
bestuurbaarheid van het voertuig, naast het eventueel optreden
van een klapband en dus verlies van controle over het voertuig.
Ook banden met een ongelijke spanning kunnen problemen voor de bestuurba\
arheid veroorzaken. Hierdoor zou u de controle over het
voertuig kunnen verliezen.
Als de bandenspanning van de banden links verschilt van die van de bande\
n rechts kan de auto naar links of rechts gaan trekken.
Zorg ervoor dat alle banden altijd de voorgeschreven spanning (voor kou\
de banden) hebben.
De wegligging van uw voertuig is ook afhankelijk van de correcte bandens\
panning.
Als de bandenspanning te laag is, kan de band oververhit raken en als ge\
volg daarvan ernstig beschadigd raken.
Verwissel banden met een “éénrichtingsprofiel” niet kruiselin\
gs, door ze van de rechterzijde naar de linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
Dit type band mag alleen van de vooras naar de achteras, en omgekeerd, v\
erplaatst worden en moeten dus aan dezelfde zijde van het voertuig
blijven.
Op lichtmetalen velgen mogen nooit spuitwerkzaamheden worden uitgevoerd \
die een temperatuur hoger dan 150°C vereisen. Dit kan de
mechanische eigenschappen van de wielen aantasten.
Rijden met gedeeltelijk of volledig leeggelopen banden kan problemen voo\
r de veiligheid veroorzaken en de onherstelbare beschadiging van
de betreffende band.
Rijden met een maximaal belast voertuig bij hoge snelheden is gevaarlijk\
. De extra belasting zou het lek raken van uw banden kunnen
veroorzaken. Dit kan resulteren in een hoger risico op ongevallen. Met e\
en maximaal belast voertuig mag niet met een continue snelheid hoger
dan 120 km/uur gereden worden.
Het overbelasten van de banden is gevaarlijk. Overbelasting kan ertoe le\
iden dat uw banden lek raken, kan van invloed zijn op de
bestuurbaarheid van het voertuig en de remweg verlengen. Gebruik banden \
met het voor uw voertuig aanbevolen belastingsvermogen.
Overbelast ze nooit.
Het op uw voertuig combineren van radiaalbanden met andere soorten bande\
n zal de bestuurbaarheid negatief beïnvloeden. De instabiliteit
kan ongevallen veroorzaken. Bij gebruik van radiaalbanden moeten altijd \
sets van vier banden gebruikt worden. Combineer ze nooit met
andere soorten banden.
Het laten doorslippen van de wielen is gevaarlijk. De krachten die vrijk\
omen bij te hoge wielsnelheden kunnen beschadiging en het lek raken
van de banden veroorzaken. In het uiterste geval zou een band kunnen ont\
ploffen en personen kunnen verwonden. Laat de wielen van uw
auto niet langer dan 30 seconden met een snelheid hoger dan 48 km/uur co\
ntinu doorslippen en zorg ervoor dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een doorslippend wiel, ongeacht zijn snelheid.

De banden en de reserveband moeten na zes jaar worden vervangen, ongeach\
t het resterende profiel op de banden. Niet-naleving van deze
waarschuwing kan mogelijk leiden tot een klapband. U zou de macht over h\
et stuur kunnen verliezen en een ongeval met ernstig of zelfs
dodelijk letsel kunnen veroorzaken.
Gebruik geen andere banden, wielmaten, belastings- of snelheidsindex dan\
is voorgeschreven voor uw voertuig. Enkele combinaties van
niet-goedgekeurde banden en wielen kunnen de kenmerken inzake balans en \
prestaties van de wielophangingen wijzigen en resulteren in
wijzigingen voor de bestuurbaarheid en het remgedrag van uw voertuig. Di\
t kan leiden tot een onvoorspelbaar weggedrag en belasting voor de
onderdelen van de stuurinrichting en de wielophanging. U zou de macht ov\
er het stuur kunnen verliezen en een ongeval met ernstig of zelfs
dodelijk letsel kunnen veroorzaken. Gebruik daarom uitsluitend banden en\
wielmaten met een voor uw voertuig goedgekeurde belastingsindex.
Gebruik nooit een band met een lagere belastingsindex of een ander vermo\
gen dan die van de banden waarmee uw voertuig oorspronkelijk is
uitgerust. Het gebruiken van een band met een lagere belastingsindex kan\
resulteren in overbelasting en het lek raken van de band. U zou de
macht over het stuur kunnen verliezen en een aanrijding kunnen veroorzak\
en.
Als uw voertuig niet wordt uitgerust met banden met een geschikte snelhe\
idsindex, kan dit leiden tot een klapband en kunt u de macht over
het stuur verliezen.
SOORTEN BANDEN
Gebruik geen zomerbanden in geval van omstandigheden met sneeuw/ijs. U z\
ou de macht over het stuur kunnen verliezen, met mogelijk
ernstige of dodelijke gevolgen. Ook wanneer er te snel wordt gereden voo\
r de omstandigheden, bestaat het gevaar dat de macht over het stuur
wordt verloren.
RESERVEWIEL
Het ruimtebesparende reservewiel is alleen voor tijdelijk gebruik in noo\
dgevallen. Met deze reservewielen mag niet harder worden gereden
dan 80 km/uur. Het profiel van de tijdelijke reservewielen heeft een beperkte levensd\
uur. Als het profiel is versleten tot op de bandenslijtage-
indicatoren, moet het reservewiel worden vervangen. Neem de voorschrifte\
n voor het gebruik van het ruimtebesparende reservewiel in acht;
niet-naleving zou kunnen resulteren in het lek raken van het reservewiel\
en verlies van de macht over het stuur.
De tijdelijke reservewielen zijn ontworpen om alleen in noodgevallen geb\
ruikt te worden. De installatie van deze reservewielen is van invloed op
de bestuurbaarheid van het voertuig. Rij met het reservewiel niet harder\
dan de snelheid aangegeven op het reservewiel voor tijdelijk gebruik.
De bandenspanning mag nooit hoger of lager zijn dan de spanning voor kou\
de banden, die op de band- en belastingsinformatiesticker op de
B-stijl aan de bestuurderszijde of de achterste rand van het bestuurders\
portier is vermeld. De originele band moet zo snel mogelijk worden
gerepareerd of vervangen en weer gemonteerd worden. Niet-naleving kan er\
mogelijk toe leiden dat u de macht over het stuur verliest.

WAARSCHUWING
STEKKERDOZEN
De stekkerdozen zijn uitsluitend ontworpen voor de stekkers van de acces\
soires. Steek geen andere voorwerpen in de stekkerdozen omdat dit
de beschadiging van de stekkerdoos en het doorbranden van de zekering ka\
n veroorzaken. Een oneigenlijk gebruik van de stekkerdoos kan
schade veroorzaken die niet door de beperkte garantie voor uw nieuwe voe\
rtuig wordt gedekt.
Veel accessoires die op de stekkerdozen kunnen worden aangesloten, onttre\
kken vermogen aan de accu van het voertuig, ook wanneer ze niet
gebruikt worden (bijv. mobiele telefoons, enz.). Als deze accessoire gedurende lange tijd bl\
ijven aangesloten, zal de accu zodanig ontladen dat
de levensduur ervan wordt beperkt en/of de motor niet meer gestart kan w\
orden.
Accessoires die veel vermogen onttrekken (bijv. koelapparatuur, stofzuigers, lampen, enz.), zullen de accu nog sneller ontladen. Gebr\
uik deze
apparaten met mate en wees extra voorzichtig.
Na het gebruik van accessoires die veel vermogen onttrekken of na een la\
nge periode gedurende welke de auto niet werd gestart (met nog
aangesloten accessoires), moet er voldoende lang met het voertuig worde\
n gereden om de accu van het voertuig weer op te laden.
IMPERIAAL
Langwerpige lasten die voorbij de voorruit steken, moeten zowel aan de v\
oorzijde als aan de achterzijde van de auto worden bevestigd.
Plaats een deken of ander beschermingsmateriaal tussen het dakoppervlak \
en de lading.
Rij met beperkte snelheden en rij voorzichtig door bochten wanneer er gr\
ote of zware lasten worden vervoerd op de imperiaal. Natuurlijke of
door passerend vrachtverkeer veroorzaakte windstoten kunnen plotselinge \
opwaartse krachten uitoefenen op de lading. Het vervoeren van zeer
grote platte lasten, zoals houten panelen of surfplanken, wordt afgerade\
n aangezien dit kan leiden tot de beschadiging van de lading of uw
voertuig.
De last moet altijd eerst worden vastgezet op de dwarsdragers, eventueel\
met sjorriemen gebruikt als extra bevestigingspunten. De sjorriemen
zijn uitsluitend bedoeld als extra bevestigingspunten. Gebruik geen rate\
lmechanismen met de sjorriemen. Controleer de riemen regelmatig om
u ervan te verzekeren dat de lading correct bevestigd blijft.
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR
Een koelsysteem dat oververhit raakt, kan uw voertuig beschadigen. Wanneer de temperatuurmeter de H-zone aangeeft, zet het voertuig dan
veilig stil aan de kant van de weg. Laat de motor met uitgeschakelde air\
co stationair draaien tot de temperatuurmeter weer het normale bereik
aangeeft. Blijft de meter in de H-zone en hoort u continue geluiden, zet\
de motor dan onmiddellijk AF en neem contact op met een erkende
dealer van het Jeep-servicenetwerk.

UITLAATSYSTEEM
De oxidatiekatalysator vereist het gebruik van uitsluitend loodvrije ben\
zine. Gelode benzine zal de doeltreffendheid van de katalysator als
emissieregelsysteem aantasten, kan de prestaties van de motor aanzienlij\
k doen afnemen en de motor mogelijk ernstig beschadigen.
De katalysator kan beschadigd worden als het voertuig niet in goede oper\
ationele conditie wordt gehandhaafd. In geval van een storing van
de motor, met name in geval van ontstekingsmissers van de motor of een schijnbaa\
r prestatieverlies, moet onmiddellijk contact worden
opgenomen met een erkende dealer van het Jeep-servicenetwerk. Blijven do\
orrijden in een voertuig met een ernstige storing kan leiden tot
oververhitting van de katalysator, met als gevolg mogelijk de beschadiging van de katalysator en het voer\
tuig.
Gebruik van andere dan de goedgekeurde transmissievloeistoffen kan de so\
epelheid van schakelen aantasten en/of abnormale trillingen van
de versnellingsbak veroorzaken.
MOTOROLIE
Een overmatige of onvoldoende hoeveelheid olie in het motorblok is uiter\
st schadelijk voor de motor. Zorg ervoor dat de olie altijd op een
optimaal peil staat.
ONDERHOUD AIRCONDITIONINGSYSTEEM
Eis altijd het gebruik van uitsluitend de goedgekeurde smeermiddelen voo\
r de compressor en koelmiddelen, die ook geschikt zijn voor
het specifieke op het voertuig geïnstalleerde airconditioningsysteem.\
Sommige, niet-goedgekeurde, koelmiddelen zijn ontvlambaar en
explosiegevaarlijk en kunnen letsel veroorzaken. Andere niet-goedgekeurd\
e koel- of smeermiddelen kunnen storingen van het systeem
veroorzaken en resulteren in kostbare reparaties.
Het airconditioningsysteem bevat koelmiddel onder hoge druk. Om het risi\
co op persoonlijk letsel en beschadiging van het systeem te
voorkomen, mogen het bijvullen van koelmiddel en de eventuele reparaties\
waarvoor leidingen moeten worden losgekoppeld uitsluitend
worden uitgevoerd door een erkende dealer van het Jeep-servicenetwerk.
ALGEMENE INFORMATIE
Als de originele banden worden vervangen met banden van een andere maat\
, kan dit resulteren in onjuiste aanduidingen van de
snelheidsmeter en de kilometerteller.
SOORTEN BANDEN
In geval er een tijdelijk of een ruimtebesparend reservewiel is geïns\
talleerd, mag uw voertuig, in verband met de beperkte hoogte boven de
grond, niet gewassen worden in een automatische wasstraat. Het voertuig \
zou beschadigd kunnen worden.