UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
68
WAARSCHUWINGS-
LAMPJES EN MELDINGEN
De waarschuwings-/controlelampjes in het
instrumentenpaneel worden indien van
toepassing samen met een speciale melding
en/of geluidssignaal weergegeven. Deze indi-
caties zijn slechts indicatief en waarschu-
wend en mogen als zodanig niet als
uitputtend beschouwd worden. Raadpleeg
altijd de informatie in dit hoofdstuk in het
geval van een storingsaanduiding. Alle
actieve verklikkerlampjes worden indien van
toepassing eerst weergegeven. Het systeem-
controlemenu kan er anders uitzien op basis
van uitrusting en opties en de huidige status
van het voertuig. Sommige verklikkerlampjes
zijn optioneel en worden mogelijk niet weer-
gegeven.
Rode waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de
veiligheidsgordel van de bestuurder of passa-
gier niet is vastgemaakt. Wanneer het
contact de eerste keer in de stand ON/RUN
of ACC/ON/RUN wordt gezet en als de veilig- heidsgordel van de bestuurder is losgegespt,
klinkt er een geluidssignaal en gaat het
lampje aan. Als tijdens het rijden de veilig-
heidsgordel van de bestuurder of de voorpas-
sagier niet is vastgegespt, gaat het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels branden of knipperen en klinkt er een
geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy-
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Dit waarschuwingslampje gaat branden bij
een storing in de airbag. Het lampje gaat ter
controle vier tot acht seconden branden als
de contactschakelaar in de stand ON/RUN of
ACC/ON/RUN wordt gezet. Dit lampje gaat
branden met één geluidssignaal wanneer er
een storing in de airbag is gedetecteerd en
blijft branden totdat de storing is verholpen.
Wanneer het lampje niet brandt tijdens het
starten, blijft branden of gaat branden
tijdens het rijden, moet het systeem zo snel
mogelijk door een erkende dealer worden
nagekeken.
- Waarschuwingslampje remsysteem
Dit waarschuwingslampje geeft verschillende
functies van het remsysteem aan, zoals het
remvloeistofpeil en het aantrekken van de
handrem. Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem gaat branden, is het moge-
lijk dat de handrem is aangetrokken, het
vloeistofpeil in het remvloeistofreservoir te
laag is of dat zich een probleem voordoet met
het ABS-systeem.
Als het lampje blijft branden wanneer de
handrem niet is aangetrokken en het
remvloeistofpeil in het reservoir van de
hoofdremcilinder zich ter hoogte van het
Full-merkteken bevindt, kan er sprake zijn
van een storing in het hydraulische remcir-
cuit of is er een probleem met de rembe-
krachtiging gedetecteerd door het
ABS-systeem / elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESC). In dat geval blijft het lampje
branden tot de oorzaak is verholpen. Als het
probleem verband houdt met de rembekrach-
tiging, zal de ABS-pomp actief zijn tijdens
het remmen en voelt u mogelijk een trilling
in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits zorgen
voor reserve-remvermogen als ergens een
storing optreedt in het hydraulisch systeem.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 68
105
banden zijn voorzien van bandenspannings-
sensoren. Rijd vervolgens gedurende
10 minuten met een snelheid van meer dan
24 km/u (15 mph). Het bandenspan-
ningscontrolesysteem geeft een geluidssig-
naal af, het bandenspanningslampje
knippert 75 seconden lang en blijft daarna
branden. In de instrumentengroep wordt de
melding "SERVICE TPM SYSTEM" (onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem)
weergegeven en vervolgens worden er
streepjes (--) weergegeven in plaats van de
bandenspanningswaarden.
De eerstvolgende keer dat het contact wordt
ingeschakeld, zal het bandenspanningscon-
trolesysteem niet langer een geluidssignaal
weergeven en wordt de melding "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) niet langer getoond in
de instrumentengroep. De streepjes (--)
blijven echter de plaats innemen van de
spanningswaarden.Om het bandenspanningscontrolesysteem
weer in te schakelen, moeten alle vier de
banden met wielen weer vervangen worden
door banden die voorzien zijn van banden-
spanningssensoren. Rijd vervolgens maxi-
maal 10 minuten met een snelheid van meer
dan 24 km/u (15 mph). Het bandenspan-
ningscontrolesysteem geeft een geluidssig-
naal af, het bandenspanningslampje
knippert 75 seconden lang en gaat daarna
uit. In de instrumentengroep wordt de
melding "SERVICE TPM SYSTEM" (onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem)
weergegeven en vervolgens worden de span-
ningwaarden in plaats van de streepjes weer-
gegeven. Als het voertuig opnieuw wordt
gestart zal de melding "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem) niet meer verschijnen zolang
zich geen systeemstoring voordoet.VEILIGHEIDSSYSTEMEN
VOOR INZITTENDEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening
in uw auto zijn de veiligheidssystemen voor
inzittenden:
Beveiligingssystemen voor inzittenden
Veiligheidsgordelsystemen
Airbagsystemen
Kinderzitjes
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor
bepaalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een
erkende dealer.
Belangrijke veiligheidsmaatregelen
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitgelegd hoe
u het beveiligingssysteem voor inzittenden
op de juiste wijze gebruikt om uw passagiers
en uzelf optimaal te beschermen.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 105
VEILIGHEID
106
(Vervolgd)
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om
het risico op letsel door een geactiveerde
airbag te verminderen:
1. Kinderen van 12 jaar en jonger moetenaltijd goed vastgegespt op de achterbank
van een voertuig met een achterbank
worden vervoerd.
Waarschuwingslabel op zonneklep voorpassagier
2. Een kind dat niet groot genoeg is om de veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen (Raadpleeg de paragraaf "Kinder-
zitjes" in dit hoofdstuk voor meer infor-
matie), moet worden vastgezet in een geschikt kinderzitje of op een zitverhoger
met gordelbevestiging op de achterbank.
3. Wanneer een kind van 2 tot 12 jaar (niet in een tegen de rijrichting geplaatst
kinderzitje) op de passagiersstoel moet
worden vervoerd, schuif dan de stoel zo
ver mogelijk naar achteren en gebruik het
geschikte type kinderzitje. Raadpleeg de
paragraaf "Kinderzitjes" in dit hoofdstuk
voor meer informatie.
4. Sta nooit toe dat kinderen de schouder- gordel onder de arm door dragen of
achter de rug langs laten lopen.
5. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker van te zijn dat u het zitje op de
juiste manier gebruikt.
6. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsveiligheidsgordel op de juiste
wijze dragen.
7. Schuif de stoelen van bestuurder en voor- passagier zo ver naar achteren als prak-
tisch mogelijk is, zodat de frontairbags
ruimte hebben om te kunnen worden
opgeblazen. 8. Leun niet tegen het portier of het raam.
Als de auto is uitgerust met zijairbags,
worden die tijdens een aanrijding
krachtig opgeblazen in de ruimte tussen
de inzittenden en het portier waardoor de
inzittenden letsel kunnen oplopen.
9. Indien het airbagsysteem in dit voertuig aangepast moet worden aan een persoon
met lichamelijke beperkingen, raad-
pleegt u het hoofdstuk "Klantenservice"
voor contactinformatie van de klanten-
service.
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Installeer nooit een naar achteren
gericht kinderzitje op de voorstoel van
een auto. Gebruik alleen een naar
achteren gericht kinderzitje op de
achterbank. Als de auto niet is uitgerust
met een achterbank, transporteer dan
geen naar achteren gericht kinderzitje in
die auto.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 106
107
Veiligheidsgordelsystemen
Draag altijd de veiligheidsgordels, ook
tijdens korte ritten, ook al bent u een ervaren
bestuurder. Een andere bestuurder kan
fouten maken en een aanrijding veroorzaken
waarbij u betrokken raakt. Dit kan ver van
huis gebeuren, maar ook in uw eigen straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat veiligheids-
gordels levens redden en bij ongevallen de
ernst van het letsel kunnen verminderen.
Zeer ernstig letsel komt voor als personen uit
de auto worden geslingerd. Veiligheidsgor-
dels voorkomen dit en verminderen de kans
op letsel door aanraking met de binnenkant
van de auto. Iedere inzittende van een motor-
voertuig hoort te allen tijde een veiligheids-
gordel te dragen.
Geavanceerd
autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert)
BeltAlert voor en achter (indien aanwezig)
BeltAlert voorstoel
BeltAlert is een voorziening die de
bestuurder en voorpassagier eraan herinnert
de veiligheidsgordel om te doen. De functie
BeltAlert is actief wanneer de contactscha-
kelaar in de stand START of ON/RUN staat.
Eerste indicatie
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
nog niet is vastgegespt wanneer de contact-
schakelaar in de stand START of ON/RUN
wordt gezet, klinkt er gedurende enkele
seconden een geluidssignaal met tussen-
pozen. Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of voorpassagier nog niet is vast-
gegespt wanneer de contactschakelaar in de
stand START of ON/RUN wordt gezet, gaat
het rode waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden totdat de gordels zijn
vastgegespt. Het desbetreffende groene
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels gaat branden wanneer de gordel is vast-
gegespt. Nadat de bestuurder en
voorpassagier hun veiligheidsgordel hebben vastgegespt, gaan alle waarschuwings-
lampjes voor de veiligheidsgordels uit. BeltA-
lert voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel
zit.
Waarschuwingenreeks van BeltAlert
De waarschuwingenreeks van BeltAlert wordt
geactiveerd wanneer het voertuig een
bepaalde voertuigsnelheid overschrijdt en de
veiligheidsgordel van de bestuurder of voor-
passagier niet is vastgegespt (BeltAlert voor
de voorstoel aan passagierszijde is niet actief
wanneer er niemand in de stoel zit). De waar-
schuwingenreeks van BeltAlert begint met
het desbetreffende knipperende waarschu-
wingslampje voor de veiligheidsgordels en
een geluidssignaal met tussenpozen. Nadat
de waarschuwingenreeks van BeltAlert is
voltooid, het blijft het rode waarschuwings-
lampje voor de veiligheidsgordels branden
totdat de veiligheidsgordels van de
bestuurder en voorpassagier zijn vastge-
gespt. De waarschuwingenreeks van BeltA-
lert kan afhankelijk van de voertuigsnelheid
worden herhaald totdat de veiligheidsgordels
van de bestuurder en voorpassagier zijn vast-
gegespt. De bestuurder behoort alle inzit-
tenden erop te wijzen hun veiligheidsgordels
vast te gespen.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12
of jonger, maar ook een kind in een
kinderzitje tegen de rijrichting in, ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 107
VEILIGHEID
108(Vervolgd)
Statusverandering
Als de bestuurder of voorpassagier zijn veilig-
heidsgordel losmaakt terwijl het voertuig
rijdt, begint de waarschuwingenreeks van
BeltAlert totdat de veiligheidsgordels weer
zijn vastgegespt.
BeltAlert voor de voorstoel aan passagiers-
zijde is niet actief wanneer er niemand in de
stoel zit. BeltAlert kan worden geactiveerd
wanneer zich op de voorstoel aan passagiers-
zijde een dier of voorwerp bevindt of wanneer
de stoel is neergeklapt (indien deze voorzie-
ning aanwezig is). Het wordt aanbevolen
huisdieren aangelijnd, of in een met de
veiligheidsgordels bevestigde reismand, op
de achterbank (indien aanwezig) te vervoeren
en bagage goed op te bergen.
BeltAlert voor achterbank
BeltAlert voor de achterbank toont de
bestuurder of de veiligheidsgordels op de
achterbank zijn vastgegespt of losgemaakt.
Een waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels brandt voor iedere achterbank-
positie wanneer de contactschakelaar in de
stand START of ON/RUN staat. Als een
veiligheidsgordel is vastgegespt, gaat het
groene waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels voor de desbetreffendezitplaats continu branden. Als een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, gaat het rode
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels branden. Als een passagier op de
achterbank een veiligheidsgordel losmaakt
die is omgedaan aan het begin van de rit,
klinkt er een geluidssignaal en verandert het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels van continu groen in knipperend rood.
Dit waarschuwt de bestuurder om het voer-
tuig te doen stoppen, totdat de passagier op
de achterbank de veiligheidsgordel weer
omdoet. Nadat de bestuurder en voorpassa-
gier hun veiligheidsgordel hebben vastge-
gespt, gaan alle waarschuwingslampjes voor
de veiligheidsgordels uit.
BeltAlert kan door een erkende dealer
worden in- en uitgeschakeld. FCA raadt het
uitschakelen van BeltAlert af.
OPMERKING:
Als BeltAlert is uitgeschakeld, gaat het waar-
schuwingslampje voor de veiligheidsgordels
branden en blijft het branden totdat de
veiligheidsgordels van de bestuurder en voor-
passagier zijn vastgegespt.
Driepuntsgordels
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met
driepuntsgordels.Het oprolmechanisme blokkeert alleen bij
noodstops of aanrijdingen. Daardoor kan het
schouderdeel van de veiligheidsgordel onder
normale omstandigheden vrij bewegen. Bij
een aanrijding wordt de veiligheidsgordel
echter geblokkeerd om het risico te beperken
dat u in aanraking komt met de binnenzijde
van de auto of uit de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet
opgeblazen. Draag uw veiligheidsgordel
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk
ernstiger letsel oplopen wanneer de
veiligheidsgordels niet op de juiste wijze
worden gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto of
met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 108
109
(Vervolgd)
(Vervolgd)
(Vervolgd)
Het is gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de laadruimte.
Bij een ongeval lopen personen in deze
ruimte een groter risico op ernstig of
dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt. Inzittenden, inclusief de
bestuurder, moeten altijd hun veilig-
heidsgordel dragen of er nu een airbag
bij hun zitpositie aanwezig is of niet, om
het risico op ernstig of dodelijk letsel in
geval van een botsing te minimaliseren.
Als u uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt inwendig
letsel oplopen of zelfs onder de veilig-
heidsgordel door glijden. Volg deze
instructies om uw veiligheidsgordel
veilig te dragen en uw passagiers te
beschermen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een veiligheidsgordel mag nooit door
twee personen tegelijk worden gebruikt.
De twee personen kunnen dan tijdens
een aanrijding met een klap tegen elkaar
komen en elkaar zo ernstig verwonden.
Gebruik nooit een driepuntsgordel of een
heupgordel voor meer dan één persoon,
ongeacht de lengte van de personen.
WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen, kan het risico van letsel bij
een aanrijding vergroten. De krachten op
de gordel worden dan niet opgevangen
via de sterke heupbeenderen en het
bekken, maar via de buik. Draag het
heupdeel van de gordel altijd zo laag
mogelijk en zorg dat de gordel strak zit.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een verdraaide gordel biedt mogelijk
onvoldoende bescherming. Bij een
aanrijding kan de gordel dan zelfs snij-
wonden veroorzaken. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordel plat tegen het lichaam
aan ligt, zonder verdraaiing. Als u een
van de gordels in uw auto niet meer recht
krijgt, ga dan onmiddellijk naar een
erkende dealer om het defect te laten
verhelpen.
Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in
de verkeerde sluiting is bevestigd, biedt
onvoldoende bescherming. Het heupge-
deelte valt dan mogelijk te hoog over uw
lichaam, waardoor inwendig letsel kan
worden veroorzaakt. Gesp uw gordel
altijd vast in de gespsluiting direct naast
u.
Een te losse veiligheidsgordel biedt
onvoldoende bescherming. Tijdens een
noodstop kunt u te ver naar voren
bewegen, waardoor er een grotere kans is
op letsel. Zorg dat de gordel nauw
aansluit.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 109
115
een loszittende gordel wordt strak getrokken.
Deze apparaten verbeteren de werking van
de veiligheidsgordels door de gordel al in een
vroeg stadium van een aanrijding strak tegen
het lichaam van de inzittende te trekken.
Gordelspanners werken bij alle lichaamsaf-
metingen, ook bij gebruik van kinderzitjes.
OPMERKING:
Bij gebruik van een gordelspanner dient de veilig-
heidsgordel nog steeds op de juiste wijze worden
omgedaan. De gordel moet nauw aansluiten en op
de juiste wijze worden gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door de
controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden. Net als de airbags zijn ook de gordelspan-
ners slechts geschikt voor eenmalig gebruik. Een
geactiveerde gordelspanner of airbag dient
onmiddellijk te worden vervangen.
Spankrachtbegrenzer
De veiligheidsgordelsystemen van de voor-
stoelen en de buitenste twee stoelen op de
tweede zitrij zijn uitgerust met een energie-
beheersfunctie die helpt het risico op letsel
in geval van een aanrijding verder te
beperken. Het veiligheidsgordelsysteem
heeft een oprolmechanisme dat de gordel-
band op een gecontroleerde manier afwik-
kelt.
Schakelbaar automatisch blokkerend
oprolmechanisme (ALR) — indien aanwezig
De veiligheidsgordels op de passagierszit-
plaatsen zijn mogelijk voorzien van een scha-
kelbaar automatisch blokkerend
oprolmechanisme, dat wordt gebruikt voor
het bevestigen van een kinderzitje. Raad-
pleeg de paragraaf "Kinderzitjes bevestigen
met de veiligheidsgordel" in het hoofdstuk
"Kinderzitjes" in deze handleiding voor meer
informatie hierover. In de onderstaande
afbeelding wordt de vergrendelingsfunctie
voor elke zitplaats getoond.Locaties automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme (ALR) — verschuifbare en vaste stoelen
Als de passagierszitplaats is voorzien van een
automatisch blokkerend oprolmechanisme
en voor het gebruikelijke doeleinde wordt
gebruikt, trek dan juist voldoende gordel- band uit het oprolmechanisme om het
middel van de inzittende comfortabel te
kunnen omvatten, zonder het automatisch
blokkerend oprolmechanisme te activeren.
Als het automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme toch wordt geactiveerd, hoort u een
klikgeluid terwijl de gordel wordt inge-
trokken. Laat in dat geval de gordel volledig
intrekken en trek vervolgens juist voldoende
gordelband uit het oprolmechanisme om het
middel van de inzittende comfortabel te
kunnen omvatten. Schuif de gesp in de gesp-
sluiting totdat u een 'klik' hoort.
De automatische blokkeerfunctie zorgt
ervoor dat de schoudergordel automatisch in
een van te voren ingestelde positie wordt
geblokkeerd. De schoudergordel wordt nog
steeds aangespannen. Gebruik altijd de
automatische blokkeerfunctie als een kinder-
zitje is aangebracht op een zitplaats die is
voorzien van een veiligheidsgordel met dit
systeem. Kinderen van 12 jaar en jonger
moeten altijd goed vastgegespt op de achter-
bank in een auto met achterbank worden
vervoerd.
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 115
VEILIGHEID
116
(Vervolgd)
Gebruik van de automatische blokkeerfunctie
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte en trek ditomlaag tot de hele veiligheidsgordel is
uitgerold. 3. Laat de veiligheidsgordel weer terug-
rollen. Terwijl de veiligheidsgordel wordt
opgerold hoort u een klikgeluid. Dit geeft
aan dat de automatische blokkeerfunctie
is geactiveerd.
De automatische blokkeerfunctie uitschakelen
Maak de gesp van de driepuntsgordel los en
laat de gordel helemaal terugrollen om zo
automatische blokkeerfunctie uit te scha-
kelen en de normale blokkering weer te acti-
veren.
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor
bepaalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een
erkende dealer.
Het airbagsysteem moet gereed zijn om u te
beschermen bij een aanrijding. De controller
van het beschermingssysteem voor inzit-
tenden (ORC) controleert de interne circuits
en de bedrading van de elektrische compo-
nenten van het airbagsysteem. Uw voertuig is
mogelijk uitgerust met de volgende compo-
nenten van het airbagsysteem:
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Installeer nooit een naar achteren
gericht kinderzitje op de voorstoel van
een auto. Gebruik alleen een naar
achteren gericht kinderzitje op de
achterbank. Als de auto niet is uitgerust
met een achterbank, transporteer dan
geen naar achteren gericht kinderzitje in
die auto.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12
of jonger, maar ook een kind in een
kinderzitje tegen de rijrichting in, ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING!
Laat het gordelmechanisme vervangen
als het schakelbare automatisch blokke-
rend oprolmechanisme of een andere
functie van de veiligheidsgordels niet
correct werkt bij een controle volgens de
procedures in de onderhoudshandlei-
ding.
Als u het gordelmechanisme niet laat
vervangen wanneer dat nodig is,
verhoogt u de kans op letsel bij aanrij-
dingen.
Gebruik niet de automatische blokkeer-
functie ter bescherming van inzittenden
die de veiligheidsgordel dragen of
kinderen die zitverhogers gebruiken. De
vergrendelde modus wordt alleen
gebruikt om in de rijrichting of tegen de
rijrichting in gerichte kinderzitjes te
installeren die een tuig hebben voor het
vastzetten van het kind.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
2020_JEEP_CHEROKEE_UG_LHD_EE.book Page 116