Page 174 of 248

198)Vergeet niet dat tijdens het slepen
meer kracht op het rempedaal moet
worden uitgeoefend om te remmen,
aangezien de rembekrachtiging geen
ondersteuning biedt. Gebruik voor het
slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Zorg tijdens het
slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Bij het slepen van de auto
moet men zich aan de
wegenverkeerswetgeving houden, zowel
voor de trekhaak als voor het slepen zelf.
Start de motor niet wanneer het voertuig
wordt gesleept.
BELANGRIJK
41)Als de motor is afgezet, werken de
stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging
niet meer.
42)Neem tijdens het slepen de
contactsleutel niet uit het contactslot of de
lezer.43)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden te
slepen m.b.v. geschikte middelen conform
de verkeerswetgeving (starre stang), om de
auto over de weg te verplaatsen om hem
gebruiksklaar te maken voor het slepen of
voor transport met takelwagen. Sleepogen
MOGEN NIET worden gebruikt om
voertuigen off-road (d.w.z. op het terrein) te
slepen of waar hindernissen zijn en/of voor
het slepen met kabels of andere niet-starre
hulpmiddelen. In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moeten er
voor het slepen twee voertuigen worden
gebruikt (een slepend en een gesleept
voertuig), die zich beide zo veel mogelijk op
één lijn bevinden.
172
NOODGEVALLEN
Page 188 of 248

Wanneer het profielpatroon is versleten
tot de hoogte van de
waarschuwingsverhogingen, worden
deze zichtbaar 2 fig. 280: uw banden
moeten worden vervangen, want de
profieldiepte is ongeveer 1,6 mm en dat
betekent weinig grip op gladde wegen.
Een overbelast voertuig, te lang op
snelwegen rijden, zelfs bij warm weer,
of op hobbelig terrein rijden dragen bij
aan een snellere slijtage van de banden.
BANDENSPANNING
Houd de banden (inclusief de
reserveband) op de juiste spanning;
controleer de bandenspanning ten
minste één keer per jaar en vóór een
lange reis (zie het etiket op de kolom
van het bestuurdersportier). De
spanning moet met koude banden
gecontroleerd worden: bereken niet de
hogere spanning die behaald kunnen
worden tijdens warme maanden of na
hard rijden. Als de bandenspanning niet
met koude banden kan worden
gecontroleerd, verhoog dan de
spanning 0,2 tot 0,3 bar (of 3 PSI).
Laat een hete band nooit leeglopen.
Voertuigen uitgerust met TPMS:in
geval van te zwakke inflatie of een gat,
gaat het waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel branden. Zie
paragraaf “TPMS – Tyre Pressure
Monitoring System” in het hoofdstuk
“Veiligheid”.Etiket A fig. 282
Open het portier aan bestuurderszijde
fig. 283 om het te lezen.B: spanning voorbanden als niet over
een snelweg wordt gereden of met
minder dan vier inzittenden.
C: spanning achterbanden als niet
over een snelweg wordt gereden of met
minder dan vier inzittenden.
D: spanning voorbanden als over
een snelweg wordt gereden of met een
aanmerkelijke belasting.
E: spanning achterbanden als over
een snelweg wordt gereden of met een
aanmerkelijke belasting.
BELANGRIJK Voor auto's met een
volledige belasting (max. toelaatbare
belasting) en een trekhaak is de max.
snelheid beperkt tot 100 km/h en moet
de bandenspanning met 0,2 bar
worden verhoogd. Zie de paragraaf
“Gewichten” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.Gevaar van
klapbanden.
RESERVEBAND
Raadpleeg de paragraaf "Een band
vervangen" in het hoofdstuk
"Noodgevallen".
TIPS VOOR HET
OMWISSELEN VAN DE
BANDEN
We raden u aan dergelijke handelingen
niet uit te voeren.
GEBRUIK IN DE WINTER
55) 56) 57) 58)
Kettingen
Uit veiligheidsoverwegingen mogen
sneeuwkettingen niet op de achteras
worden aangebracht.
282T36619
283T36615
186
ONDERHOUD EN ZORG
Page 238 of 248

PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Sturen wordt zwaar.Stuurbekrachtiging oververhit.Rij voorzichtig, met een lage snelheid, en
neem de voor het draaien van de wielen
benodigde mate van inspanning op het
stuurwiel in overweging. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Storing elektrische servomotor.
Storing servosysteem.
Trillingen.Lage bandenspanning, slecht gebalanceerde
of beschadigde banden.Controleer de bandenspanning; als het
defect aanhoudt, laat het dan controleren bij
een Fiat Servicepunt.
De motor raakt oververhit. De
temperatuurindicator van de koelvloeistof
staat in de alarmzone en het controlelampje
STOPgaat aan.De koelventilator werkt niet meer.Zet het voertuig stil, zet de motor af en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Koelvloeistoflek.Controleer het koelvloeistofreservoir: er zou
vloeistof in moeten zitten. Is dat niet het
geval, neem dan zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Koelvloeistof kookt in het reservoir.
64)Mechanisch defect: hoofdpakking
beschadigd.Zet de motor af en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Elektrische systemen
Ruitenwissers voorruit werken niet.Wisserbladen voorruit geblokkeerd.Maak het wisserblad los voordat de
ruitenwisser wordt bewogen.
Defect elektrisch circuit.Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Zekering beschadigd.Vervang de zekering (of laat hem vervangen),
onder verwijzing naar de paragraaf
“Zekeringen passagiersruimte” in hoofdstuk
“In een noodgeval”.
De ruitenwisser van de voorruit stopt niet. Defecte elektrische bedieningen.Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Richtingaanwijzers knipperen sneller. Lamp doorgebrand.Raadpleeg de paragraaf "Een lamp
vervangen" in het hoofdstuk "Noodgevallen".
236
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 239 of 248

PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De richtingaanwijzers werken niet.Defect elektrisch circuit of
bedieningselement.Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Zekering beschadigd.Vervang de zekering (of laat hem vervangen),
onder verwijzing naar de paragraaf
“Zekeringen passagiersruimte” in hoofdstuk
“In een noodgeval”.
De koplampen gaan niet aan of uit.Defect elektrisch circuit of
bedieningselement.Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Zekering beschadigd.Vervang de zekering (of laat hem vervangen),
onder verwijzing naar de paragraaf
“Zekeringen passagiersruimte” in hoofdstuk
“In een noodgeval”.
Elektrische systemen
Sporen van condens in koplampen of
achterlichten.Sporen van condens kunnen het gevolg zijn
van natuurlijke oorzaken in verband met de
variaties van temperatuur en vochtigheid. In
dit geval verdwijnen ze geleidelijk wanneer u
de lampen aandoet.
Het controlelampje van de veiligheidsgordels
van de voorstoelen gaat aan, zelfs als de
veiligheidsgordels zijn bevestigd.Een voorwerp is tussen de bodemplaat en de
stoel terecht gekomen, waardoor de werking
van de sensor wordt belemmerd.Verwijder eventuele voorwerpen onder de
voorstoelen.
BELANGRIJK
64)Radiateur: indien er niet genoeg koelvloeistof is, vergeet dan niet dat als de motor zeer heet is, de koelvloeistof niet met koude
koelvloeistof mag worden bijgevuld. Als na mechanische ingrepen de koelvloeistof moet worden ververst of bijgevuld, moet deze van een
specifiek type zijn. Vergeet niet dat alleen producten dienen te worden gebruikt die zijn geselecteerd door het Fiat Servicenetwerk.
237
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24