Waarschuwingslampje (oranjekleurig) op dashboardlijst
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
INDICATIELAMPJE UITSCHAKELING
PASSAGIERSAIRBAG (INDIEN AANWEZIG)
Het lampje gaat branden als het contact wordt
ingeschakeld voor een werkingscontrole en
schakelt enkele seconden later uit ,of als de
motor wordt gestart.Als het lampje niet uit gaat of blijft branden,
neemt u contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
75
BERICHT OP DISPLAY(versies met Radio 7”)
Als er een bericht op het middelste
display wordt weergegeven, treft u de
benodigde maatregelen (op een kalme
manier) in overeenstemming met het
weergegeven bericht.
Als de volgende berichten op het
middelste display worden
weergegeven, kan er sprake zijn van
een storing in een van de systemen van
het voertuig:
Hoge temperatuur
motorkoelvloeistof: wordt
weergegeven als de motorkoelvloeistof
zeer hoog is geworden.
Storing oplaadsysteem: wordt
weergegeven als het laadsysteem een
storing heeft.
Temperatuurwaarschuwing: het
volgende bericht wordt weergegeven
als de temperatuur rond het middelste
display erg hoog is. Het wordt
aanbevolen de temperatuur in de auto
of de temperatuur rond het middelste
display te verlagen door rechtstreeks
zonlicht te vermijden.
Breng het voertuig tot stilstand op een
veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSTOON
IS GEACTIVEERD
In de volgende gevallen wordt een
waarschuwingstoon geactiveerd:
Herinnering lampen aan;
Airbag/gordelspansysteem;
Actieve motorklep (indien aanwezig);
Contact niet uitgeschakeld (STOP);
Sleutel uit voertuig verwijderd;
Verzoekschakelaar inoperatief
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Sleutel in bagageruimte
achtergelaten (versies met
geavanceerde keyless functie);
Sleutel in voertuig achtergelaten
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Snelheidsalarm (indien aanwezig);
Waarschuwingstoon
bandenspanning (indien aanwezig);
Buitentemperatuur (indien aanwezig);
Elektronisch stuurslot;
Snelheidsbeperker (indien aanwezig);
Waarschuwing bij 120 km/u (indien
aanwezig).
BELANGRIJK
62)Manipuleer nooit de airbag/
gordelspansystemen en neem altijd
contact op met het Fiat Servicenetwerk
voor onderhoud en reparaties. Het zelf
onderhouden of manipuleren van de
systemen is gevaarlijk. Een airbag/
gordelspanner kan per ongeluk worden
geactiveerd of kapot gaan en resulteren in
ernstig letsel of overlijden.
63)Bestuur het voertuig niet als het
waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert. Het is
gevaarlijk het voertuig te gebruiken terwijl
het waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert, aangezien het
actieve motorkapmechanisme dan mogelijk
niet goed functioneert in het geval het
voertuig een voetganger zou raken.
76
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
64)Als het TPMS- waarschuwingslampje
brandt of knippert of als de pieptoon voor
de bandenspanning hoorbaar is, verlaagt u
onmiddellijk de snelheid van het voertuig en
vermijdt u noodmanoeuvres en
noodremmen. Als het
waarschuwingslampje brandt of knippert of
als de pieptoon voor de bandenspanning
hoorbaar is, dan is het gevaarlijk tegen
hoge snelheden met voertuig te rijden, of
noodmanoeuvres of noodstops uit te
voeren. De bestuurbaarheid van het
voertuig neemt af, waardoor een ongeval
kan worden veroorzaakt. Om te bepalen of
u een trage lek of lekke band heeft, rijdt u
naar een veilige plek waar u de conditie van
de band kunt controleren en kunt nagaan
of u voldoende lucht aanwezig is om verder
te reizen naar een plek waar de band kan
worden opgepompt en het systeem kan
worden gecontroleerd door een dealer van
het Fiat Servicenetwerk of een
bandenreparateur.
65)Negeer het TPMS-
waarschuwingslampje niet. Het negeren
van het TPMS-lampje is gevaarlijk, zelfs als
u weet waarom dit brandt. Laat het
probleem zo spoedig mogelijk verhelpen
voordat de situatie ernstiger wordt, en kan
leiden tot een kapotte band of gevaarlijk
ongeluk.66)Gebruik het voertuig niet terwijl de
pieptoon van het
airbag/gordelspansysteem hoorbaar is. Het
is gevaarlijk het voertuig te gebruiken terwijl
de pieptoon van het airbag/
gordelspansysteem hoorbaar is. Bij een
botsing worden de airbags en het
gordelspansysteem niet geactiveerd,
hetgeen kan leiden tot ernstig letsel of
overlijden. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
67)Gebruik het voertuig niet terwijl de
pieptoon van de actieve motorkap
hoorbaar is. Het is gevaarlijk het voertuig te
gebruiken terwijl de pieptoon van de
actieve motorkap hoorbaar is, aangezien
het actieve motorkapmechanisme dan
mogelijk niet goed functioneert in het geval
het voertuig een voetganger zou raken.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
77
ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
In het voertuig zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS (antiblokkeersysteem van de
wielen);
TCS (tractieregelingssysteem);
DSC (dynamische stabiliteitsregeling);
Actieve motorkap (actieve
voetgangersbescherming).
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
De ABS-regeleenheid bewaakt de
snelheid van elk wiel continu. Als een
wiel dreigt te blokkeren, reageert het
ABS door de rem van dat wiel
automatisch uit en weer in te
schakelen.
De bestuurder merkt dan dat het
rempedaal licht trilt en hoort mogelijk
een ratelend geluid uit het remsysteem.
Dat hoort bij de normale werking van
het ABS. Houd het rempedaal
ingedrukt zonder te pompen (niet snel
achter elkaar intrappen).Het waarschuwingslampje gaat
branden als het systeem een storing
heeft. Raadpleeg "Lampjes en
berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
OPMERKING De remafstanden kunnen
langer zijn op losse oppervlakken (zoals
sneeuw of gravel) met een doorgaans
harde ondergrond. Een voertuig met
een normaal remsysteem komt onder
deze omstandigheden mogelijk binnen
kortere afstand tot stilstand doordat het
oppervlaktemateriaal zich tijdens het
slippen ophoopt onder de banden.
OPMERKING Tijdens of direct na het
starten van de motor is de werking van
het ABS mogelijk te horen. Dat wijst
echter niet op een storing.
TCS-SYSTEEM (Traction
Control System,
tractieregelingssysteem)
72) 73) 74)
Het Traction Control System (TCS)
verbetert de tractie en veiligheid door
regeling van de motorkoppel en de
remwerking.
Als het TCS slippende wielen
detecteert, wordt de motorkoppel
verlaagd en worden de remmen
bediend om tractieverlies te
voorkomen.Dit betekent dat de motor automatisch
herstelt op een glad oppervlak om de
wielen optimale kracht te geven,
waardoor het tollen van de wielen en
verlies van tractie wordt beperkt.
Het waarschuwingslampje gaat
branden als het systeem een storing
heeft. Raadpleeg "Lampjes en
berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
OPMERKING Om de TCS uit te
schakelen, moet op de DSC
OFF-schakelaar worden gedrukt
(raadpleeg “DSC OFF-schakelaar” in dit
hoofdstuk).
Indicatielampje TCS / DSC
Het indicatielampje
blijft enkele
seconden branden als het contact AAN
wordt gezet.
Als de TCS of DSC in werking is,
knippert het lampje.
Als het waarschuwingslampje
blijft
branden, is er mogelijk sprake van een
storing in het TCS, het DSC of het
remhulpsysteem waardoor deze niet
goed werken. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Naast het knipperende
waarschuwingslampje is een licht
werkingsgeluid van de motor hoorbaar.
Dit geeft aan dat de TCS/DSC goed
functioneert.
79
68) 69) 70)
71)
BELANGRIJK Op gladde oppervlakken,
zoals net gevallen sneeuw, is het
onmogelijk een hoog toerental te
bereiken als de TCS is ingeschakeld.
DSC SYSTEM (Dynamic
Stability Control)
75) 76) 77)
Omwille van de veiligheid zorgt
Dynamic Stability Control (DSC), samen
met systemen zoals ABS en TCS, voor
de automatische regeling van
remwerking en motorkoppel, zodat
zijslip zoveel mogelijk beheersbaar blijft
op een gladde ondergrond of tijdens
plotselinge of uitwijkmanoeuvres. Zie
“ABS (Anti-lock Brake System)” en
“TCS (Traction Control System)”.
DSC-werking is mogelijk bij een
snelheid hoger dan 20 km/u.
Het waarschuwingslampje gaat
branden als het systeem een storing
heeft. Raadpleeg "Lampjes en
berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
OPMERKING Het DSC-systeem kan
alleen naar behoren werken als het
volgende in acht wordt genomen:
gebruik voor alle vier wielen de juiste
bandenmaat volgens de opgegeven
specificaties;
gebruik voor alle vier wielen banden
van dezelfde fabrikant, van hetzelfde
merk en met hetzelfde profiel;
gebruik geen versleten banden.
BELANGRIJK Het DSC-systeem werkt
mogelijk niet goed bij gebruik van
sneeuwkettingen of een reserveband,
omdat de banddiameter dan anders is.
Indicatielampje TCS / DSC
Het indicatielampje
blijft enkele
seconden branden als het contact AAN
wordt gezet. Als de TCS of DSC in
werking is, knippert het lampje.
Als het waarschuwingslampje blijft
branden, is er mogelijk sprake van een
storing in TCS, DSC of het
remhulpsysteem waardoor deze niet
goed werken. Breng uw voertuig naar
het Fiat Servicenetwerk.
Indicatielampje DSC UIT
Het indicatielampje
blijft enkele
seconden branden als het contact AAN
wordt gezet. Het lampje gaat ook aan
wanneer de DSC OFF-schakelaar wordt
ingedrukt en TCS/DSC wordt
uitgeschakeld.
Als het lampje blijft branden terwijl
TCS/DSC niet is uitgeschakeld, dient u
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk. Het DSC-systeem kan
een storing vertonen.Schakelaar DSC UIT
Druk op de schakelaar fig. 58 om
TCS/DSC uit te schakelen. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om
TCS/DSC weer in te schakelen. Het
indicatielampje DSC OFF gaat uit.
BELANGRIJK Als DSC is ingeschakeld
en u het voertuig probeert te bevrijden
als dit klem zit, of als u wegrijdt op net
gevallen sneeuw, wordt de TCS
(onderdeel van het DSC-systeem)
geactiveerd. Het indrukken van het
gaspedaal verhoogt de motorkracht
niet en het bevrijden van het voertuig
kan bemoeilijkt worden. Als dit
optreedt, schakelt u de TCS/DSC uit.
5805060301-12A-987
80
VEILIGHEID
Als iets het gebied van de
voorbumper raakt, kan de sensor
beschadigd raken, zelfs als de
motorkap niet omhoog komt. Laat het
voertuig inspecteren door een dealer
van het Fiat Servicenetwerk.
Verwijder of repareer geen
onderdelen of bedrading van de actieve
motorkap. Test bovendien het
systeemcircuit niet met een elektrisch
testapparaat. De actieve motorkap kan
dan onbedoeld omhoog komen of niet
goed functioneren. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als
reparaties of onderhoud noodzakelijk
zijn.
Vervang de voorbumper, motorkap,
stroomlijnonderdelen of wielen niet door
niet-originele FCA-onderdelen. Het
systeem functioneert anders niet goed.
Installeer geen niet-originele
FCA-accessoires op de voorbumper.
Installeer ook geen voorwerpen op de
motorkap. Het systeem functioneert
anders niet goed.
Sluit de motorkap niet overdreven
hard en breng geen last aan op de
actuator. De actuator kan dan
beschadigd raken en ervoor zorgen dat
het systeem niet optimaal functioneert.
Wijzig de ophanging niet. Als de
hoogte van het voertuig of de demping
van de ophanging wordt gewijzigd,
functioneert het systeem mogelijk niet
optimaal.
Neem voor onderdelen contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Indien
onderdelen incorrect worden
geïnstalleerd, activeert de motorkap
wellicht niet optimaal omdat een impact
niet kan worden gedetecteerd.
Neem voor afvoer van het voertuig
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Als het voertuig niet correct wordt
gehanteerd, kan dit leiden tot letsel.
De actieve motorkap kan na activatie
niet opnieuw worden gebruikt. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Activatie van de motorkap
De motorkap activeert onder de
volgende omstandigheden:
Indien met de voorzijde van het
voertuig een voetganger of obstructie
wordt geraakt terwijl het voertuig
voldoende snelheid heeft om het
systeem te activeren, dan wordt het
systeem geactiveerd bij een bepaalde
impact door een botsing ook al blijft
hiervan geen spoor achter op de
voorbumper. Bovendien wordt het
geactiveerd bij impact van zelfs een
licht voorwerp, klein dier of ander klein
voorwerp;
het systeem kan ook activeren als
het onderste gedeelte van het voertuig
of de voorbumper te maken krijgt met
impact in een van de volgende situaties:
– het voertuig raakt de stoep;
– het voertuig komt in een greppel of
gat terecht;
– het voertuig stuitert en komt op de
grond terecht;
– de onderzijde aan de voorkant van
het voertuig komt in contact met
een helling in een parkeergarage,
het oppervlak van een golvende
weg, of een uitstekend of gevallen
voorwerp op de weg.
Situaties waarin de motorkap
mogelijk niet wordt geactiveerd
De motorkap wordt mogelijk niet
geactiveerd in de volgende situaties
waarin de impact moeilijk te detecteren
is:
een voetganger wordt geraakt door
een hoek of door de zijkanten links en
rechts van de voorbumper;
het voertuig raakt een voetganger die
een tas of iets dergelijks draagt die de
klap opvangt.
82
VEILIGHEID
Situaties waarin de motorkap niet
wordt geactiveerd
De motorkap activeert niet onder de
volgende omstandigheden:
de voorbumper wordt geraakt als het
voertuig te langzaam rijdt om het
systeem te activeren;
het voertuig wordt aan de zijkant of
de achterkant geraakt;
het voertuig rolt om of kantelt (de
motorkap kan worden geactiveerd
naargelang de omstandigheden van het
ongeluk).
BELANGRIJK
68)Vertrouw niet op ABS als vervanging
voor een veilige rijstijl. Het ABS vormt geen
compensatie voor onveilig en roekeloos
rijgedrag, te hoge snelheden,
bumperkleven (te dicht op een ander
voertuig rijden), rijden bij ijzel en sneeuwval,
en aquaplaning (verminderde bandenfrictie
en wegcontact door water op de weg). U
kunt nog steeds betrokken raken bij een
ongeluk.
69)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
70)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.71)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
72)Vertrouw niet op het Traction Control
System (TSC) als vervanging voor een
veilige rijstijl. Het Traction Control System
(TSC) vormt geen compensatie voor
onveilig en roekeloos rijgedrag, te hoge
snelheden, bumperkleven (te dicht op een
ander voertuig rijden) en aquaplaning
(verminderde bandenfrictie en wegcontact
door water op de weg). U kunt nog steeds
betrokken raken bij een ongeluk.
73)Maak bij ijzel en/of sneeuwval gebruik
van winterbanden of sneeuwkettingen en
pas uw snelheid aan. Het is gevaarlijk om
zonder hulpmiddelen voor een goede grip
te rijden op gladde wegen. In dergelijke
omstandigheden volstaat Het Traction
Control System (TCS) niet om adequate
tractie te waarborgen en ongelukken te
voorkomen.
74)De capaciteiten van het TCS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
75)Vertrouw niet op de DSC als
vervanging voor een veilige rijstijl: de
Dynamic Stability Control (TSC) vormt geen
compensatie voor onveilig en roekeloos
rijgedrag, te hoge snelheden,
bumperkleven (te dicht op een ander
voertuig rijden) en aquaplaning
(verminderde bandenfrictie en wegcontact
door water op de weg). U kunt nog steeds
betrokken raken bij een ongeluk.76)Voor de goede werking van het
DSC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
77)De capaciteiten van het DCS-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
78)Neem altijd contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motorkap is
geactiveerd. Als de motorkapontgrendeling
is aangetrokken nadat de actieve motorkap
is geactiveerd, komt de motorkap nog
verder omhoog. Als het voertuig wordt
bestuurd met de motorkap omhoog,
belemmert dit het zicht, hetgeen kan leiden
tot een ongeluk. Probeer bovendien de
motorkap niet omlaag te drukken. De
motorkap kan dan vervormen of letsel
veroorzaken omdat een geactiveerde
motorkap niet handmatig omlaag kan
worden gebracht. Als de motorkap is
geactiveerd, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk voordat u het voertuig
bestuurt; zorg ervoor dat de motorkap het
zicht niet belemmert en rij langzaam.
83
het TPMS-verklikkerlampje nadat één of
meerdere banden of wielen zijn
vervangen om ervoor te zorgen dat de
vervangen of nieuwe banden en wielen
er niet toe leiden dat het TPMS niet
correct functioneert.
BELANGRIJK Om foutieve aflezingen te
voorkomen, voert het systeem een test
uit alvorens een probleem aan te geven.
Dit heeft als resultaat dat het snel
leeglopen van een band of een
klapband niet meteen wordt
geregistreerd.
Aangezien dit systeem kleine
wijzigingen in de conditie van de
banden detecteert, kan de timing van
de waarschuwing in de volgende
gevallen sneller of langzamer zijn:
het formaat, de fabrikant of het type
banden wijkt af van de specificatie;
het formaat, de fabrikant of het type
van één band wijkt af van de andere
banden, of de mate van bandslijtage
verschilt aanzienlijk onderling;
er wordt gebruik gemaakt van een
runflat-band (indien aanwezig),
spijkerband, winterband of
sneeuwkettingen;
er wordt een reserveband gebruikt
(het TPMS-waarschuwingslampje kan
gaan knipperen en vervolgens blijven
branden);
een band is gerepareerd met de
reparatiekit van de reserveband;
de bandendruk is aanzienlijk hoger
dan de aangeven druk, of de
bandendruk wordt om de een of andere
reden lager, zoals een bij een klapband
tijdens het rijden;
de snelheid van het voertuig is
ongeveer 15 km/u (ook als het voertuig
is gestopt) of de rijperiode is korter dan
5 minuten;
het voertuig rijdt over een zeer zware
weg of een gladde weg met ijsvorming;
veel stuurmanoeuvres en snel gas
geven/remmen wordt herhaald, zoals bij
een agressieve rijstijl op een bochtige
weg;
de belasting van een voertuig rust op
één band, zoals bij zware bagage aan
een kant van het voertuig;
de systeeminitialisatie is niet
uitgevoerd met de aangegeven
bandendruk.
Systeemfoutactivatie
Als het TPMS-waarschuwingslampje
knippert, kan er sprake zijn van een
systeemstoring. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Een systeemfoutactivatie kan in de
volgende gevallen optreden:
als zich in de buurt van het voertuig
apparatuur bevindt dat gebruikmaakt
van dezelfde radiofrequentie als van de
bandendruksensoren;
als zich in de buurt van het midden
van het dashboard een metalen
apparaat of niet-authentiek
navigatiesysteem bevindt dat de
radiosignalen van de bandendruksensor
naar de ontvangstunit kan blokkeren;
als de volgende apparatuur in het
voertuig wordt gebruikt en
radio-interferentie veroorzaakt in de
ontvangstunit;
een digitaal apparaat zoals een pc;
een stoomomzetter zoals een
DC-AC-omvormer;
bij veel sneeuw of ijs op het voertuig,
met name rond de wielen;
als de batterijen van de
bandendruksensor leeg zijn;
als er een wiel zonder
bandendruksensor wordt gebruikt;
als er banden worden gebruikt die
zijn verstevigd met staaldraad in de
zijwanden;
als er sneeuwkettingen worden
gebruikt.
Banden en wielen
BELANGRIJK Pas bij het inspecteren of
aanpassen van de bandenspanning
geen overmatige kracht toe op het
kerngedeelte van de van de wielunit.
Het kerngedeelte kan beschadigd
raken.
85