Page 193 of 244

BELANGRIJK Wees voorzichtig en
oefen niet te veel druk uit op een
willekeurig deel van de motorkap
wanneer u het voertuig wast en waxt.
Anders kunnen deuken in het voertuig
ontstaan.
BELANGRIJK Maak geen gebruik van
automatische wasstraten en
wasinrichtingen die gebruik maken van
een hoge waterdruk.
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat het
brandstofklepje gesloten is en
vergrendel de portieren. Ander kan het
brandstofklepje door de waterdruk
geforceerd geopend worden waardoor
schade aan het voertuig of het
brandstofklepje ontstaat.
BELANGRIJK Maak geen gebruik van
staalwol, schurende reinigingsmiddelen
of agressieve reinigingsmiddelen met
een hoog alkalinegehalte of bijtende
middelen op verchroomde of
geanodiseerde aluminium onderdelen.
Daardoor kan de beschermende laag
beschadigd worden. Bovendien kunnen
reinigingsmiddelen de lak verkleuren of
verouderen.
Spoel alle zeep zorgvuldig met
lauwwarm of koud water af. Laat de
zeep niet op de lak opdrogen.
225)
BELANGRIJK
225)Maak natte remmen droog door
langzaam te rijden, het gaspedaal los te
laten en de remmen diverse keren
voorzichtig in te drukken tot het
remvermogen weer normaal is. Rijden met
natte remmen is gevaarlijk. Door een
grotere remweg of de zijwaartse
verplaatsing van het voertuig tijdens het
remmen kan een ernstig ongeval worden
veroorzaakt. Door voorzichtig te remmen
kunt u vaststellen of de remmen zijn
aangetast.
BELANGRIJK
47)Om het aanzicht van de lak te
behouden, mogen er geen schuur- en/of
polijstmiddelen voor het reinigen van het
voertuig worden gebruikt.48)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
BELANGRIJK
7)Schoonmaakmiddelen veroorzaken
waterverontreiniging. Was het voertuig
daarom op een plaats waar het afvalwater
direct wordt opgevangen en gezuiverd.
191
Page 194 of 244

INTERIEUR
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Onderhoud van veiligheidsgordels
227) 228)
Reinig het bevlekte gedeelte door er
licht op te deppen met een zachte doek
die gedrenkt is in een milde reiniger die
(circa 5%) is aangelengd met water.
Verwijder het resterende
reinigingsmiddel met een goed
uitgewrongen doek bevochtigd met
schoon water.
Alvorens de voor de reiniging
uitgetrokken gordels weer te laten
inrollen, deze goed droogmaken en
zorgen dat er geen restvocht meer op
aanwezig is.
OPMERKING Reinig vuile
veiligheidsgordels voorzichtig. Als ze
vuil worden gelaten, kunnen ze later
moeilijker worden gereinigd en zullen ze
op den duur moeilijker inrollen.
ONDERHOUD PLASTIC
ONDERDELEN
49)
Onderhoud bovenkant
instrumentenpaneel
226)
Maak het bevuilde deel schoon met een
zachte doek bevochtigd met een
oplossing van water en een neutraal
reinigingsmiddel (ongeveer 5%).
Verwijder het reinigingsmiddel met een
goed uitgewrongen doek bevochtigd
met schoon water.
BELANGRIJK
226)Sproei geen water in de
voertuigcabine. Water sproeien in de
voertuigcabine is gevaarlijk omdat
elektrische apparatuur zoals de autio en de
schakelaars nat zouden kunnen worden
waardoor een storing of brand zou kunnen
ontstaan.
227)Als een gordel rafels of
beschadigingen vertoont, laat deze dan
vervangen door het servicenetwerk. Als
een gordel gebruikt in een dergelijke
omstandigheid, kan deze niet op volledige
capaciteit functioneren hetgeen kan
resulteren in ernstige verwondingen of de
dood.228)Gebruik een mild reinigingsmiddel om
vuil van de gordel te verwijderen. Als
biologische oplosmiddelen gebruikt worden
voor het reinigen van de gordels of ze
worden gebleekt of krijgen vlekken, is er de
mogelijkheid dat ze verzwakken en
dientengevolge zouden ze niet op hun volle
capaciteit kunnen functioneren, hetgeen
kan resulteren in ernstige verwondigen of
de dood.
229)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
230)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen
niet blootgesteld worden aan temperaturen
boven 50°C. Wanneer het voertuig in de
zon staat, kan de binnentemperatuur deze
waarde ruim overschrijden.
231)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer onder de pedalen liggen; verzeker u
ervan dat de matten altijd vlak liggen en
geen contact met de pedalen maken.
192
ONDERHOUD EN ZORG
Page 195 of 244
BELANGRIJK
49)Gebruik nooit alcohol, benzine en
hiervan afgeleide producten om het
dashboard en het glas van het
instrumentenpaneel te reinigen.
50)Gebruik geen “harde” synthetische
borstels omdat deze de stof niet
repareerbaar zouden kunnen beschadigen.
Voer geen gedeeltelijke reiniging op
bepaalde stukken waardoor "esthetische"
verschillen kunnen ontstaan tussen
behandelde en onbehandelde delen.
Gebruik geen alcohol of oplosmiddelen op
ketonenbasis.
193
Page 196 of 244
TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt
en hoe het werkt is in dit hoofdstuk
vermeld en wordt toegelicht met
gegevens, tabellen en grafieken.
Voor de liefhebbers en de monteurs,
maar ook gewoon voor degenen die elk
detail van hun voertuig willen kennen.IDENTIFICATIEGEGEVENS......195
MOTOR..................196
BAND- EN WIELSPECIFICATIES . .197
GEWICHTEN...............199
AFMETINGEN..............200
VLOEISTOFINHOUD..........201
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN...........202
PRESTATIES...............205
BRANDSTOFVERBRUIK EN
CO2 -EMISSIE.............206
RICHTLIJNEN VOOR DE
BEHANDELING VAN HET
VOERTUIG AAN HET EINDE
VAN DE LEVENSDUUR........207
194
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 197 of 244
IDENTIFICATIE-
GEGEVENS
TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het typeplaatje met
identificatiegegevens is aan de
linkerzijde van de portierstijl
aangebracht fig. 153.CHASSISNUMMER /
VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER
(Ierland / U.K.)
Chassisnummer: open het deksel
getoond op fig. 154 om het
chassisnummer te controleren.
Voertuigidentificatienummerfig. 155.BANDENSPANNINGLABEL
Het bandenspanninglabel is voor
voertuigen met stuur links op de
linkerzijde van de portierstijl fig. 156 en
voor voertuigen met stuur rechts op de
rechterzijde van de portierstijl
aangebracht.
MOTORNUMMER
Het motornummerlabel is op de motor
aangebracht.
15310010103-121-001
15410010109-333-333
15510010104-122-001
15610010109-321-321
195
Page 198 of 244
MOTOR
232)
Versie 1.4 Turbo Multi Air 140HP
CyclusOtto
Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn
Boring en slag zuigers (mm) 72,0 x 84,0
Cilinderinhoud (cm³) 1368
Compressieverhouding 9,8:1
Maximum vermogen (EEG) (kW) 103
Maximum vermogen (EEG) (pk) 140
overeenkomstig motortoerental (tpm) 5000
Maximumkoppel (EEG) (Nm) 240
Maximum koppel (EEG) (kgm) 24,5
overeenkomstig motortoerental (tpm) 2250
BougiesNGK SIKR9A7
Brandstof Loodvrije benzine 95 R.O.N. (EN 228-specificaties)
BELANGRIJK Gebruik geen staalborstel voor de reiniging van iridium doppen. Daardoor kan de fijnstof coating op de
iridiumlegering en platina dopjes beschadigd raken.
BELANGRIJK
232)Wijzigingen of reparaties aan het brandstoftoevoersysteem die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met
de technische systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
196
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 199 of 244

BAND- EN
WIELSPECIFICATIES
VELGEN EN BANDEN
233)
51)
OPMERKING De banden passen
uitstekend bij het chassis van uw
voertuig. FCA beveelt u aan om de
banden te vervangen door banden van
het originele type dat op uw voertuig
gemonteerd was wanneer u de banden
vervangt. Neem voor meer informatie
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Controleer de bandenmaat en de
bandenspanning op het
bandenspanninglabel (zie de paragraaf
"Bandenspanning" in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg"). Nadat de
banden op spanning zijn gebracht,
moet het TPMS geïnitialiseerd worden,
zodat het systeem normaal kan werken
(zie "Initialisatie
bandenspanningsbewakingssysteem"
in het hoofdstuk "Veiligheid").
BELANGRIJK Als de gegevens in het
instructieboek afwijken van die van het
kentekenbewijs, dient men zich altijd
aan de gegevens van het
kentekenbewijs te houden. Voor de
rijveiligheid moeten alle wielen zijn
voorzien van banden van hetzelfde
merk en type.
BELANGRIJK Monteer geen
binnenbanden in tubeless banden.
BELANGRIJK
233)Als winterbanden met een lagere
snelheidscategorie dan die op het
kentekenbewijs is aangegeven worden
gebruikt, overschrijd dan niet de
maximumsnelheid die overeenkomt met de
snelheidscategorie van de gebruikte
banden.
BELANGRIJK
51)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/u niet. Vermijd kuilen,
trottoirbanden en stoepen en rijd geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen om
het voertuig en het wegdek niet te
beschadigen.
197
Page 200 of 244
STANDAARD VELGEN EN BANDEN
Velgen Normale band Winterband
61/2Jx16195/50 R16 84V (*) 195/50 R16 84 M+S (**)
7J x 17 205/45 R17 84W (*) 205/45 R17 84 M+S (***)
(*) 3-seizoenstype
(**) Belastingsindex en snelheidssymbool: 84Q/84S/84H/84V
(***) Belastingsindex en snelheidssymbool: 84Q/84S/84H/84V/84W
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND
Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de
bandenspanning nogmaals wanneer de banden koud zijn. In geval van winterbanden moet de aanbevolen bandenspanning
voor standaardbanden met +0,2 bar worden verhoogd.
Bandenmaat Voor Achter
195/50 R16 84V 2,0 2,0
205/45 R17 84W 2,0 2,0
198
TECHNISCHE GEGEVENS