99
Verlichting en zicht
4Met audiosysteem of touchscreen
U kunt de functie in- en
uitschakelen en de tijdsduur van
de "follow me home"-verlichting instellen via het
configuratiemenu van de auto.
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" staat en de lichtsensor weinig
omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op deze toets op de
afstandsbediening of op een van de
portierhandgrepen bij een auto met het "Keyless
entry and start"-systeem.
Het dimlicht en de parkeerlichten gaan branden
en uw auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de
functie en de tijdsduur van de instapverlichting zijn in te stellen via het
configuratiemenu op het scherm van de auto.
Statische bochtverlichting
Dit systeem zorgt ervoor dat de mistlamp
vóór tijdens het rijden met dim- of groot licht
wordt ingeschakeld om de binnenkant van
de bocht extra te verlichten bij snelheden tot
40
km/h (handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz).
Zonder/met statische bochtverlichting
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:
– bij het inschakelen van een richtingaanwijzer
of
–
als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Het systeem wordt uitgeschakeld:
–
bij een geringe stuuruitslag.
–
bij snelheden boven 40
km/u.
–
als de achteruit is ingeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
De instellingen van het systeem
kunnen via het configuratiemenu
van de auto worden aangepast.
Grootlichtassistent
Als de ring in de stand " AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
145
Veiligheid
5Elektrisch kinderslot
Het elektrische kinderslot, dat
met een toets voorin kan worden
ingeschakeld, voorkomt dat de
deuren achter (schuifdeur(en),
achterdeuren of achterklep
(afhankelijk van de uitvoering))
van binnenuit worden geopend.
Deze functie voorkomt dat de achterdeuren
kunnen worden geopend met de
binnenhandgrepen en dat de elektrische
achterruiten kunnen worden bediend.
Activeren/Deactiveren
► Druk met het contact ingeschakeld op
deze toets om de kinderbeveiliging in of uit te
schakelen.
Er wordt een melding weergegeven, om het
in- en uitschakelen van de kinderbeveiliging te
bevestigen.
Als het controlelampje brandt, is de
kinderbeveiliging ingeschakeld.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld.
Als het controlelampje een andere status aangeeft, wijst dit op een storing in de
elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, kunnen de deuren nog altijd van buitenaf
worden geopend.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de
centrale vergrendeling; gebruik het nooit
in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld, zodat de achterpassagiers de
auto kunnen verlaten.
Kinderslot op de zijruiten
achter
Met dit mechanische systeem
kan het openen van de zijruit
links en/of rechts achter worden
voorkomen.
► Het systeem wordt vergrendeld/ontgrendeld
met de sleutel in de afstandsbediening of
de reservesleutel van het Keyless entry and
start-systeem.
149
Rijden
6geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Het lampje gaat niet branden als de
motor al op bedrijfstemperatuur is.Bij
sommige weersomstandigheden wordt
aanbevolen de volgende voorschriften te
volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
W
acht onder winterse omstandigheden na
het aanzetten van het contact met starten tot
het verklikkerlampje voorgloeien uit is.
–
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23
°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden alvorens opnieuw
te starten. Als de motor ook na een aantal
pogingen niet aanslaat, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor en
de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Met Keyless entry and start
► Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in
de auto bevindt, in het detectiegebied.
► Druk op de knop " ST ART/STOP".
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor start
vrijwel direct.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Bij sommige
weersomstandigheden wordt aanbevolen om
de volgende voorschriften te volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd meteen
weg zonder de motor veel toeren te laten
maken.
–
Als het contact onder winterse
omstandigheden wordt ingeschakeld, blijft
het controlelampje voor voorgloeien langer
branden. Wacht totdat het lampje uit is
voordat u de motor start.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto
(motor en versnellingsbak) goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Als, bij een auto met dieselmotor, de temperatuur
onder nul is, start de motor alleen wanneer
het waarschuwingslampje voor het
voorgloeien uit is.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingetrapt houden totdat het
lampje dooft. Druk niet nogmaals op de toets
"START/STOP" voordat de motor draait.
De afstandsbediening van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich
binnen het detectiegebied bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.
150
Rijden
Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Beveilig de auto tegen wegrollen.
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de afstandsbediening mee te nemen.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Met Keyless entry and start
► Zet de auto stil.
► Druk op de toets " START/STOP" terwijl de
afstandsbediening zich in het detectiegebied
bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
–
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
–
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door CITROËN
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Starten/afzetten van de
elektromotor
Starten
De keuzehendel moet in stand P staan.
► Wanneer u een gewone sleutel of de sleutel
met afstandsbediening gebruikt, trap het
rempedaal in en draai de sleutel naar stand 3.
► Wanneer u Keyless entry and start gebruikt,
trap het rempedaal in en druk kort op de toets
"START/STOP".
► Houd uw voet op het rempedaal totdat
het lampje READY gaat branden en u een
geluidssignaal hoort om aan te geven dat u met
de auto kunt gaan rijden.
► Trap het rempedaal in en selecteer stand D
of R.
► Laat het rempedaal los en geef gas.
Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel branden, slaat de naald van
de vermogensmeter één keer volledig uit en gaat
dan naar de neutraalstand. De stuurkolom wordt
automatisch ontgrendeld (u kunt een geluid
horen en voelen dat het stuurwiel beweegt).
Afzetten
► Wanneer u een gewone sleutel of sleutel met
afstandsbediening. gebruikt, draai de sleutel
helemaal in stand 1 (Stop).
► Als u Keyless entry and start gebruikt, druk
op de toets "START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
– De transmissie in stand P staat.
151
Rijden
6Starten/afzetten van de
elektromotor
Starten
De keuzehendel moet in stand P staan.
► W anneer u een gewone sleutel of de sleutel
met afstandsbediening gebruikt, trap het
rempedaal in en draai de sleutel naar stand 3.
►
W
anneer u Keyless entry and start gebruikt,
trap het rempedaal in en druk kort op de toets
"START/STOP".
►
Houd uw voet op het rempedaal totdat
het lampje READY
gaat branden en u een
geluidssignaal hoort om aan te geven dat u met
de auto kunt gaan rijden.
►
T
rap het rempedaal in en selecteer stand D
of R.
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel branden, slaat de naald van
de vermogensmeter één keer volledig uit en gaat
dan naar de neutraalstand. De stuurkolom wordt
automatisch ontgrendeld (u kunt een geluid
horen en voelen dat het stuurwiel beweegt).
Afzetten
► Wanneer u een gewone sleutel of sleutel met
afstandsbediening. gebruikt, draai de sleutel
helemaal in stand 1 (Stop).
►
Als u
Keyless entry and start gebruikt, druk
op de toets "START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
–
De transmissie in stand P
staat.
– Het lampje READY niet brandt.
De transmissie wordt automatisch in
stand P gezet wanneer de motor wordt
afgezet of wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend.
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl er niet aan de vereiste
voorwaarden voor het afzetten is voldaan,
hoort u een geluidssignaal en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven.
Bijzonderheid Keyless entry
and start
Contact inschakelen zonder de motor
te starten
Wanneer de elektronische sleutel van het
"Keyless entry and start"-systeem zich in
de auto bevindt, kunt u op de toets "START/
STOP" drukken zonder een van de pedalen in
te trappen om het contact aan te zetten.
►
Druk nogmaals op deze toets om het contact
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de lezer .
► Zet de versnellingspook bij een auto met
een handgeschakelde versnellingsbak
in
de neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
►
Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie of
selectiehendel
(elektrisch) stand P en trap
vervolgens het rempedaal in.
►
Druk op de toets "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Afstandsbediening niet herkend
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt, verschijnt er een melding
op het instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
►
Druk ongeveer 3 seconden op de toets
"
START/STOP" om het afzetten van de motor
te bevestigen en neem dan contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
152
Rijden
Geforceerd afzetten (ook wel
noodprocedure voor afzetten
genoemd)
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden uitgeschakeld (zelfs tijdens
het rijden).
►
Houd daarvoor de toets " ST
ART/STOP"
ongeveer 5 seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Modus "Key off"
Met de modus "Key off" kunt u de auto
vergrendelen terwijl u de motor laat draaien
als de sleutel of de
Keyless entry and start
-afstandsbediening niet in de auto aanwezig is.
In deze modus blijven elektrische voorzieningen
werken, zodat ze thermisch comfort en veiligheid
kunnen blijven bieden en bepaalde systemen
van de auto kunnen blijven werken.
KEY OFF
► U kunt deze modus in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken (het controlelampje
van de toets gaat branden wanneer de modus is
ingeschakeld).
Bij een auto met elektromotor blijft deze
modus ongeveer 10 minuten actief nadat
de auto is vergrendeld.
Handbediende
parkeerrem
Aantrekken
► Trap het rempedaal in en trek de hefboom
van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten (op vlakke
ondergrond)
► Houd het rempedaal ingetrapt, trek de
hefboom van de parkeerrem iets omhoog, druk
de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel
omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, geeft dit aan dat de parkeerrem nog
(iets) is aangetrokken.
Stuur bij het parkeren op een helling,
zeker wanneer de auto zwaar is beladen,
de voorwielen in de richting van het trottoir en
trek vervolgens de parkeerrem aan.
Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak een versnelling in en zet
het contact uit.
Selecteer bij een automatische
transmissie de stand P en zet vervolgens
het contact uit.
Elektrische parkeerrem
In de automatische stand trekt dit systeem de
parkeerrem aan wanneer de motor wordt afgezet
en zet het de parkeerrem vrij wanneer de auto
wegrijdt.
Altijd met draaiende motor:
► T rek de parkeerrem aan door kort aan de
bedieningshendel te trekken.
►
Zet de parkeerrem vrij door kort tegen de
hendel te duwen terwijl u het rempedaal intrapt.
Standaard is de automatische werking
geactiveerd.
Deze automatische werking kan tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Controlelampje
Dit controlelampje gaat branden op zowel
het instrumentenpaneel als de hendel om
te bevestigen dat de parkeerrem is
aangetrokken, in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken ".
Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat
de parkeerrem is vrijgezet, in combinatie met de
melding " Parkeerrem vrijgezet ".
Het controlelampje knippert in reactie op een
verzoek om de parkeerrem handmatig aan te
trekken of vrij te zetten.
Bij een lege accu werkt de elektrische
parkeerrem niet meer.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak, moet u uit
veiligheidsoverwegingen een versnelling
inschakelen om te voorkomen dat de auto
wegrolt.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken
bij een auto met een automatische
transmissie of een keuzeschakelaar van de
transmissie (elektrische auto), moet u uit
veiligheidsoverwegingen het meegeleverde
wielblok tegen een van de wielen plaatsen om
te voorkomen dat de auto wegrolt.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
192
Praktische informatie
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om
de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 69 liter.
Reservevolume: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als de brandstoftank bijna leeg is, gaat een van deze
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal. Als het
lampje gaat branden, bevat de tank nog
ongeveer 8 liter brandstof.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over een lege brandstoftank
(diesel).
Een pijltje bij het waarschuwingslampje
geeft aan aan welke zijde de
brandstofvulklep zich bevindt.
Stop & Start
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Tanken
Voor een juiste waarde op de
brandstofniveaumeter moet er minimaal 8 liter
brandstof worden getankt.
Bij het openen van de brandstofvuldop kan
er een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn.
Dit is normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Veilig tanken:
►
Zet altijd de motor uit.
►
Ontgrendel de auto met het systeem Keyless
entry and start.
196
Praktische informatie
Controlelampje
voor laadstatus Betekenis
Wit, permanent Verlichting bij het openen van de klep van de
laadaansluiting en
het loskoppelen van de laadkabel.
Blauw, permanent Geprogrammeerd laden.
Groen, knipperend Laden bezig.
Controlelampje
voor laadstatus Betekenis
Groen, permanent Laden voltooid. Het controlelampje voor het laden
gaat na ongeveer 2 minuten uit; de
functies van de auto gaan in stand-by.
Het controlelampje
gaat weer branden wanneer de auto
wordt ontgrendeld met het Keyless entry and start-
systeem of wanneer er een portier wordt geopend, om aan te geven dat de
tractiebatterij volledig is opgeladen.
Rood, permanent Storing.
U mag de laadaansluiting niet
demonteren of aanpassen; elektrocutie-
en/of brandgevaar!
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabels, aansluitingen
en laders
De laadkabel die bij de auto wordt geleverd
(afhankelijk van de uitvoering), is geschikt voor
de elektrische systemen van het land waar de
auto is verkocht. Wanneer u naar het buitenland
gaat, controleer dan of de plaatselijke elektrische
systemen geschikt zijn voor de laadkabel.
Er is een volledig aanbod laadkabels
verkrijgbaar bij uw dealer.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voor meer
informatie en voor het aanschaffen van geschikte
laadkabels.