219
In geval van pech
8Gevarendriehoek
Deze reflecterende en inklapbare voorziening
moet langs de kant van de weg worden geplaatst
bij pech of schade aan de auto.
Voordat u uit de auto stapt
Schakel de alarmknipperlichten in en
doe het veiligheidsvest aan. Zet dan de
gevarendriehoek in elkaar en plaats deze.
Uitvouwen en plaatsen van
de gevarendriehoek
Zie de bovenstaande afbeelding voor
uitvoeringen met een originele gevarendriehoek.
Raadpleeg bij andere gevarendriehoeken
de instructies voor het uitvouwen in de
gebruiksaanwijzing van de gevarendriehoek.
►
Plaats de gevarendriehoek achter de auto,
houd u daarbij aan de ter plaatse geldende
regels.
Brandstoftank leeg
(diesel)
Bij een auto met dieselmotor moet het
brandstofsysteem worden ontlucht als de
brandstoftank leeg is.
Voordat u begint met het ontluchten van het
systeem , is het van groot belang om minimaal 5
liter diesel in de brandstoftank te gieten.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het tanken en de
tankbeveiliging (diesel) .
Bij niet-BlueHDi-uitvoeringen bevinden de
onderdelen van het brandstofsysteem zich in de
motorruimte, mogelijk onder de verwijderbare
afdekplaat.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de motorruimte, en met
name de plaats van deze onderdelen onder
de motorkap.
1.5 BlueHDi-motoren
► Zet het contact aan (zonder de motor te
starten).
►
W
acht ongeveer 1 minuut en zet het contact
af.
►
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure.
2.0 BlueHDi-motoren
► Zet het contact aan (zonder de motor te
starten).
►
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
►
Herhaal deze handelingen 10 keer
.
►
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure.
2.0 HDi-motoren
► Open de motorkap en maak indien nodig de
sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen
bereiken.
►
Draai de ontluchtingsschroef los.
► Bedien d e handopvoerpomp tot u
brandstof door de transparante slang ziet
stromen.
►
Draai de ontluchtingsschroef weer vast.
►
Bedien de startmotor tot de motor aanslaat
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan
ongeveer 15 seconden voordat u het opnieuw
probeert).
►
Als de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en
vervolgens de startmotor opnieuw
.
►
Breng de sierkap aan, klem deze vast en sluit
de motorkap.
222
In geval van pech
E.Opbergruimte met een kabel en een adapter
voor een 12V-aansluiting.
F. Flacon met afdichtmiddel.
G. Witte slang met dop voor de reparatie en het
op spanning brengen.
H. Sticker met de snelheidslimiet.
De elektrische installatie van de auto
biedt de mogelijkheid een compressor
aan te sluiten en te gebruiken voor de duur
die nodig is om een gerepareerde lekke band
op spanning te brengen.
Gebruik alleen de twee 12V-aansluitingen
voorin voor het aansluiten van de
compressor.
Reparatiemethode,
afdichten
► Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
► Volg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek, dragen
van een reflecterend veiligheidsvest, enz.) met
betrekking tot de regels die gelden in het land
waar u zich bevindt.
►
Zet het contact af.
► Draai de schakelaar A in de stand
"Reparatie".
►
Controleer of schakelaar B
in de stand O
staat.
Verwijder niet het voorwerp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band.
► Rol de witte slang G volledig uit.
► Draai de dop van de witte slang los.
►
Sluit de witte slang aan op het ventiel van de
lekke band.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V
-aansluiting van de auto.
► Bevestig de sticker met de
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar te
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
►
Start de motor en laat de motor draaien.
Schakel de compressor niet in voordat
de witte slang is aangesloten op het
ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt
anders buiten de band gespoten.
►
Schakel
de compressor in door de schakelaar
B in de stand I te zetten, tot de bandenspanning
2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder
druk in de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als na ongeveer 7 minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de
band niet te repareren met de
bandenreparatieset; neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
V
erwijder de set en draai de dop van de
witte slang vast. Zorg ervoor dat restanten van
de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen
komen. Houd de set binnen handbereik.
235
In geval van pech
8door de montage van accessoires die niet
door CITROËN zijn geleverd of aanbevolen,
of die niet zijn gemonteerd in
overeenstemming met de aanbevelingen. Dit
geldt met name als het gezamenlijke
stroomverbruik van de extra uitrusting meer
dan 10 milliampère bedraagt.
Neem voor meer informatie over de
montage van een trekhaak of een
taxi-uitrusting contact op met het
CITROËN-netwerk.
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Zekeringnr. Stroom- sterkte(A) Functies
F4 15 Claxon.
F5 20 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F6 20 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F7 10 12V-aansluiting
achter.
F8 20 Ruitenwisser(s)
achter.
F10/F11 30 Interne/externe
sloten, voor en
achter.
F14 5 Inbraakalarm,
noodoproep en
pechhulpoproep.
F24 5 Touchscreen,
achteruitrijcamera en
parkeerhulpsensoren.
F29 20 Audiosysteem,
touchscreen,
cd-speler,
navigatiesysteem.
F32 15 12V-aansluiting vóór.Versie 2 (Full)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Zekeringnr. Stroom-
sterkte(A) Functies
F5 5 Touchscreen,
achteruitrijcamera en
parkeerhulpsensoren.
F8 20 Ruitenwisser(s)
achter.
F10/F11 30 Interne/externe
sloten, voor en
achter.
F12 3 Alarm.
F17 10 12V-aansluiting
achter.
241
In geval van pech
8Beperkingen bij slepen
Type auto
(motor/versnellingsbak) Voorwielen op de grond Achterwielen op de
grondDieplader
4 wielen op de grond
met sleepstang
Elektrisch
Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel d\
at u contact opneemt met een professioneel bedrijf met een dieplader voor
berging (behalve bij handgeschakelde versnellingsbak).
Toegang tot het sleepoog
Het sleepoog bevindt zich in de
gereedschapskist.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapskist .
Slepen van uw auto
► Beweeg uw vinger vanuit het midden van het
klepje in de voorbumper naar een bovenhoek (zoals hierboven aangegeven) om het los te
maken.
►
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
►
Bevestig de sleepstang.
►
Schakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
►
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
Slepen van een andere auto
► Druk op het klepje in de achterbumper (zoals
hierboven aangegeven) om het los te maken. ►
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
►
Bevestig de sleepstang.
►
Schakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
►
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
307
Trefwoordenregister
12V-accu 204, 210–211, 236, 236–239
180° te openen
48
180° zicht naar achteren
190
A
Aanhanger 110, 205
Aanhangergewichten
242–243, 248
Aansluiting 12 V
76
Aansluiting 220 V
77
ABS
108
Accessoires
105
Accu
237
Accu laden
238
Achterbank
62
Achterdeuren
36–37, 48, 231–232
Achterklep
36–37, 39, 49
Achterportieren
48
Achterruitverwarming
90
Achterstoel en -bank op rails
62, 67–69
Achteruitrijcamera
166, 188, 190
Achteruitrijlicht
231, 233
Actieradius AdBlue®
20, 210
Active Safety Brake
180, 182
Adaptieve cruise control met
Stop-functie
170–171
Adaptieve snelheidsregelaar
171, 176, 178–180
AdBlue®
20, 213
AdBlue® bijvullen
214
AdBlue®-reservoir
214
Advanced Grip Control 111 – 11 2
Afmetingen
250
Afstandsbediening
31–36, 38, 148
Afstellen van de koplamphoogte
101
Afzetten van de motor
148, 150–151
Airbags
115–118, 120
Airbags vóór
116, 118, 121
Airconditioning
85–86, 88
Airconditioning (handbediend)
86, 89
Airconditioning met gescheiden regeling
89
Alarmknipperlichten
105, 219
Alarmsysteem
49–51
Algemeen menu
27, 256
Allesdragers
205–206
Android Auto verbinding
274, 293
Antiblokkeersysteem (ABS)
108
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
32
Antispinregeling (ASR) ~
Antislipregeling
108–109, 111–112
Apple®-speler
260, 272, 297
Apple CarPlay verbinding
273, 292
Apps
293
Armleuning vóór
55
Audiokabel
297
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
87
Automatische ruitenwissers
102–103
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
155–160, 163, 211, 238
Automatisch inschakelen verlichting
98
Automatisch noodremsysteem
180, 182
AUX-aansluiting
259, 272, 297B
Bagageafdekking 78
Bagagenet voor hoge belading
79–80
Bagageruimte
49
Banden
212, 253
Bandencompressor
221
Banden oppompen
212, 253
Bandenreparatieset
221–224
Bandenspanning
212, 221, 223, 253
Bandenspanningscontrole (met set)
221,
223–224
Bandenspanning te laag (detectie)
164
Batterij afstandsbediening ~
Afstandsbediening, batterij
39–40, 92
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
39
Bediening autoradio aan stuurkolom ~
Autoradio, bedieningen aan stuurkolom
255,
267, 281
Beladen
79, 205–206
Beveiliging tegen beknellen ~
Klembeveiliging
81
Bijvullen AdBlue®
210, 214
Binnenspiegel
58
BlueHDi
20, 210, 219
Bluetooth (handsfree set)
261–262,
274–275, 298–299
Bluetooth (telefoon)
274–275, 298–299
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning
264
Bluetooth-verbinding
262, 274–275,
293–294, 298–299