204
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
en de compatibiliteit van de gebruikte
Bluetooth-apparaten. Zie de handleiding van
de telefoon of neem contact op met uw
provider voor meer informatie over de
beschikbaarheid van diensten.
Profielen die compatibel zijn met het
systeem: HFP, OPP, PBAP, DID, A2DP,
AVRCP, SPP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer
informatie (compatibiliteit, aanvullende
instructies, enz.).
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de
lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een
verbinding met de telefoon te maken.
Procedure via het systeem
Druk op de toets Home om de menu’s
weer te geven.
Selecteer het menu "Telefoon".
Druk op "Verbindingen beheren ".
Er wordt een lijst van waargenomen telefoons
weergegeven.
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.
Het systeem stelt twee verbindingsprofielen voor
de telefoon voor:
–
als "
Telefoon": handsfree set, uitsluitend
telefoon.
– als " Streaming": draadloos afspelen van
audiobestanden op de telefoon.
Het systeem kan niet met hetzelfde
profiel met meerdere telefoons worden
verbonden.
Er kunnen niet meer dan 2 telefoons tegelijk
worden verbonden ( 1 per profiel).
De Bluetooth-profielen op de telefoon
hebben prioriteit t.o.v. de profielen die op
het systeem zijn geselecteerd.
Als het koppelen niet is gelukt, wordt
geadviseerd de Bluetooth-functie van de telefoon
even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Afhankelijk van het type telefoon hebt u de optie om de overdracht van uw
contacten en de gesprekkenlijst wel of niet te
accepteren.
Automatisch opnieuw verbinden
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon
waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt
deze automatisch herkend en wordt er binnen
ongeveer 30 seconden na het aanzetten van
het contact automatisch een koppeling met de
telefoon gemaakt (Bluetooth ingeschakeld).
Beheer van telefoonverbindingen
Een gekoppelde telefoon verbinden of
loskoppelen:
Selecteer het menu "Telefoon".
Druk op "Bluetooth" om de lijst van
gekoppelde apparatuur weer te geven.
Druk in de lijst op de naam van de
desbetreffende telefoon om de koppeling
ongedaan te maken.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te
koppelen.
Verwijderen van een telefoon
Druk op de knop “Bluetooth”.
Druk op "Verbindingen beheren ".
Selecteer in het weergegeven venster
"Verwijderen".
De lijst van de gekoppelde telefoons wordt
weergegeven.
Druk op de naam van de telefoon die u wilt
verwijderen.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en
verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Het gesprek aannemen:
Druk kort op de toets TEL op het
stuurwiel.
Het gesprek weigeren:
Houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Of
Druk op "Gesprek beëindigen" op het
touchscreen.
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet
onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te
bellen.
Een nieuw nummer bellen
Druk op "Telefoon".
Druk op de toets "Toetsenbord".
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op "OK" om het nummer te bellen.
Een contact bellen
Druk op het menu "Telefoon".
Of houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Druk op "Contacten".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde
lijst.
227
CITROËN Connect Nav
11Selecteer één of meer profielen.
Druk op "OK" om te bevestigen.
Telefoonverbindingen beheren
Met deze functie kunt u een apparaat aansluiten
of ontkoppelen, of een koppeling verwijderen.
Druk op Telefoon om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Bluetooth-verbinding" om een
lijst met gekoppelde apparatuur weer te
geven.
Druk op de naam van de telefoon die in de
lijst is geselecteerd om de koppeling
ongedaan te maken.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te
koppelen.
Verwijderen van een telefoon
Selecteer de prullenbak rechts boven op
het scherm om een prullenbak naast de
geselecteerde telefoon weer te geven.
Druk op de prullenbak naast de
geselecteerde telefoon om deze telefoon
te verwijderen.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en
verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op de toets telefoon op het stuur
om het gesprek aan te nemen.
En
houd de toets
telefoon op het stuurwiel langer ingedrukt
om het gesprek te weigeren.
Of
Selecteer “Gesprek beëindigen" op het
touchscreen.
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet
onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te
bellen.
Een nieuw nummer bellen
Druk op Telefoon om het beginscherm
weer te geven.
Voer het nummer in via het digitale
toetsenbord.
Druk op "Bellen" om het nummer te
bellen.
Een contact bellen
Druk op Telefoon om het beginscherm
weer te geven.
Of, houd
de telefoontoets op het stuurwiel
ingedrukt.
Selecteer "Contact".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde
lijst.
Selecteer "Bellen".
Een recent gebruikt nummer
bellen
Druk op Telefoon om het beginscherm
weer te geven.
Of
Houd
de telefoontoets op het stuurwiel
ingedrukt.
Selecteer "Oproepen".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde
lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon
bellen. Zet in dat geval de auto uit
veiligheidsoverwegingen stil.
Contacten/items beheren
Druk op Telefoon om het beginscherm
weer te geven.
Selecteer "Contact".
Selecteer "Aanmaken"om een nieuw
contact toe te voegen.
228
CITROËN Connect Nav
Druk op het tabblad "Telefoon" om het
telefoonnummer (de telefoonnummers)
van het contact in te voeren.
Druk op het tabblad "Adres" om het adres
(de adressen) van het contact in te voeren.
Druk op het tabblad "Email" om het
e-mailadres (de e-mailadressen) van het
contact in te voeren.
Druk op "OK" om op te slaan.
Druk op deze toets om contacten op
achternaam + voornaam, of voornaam +
achternaam te sorteren.
Met de functie "Email" kunt u
e-mailadressen van uw contacten
invoeren, maar u kunt met het systeem geen
e-mailberichten versturen.
Berichten beheren
Druk op Telefoon om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Berichten" om de berichtenlijst
weer te geven.
Selecteer het tabblad "Alle", "Ontvangen",
of "Verzonden".
Selecteer de details van het bericht dat u
in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op "Beantwoorden" om een in het
systeem opgeslagen snelbericht te
versturen.
Druk op "Bellen" om het nummer te
bellen.
Druk op "Beluisteren" om het bericht te
beluisteren.
De toegang tot "Berichten" is afhankelijk
van de compatibiliteit van de smartphone
met het systeem in de auto.
Sommige smartphones halen berichten of
e-mailberichten langzamer op dan andere.
Snelberichten beheren
Druk op Telefoon om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "SMS-berichten" om de
berichtenlijst weer te geven.
Selecteer het tabblad "Te laat",
"Aangekomen", "Niet beschikbaar", of
"Overig"om nieuwe berichten aan te maken.
Druk op "Aanmaken" om een nieuw
bericht te schrijven.
Selecteer het bericht dat u in een van deze
lijsten hebt geselecteerd.
Druk op "Overbrengen" om een of
meerdere ontvangers te selecteren.
Druk op "Beluisteren" om het bericht af te
spelen.
E-mailberichten beheren
Druk op Telefoon om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Email" om de berichtenlijst
weer te geven.
Selecteer het tabblad "Ontvangen",
"Verzonden", of "Ongelezen".
Selecteer het bericht dat u in een van deze lijsten
hebt geselecteerd.
Druk op "Beluisteren" om het bericht af te
spelen.
De toegang tot e-mailberichten is
afhankelijk van de compatibiliteit van de
smartphone met het systeem in de auto.
Configuratie
Audio-instellingen
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Selecteer "Audio-instellingen".
Selecteer vervolgens "Equalizer", "Verdeling";
"
Geluid", "Spraak", of "Beltonen".
Druk op "OK" om de instellingen op te
slaan.
De balans/verdeling (of spatialisatie met
het Arkamys©-systeem) verwerkt audio
229
CITROËN Connect Nav
11zodanig dat de geluidskwaliteit wordt
afgestemd op het aantal personen in de auto.
Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met
luidsprekers voor en achter.
De instelling Equalizer (keuze uit 6
sferen), en de geluidsinstellingen Bass,
Medium, en Treble zijn voor elke geluidsbron
verschillend en onafhankelijk van elkaar.
Schakel "Loudness" in of uit.
De instellingen "Verdeling" (Alle passagiers,
Bestuurder en Alleen vóór) zijn gelijk voor alle
bronnen.
Schakel "Geluiden touchscreen",
"Snelheidsafhankelijke volumeregeling", en
"Extra ingang" in of uit.
Audio in de auto: Arkamys Sound Staging© optimaliseert de verdeling van
geluid in het passagiersgedeelte.
Profielen configureren
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Configuratie van de
profielen".
Selecteer "Profiel 1", "Profiel 2", "Profiel 3", of
"Gemeenschappelijk profiel".
Druk op deze toets om een profielnaam in
te voeren via het virtuele toetsenbord.
Druk op "OK" om te bevestigen.
Druk op deze toets om een profielfoto toe
te voegen.
Steek een USB-geheugenstick met daarop
de foto in de USB-poort.
Selecteer de foto.
Druk op "OK" om toestemming te geven
voor de overdracht van de foto.
Druk nogmaals op "OK" om de instellingen
op te slaan.
Het kader voor de foto heeft een vierkante
vorm, het systeem past de oorspronkelijke
vorm van de foto aan dit vierkant aan.
Druk op deze toets om het geselecteerde
profiel te resetten.
Wanneer het geselecteerde profiel wordt
gereset, wordt standaard het Engels
geactiveerd.
Selecteer een "Profiel" (1, 2 of 3) om "Audio-
instellingen" hieraan te koppelen.
Selecteer "Audio-instellingen".
Selecteer vervolgens "Equalizer", "Verdeling";
"
Geluid", "Spraak", of "Beltonen".
Druk op "OK" om de instellingen van het
geselecteerde profiel op te slaan.
Systeeminstellingen wijzigen
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Schermconfiguratie".
Selecteer "Animatie".
Schakel Automatische tekstweergave in
of uit.
Selecteer "Lichtsterkte".
Verplaats de schuifbalk om de helderheid
van het scherm en/of het
instrumentenpaneel in te stellen.
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Systeemparameters".
Selecteer "Eenheden" om de eenheden voor
afstand, brandstofverbruik en temperatuur te
wijzigen.
Selecteer "
Fabrieksparameters" om de
begininstellingen te herstellen.
Wanneer de "Fabrieksparameters" van
het systeem worden hersteld, worden
Engels en graden Fahrenheit ingesteld en
wordt zomertijd uitgeschakeld.
Selecteer "Systeeminfo" om de versie van de in
het systeem geïnstalleerde modules te bekijken.