131
Rijden
6Active Safety Brake met Collision Risk
Alert en Intelligente
noodremassistentie
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:
– waarschuwt de bestuurder wanneer er
een risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger
, een voetganger of, afhankelijk van de
uitvoering, een fietser.
–
vermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de
aanrijding te beperken.
De snelheid wordt verlaagd met
maximaal 20 km/h (uitvoeringen met
alleen camera) of met maximaal 50
km/h
(uitvoeringen met camera en radar).
Het systeem houdt tevens rekening met
motorfietsen.
Dit systeem heeft drie functies:
–
Collision
Risk Alert.
– Intelligente noodremassistentie (iEBA).
– Active Safety Brake (automatisch
noodremsysteem).
De auto is voorzien van een multifunctionele
camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van
de uitvoering, een radar in de voorbumper
.
Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem moet de bestuurder altijd goed
opletten.
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren.
Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de verkeersomstandigheden
continu in de gaten te houden, in
overeenstemming met de geldende
rijvoorschriften.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel
detecteert, wordt het remcircuit
voorbereid op een automatische remactie. Er
kan dan een zwak geluid hoorbaar zijn en
mogelijk lijkt de auto wat af te remmen.
Uitschakelen/Inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
Het uitschakelen van het systeem wordt
aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
Auto rijdt vooruit.
ESP in werkende staat.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle
passagiers.
Gestabiliseerde snelheid op wegen met weinig
bochten.
In de volgende gevallen is het raadzaam
om het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
–
T
rekken van een aanhanger.
–
Bij lange voorwerpen op dakdragers.
–
Als sneeuwkettingen op de wielen van de auto
zijn gemonteerd.
–
V
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen.
–
V
oordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt getest.
–
Als de auto met draaiende motor wordt
gesleept.
–
Na een klap op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als het gebruik van het
noodreservewiel (kleine diameter) wordt
gedetecteerd, als een storing van de
rempedaalschakelaar wordt gedetecteerd of
136
Rijden
seconden stilstaat terwijl een versnelling vooruit
is ingeschakeld, als er geen obstakel meer wordt
gedetecteerd of als de auto harder dan 10 km/h
rijdt.
Het geluid uit de luidspreker (voor of
achter) geeft de positie van het obstakel
ten opzichte van de auto aan (voor of achter).
Parkeerhulp zijkant
Met vier extra sensoren aan de zijkant van de
bumpers registreert het systeem de positie van
obstakels tijdens het manoeuvreren en geeft ze
weer als de obstakels zich aan de zijkant van de
auto bevinden.
Alleen vaste obstakels worden juist weergegeven. Bewegende obstakels die
aan het begin van de manoeuvre worden
gedetecteerd, kunnen ten onrechte worden
weergegeven, terwijl bewegende obstakels
langs de auto niet worden weergegeven als
ze in een eerder stadium niet zijn
geregistreerd.
Voorwerpen die tijdens de manoeuvre
worden geregistreerd, worden uit het
geheugen gewist als het contact wordt
afgezet.
Uitschakelen/inschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het uitzetten van het contact.
Het parkeerhulpsysteem achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer er
een aanhanger of fietsendrager wordt
aangekoppeld aan een trekhaak die volgens
de voorschriften van de fabrikant is
gemonteerd.
In dat geval wordt de omtrek van een
aanhanger weergeven aan de achterzijde van
het beeld van de auto.
De parkeerhulp wordt uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is om de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de functie Park Assist.
Wanneer de auto wordt gestart, zijn de
grafische weergave en de
geluidssignalen van de parkeerhulpsystemen
pas beschikbaar nadat het touchscreen is
opgestart.
Werkingslimieten
Bij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
Storing
Als er een storing optreedt wanneer u de achteruitversnelling inschakelt, dan gaat
dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal (kort
piepsignaal).
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Top Rear Vision - Vision 360
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen.
141
Rijden
6180°-weergave
Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A, centraal
B en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Park Assist
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen .
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp: het
detecteert een parkeerplek en stuurt vervolgens
in de betreffende richting om op deze plek te
parkeren, terwijl de bestuurder de rijrichting
bepaalt, schakelt, accelereert en remt.
Het systeem zorgt dat Top Rear Vision of Vision
360 automatisch wordt weergegeven en dat
de parkeerhulp wordt ingeschakeld zodat de
bestuurder de manoeuvre in de gaten kan
houden.
Het systeem meet beschikbare parkeerplekken
en berekent de afstand tot obstakels met
behulp van ultrasone sensoren in de voor- en
achterbumpers van de auto.
Het systeem biedt ondersteuning bij de volgende
manoeuvres:
A. Fileparkeren - inparkeren
B. Fileparkeren - uitparkeren
C. Parkeervakken - inparkeren
Werking
► Verminder de snelheid van de auto tot
30
km/h of lager als u een parkeerplek nadert.
Inschakelen van de functie
De functie kan in het menu Auto/
Rijverlichting van het touchscreen
worden ingeschakeld.
Selecteer "Park Assist".
Wanneer de functie wordt ingeschakeld,
wordt het Dodehoekbewaking-systeem
uitgeschakeld.
Tot de start van de parkeermanoeuvre of de manoeuvre om de parkeerplek te
verlaten kunt u op elk gewenst moment op de
pijl in de linkerbovenhoek van de
weergegeven pagina drukken om de functie
uit te schakelen.
142
Rijden
Selecteren van het type manoeuvre
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre
op het touchscreen weergegeven: standaard
is dit de pagina "Inparkeren" als de auto na het
aanzetten van het contact heeft gereden, zo niet
dan wordt de pagina "Uitparkeren" weergegeven.
►
Selecteer het type en de zijde van de
manoeuvre om het zoeken naar een parkeerplek
in te schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op elk
gewenst moment worden gewijzigd, ook
wanneer er naar een beschikbare parkeerplek
wordt gezocht.
Dit lampje gaat branden om de selectie te
bevestigen.
Zoeken naar een parkeerplek
► Zorg dat u tijdens het rijden een afstand
van 0,50 tot 1,50 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij
niet harder dan 30 km/h tot het systeem een
beschikbare parkeerplek vindt.
Het zoeken naar een parkeerplek wordt gestopt
als de afstand tussen de geparkeerde auto's
en uw auto kleiner of groter is. De functie wordt
automatisch uitgeschakeld vanaf een rijsnelheid
van 50
km/h.
Voor "fileparkeren" moet de
parkeerruimte minimaal gelijk zijn aan de
lengte van uw auto plus 0,60 m.
Voor "haaks parkeren" moet de breedte van
de parkeerruimte minimaal gelijk zijn aan de
breedte van uw auto plus 0,70 m.
Als de functie Park Assist via het menu Rijden / Auto van het het touchscreen is
uitgeschakeld, wordt deze automatisch
ingeschakeld zodra het systeem wordt
geactiveerd.
Wanneer het systeem een beschikbare
parkeerplek vindt, wordt er “ OK“ op de
parkeerweergave getoond in combinatie met een
geluidssignaal.
Voorbereiden op de manoeuvre
► Rijd heel langzaam totdat het verzoek
wordt weergegeven om de auto tot stilstand
te brengen: "
Stop de auto" wordt samen met
"STOP" en een geluidssignaal weergegeven.
Als de auto is gestopt, wordt er een
instructiepagina op het scherm weergegeven.
►
V
olg de instructies om de manoeuvre voor te
bereiden.
De start van de manoeuvre wordt aangegeven
met de melding " Manoeuvre wordt uitgevoerd "
in combinatie met een geluidssignaal.
Achteruitrijden wordt aangeduid door deze
melding: " Stuurwiel loslaten, achteruitrijden ".
De functie Top Rear Vision of Vision 360 en de
parkeerhulp worden automatisch ingeschakeld
zodat u de directe omgeving van de auto tijdens
de manoeuvre in de gaten kunt houden.
Tijdens de manoeuvre
Het systeem neemt de besturing van de auto
over. Het geeft instructies over de richting bij
het manoeuvreren als de auto parallel wordt
in- en uitgeparkeerd, en bij het parkeren in een
parkeervak.
Deze instructies worden weergegeven als een
symbool in combinatie met een melding:
238
Trefwoordenregister
Opschakelindicator 102–103
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht
196
Overzicht van het verbruik
27
Overzicht zekeringen ~
Zekeringentabel
183, 186
P
Park Assist 141
Parkeerhulp achter
135
Parkeerhulp achter met grafische
weergave en geluidssignalen
135
Parkeerhulpsystemen (algemene
adviezen)
107
Parkeerhulp vóór
135
Parkeerhulp zijkant
136
Parkeerlichten
61–62, 62, 181–182
Persoonlijke instellingen
9
Plafonniers
58–59
Portieren
35
Portieren sluiten
31–32, 35
Post Collision Safety Brake
73
Profielen
229
Programmeerbare verwarming
27, 54
Proximity Keyless Entry and Start
30
Pyrotechnische gordelspanners
76
R
Radar (waarschuwingen) 108
Radio
200–202, 223
Radiozender 200–201, 223–224
RDS
201, 223
Recuperatief remmen (vertragen door
remmen op de motor)
100–101
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager,
regeling
51–52
Regeling luchtverdeling ~
Luchtverdeling
51–52
Regelmatige controles ~ Controles
166–167
Regelmatig onderhoud
108, 166, 168
Regeneratie roetfilter
167
Reinigen (adviezen)
148, 171
Rembekrachtigingsysteem
72–73
Remblokken
167
Remlichten
182
Remmen
167
Remmen
101
Remschijven
167
Remvloeistof
165
Reservewiel
167, 173–174, 177
Reservoir ruitensproeiers ~
Ruitensproeierreservoir
166
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem
106
Resetten van het traject
23
Richtingaanwijzers
61, 61–62, 181, 181–182
Rijadviezen
7, 88–89
Rijden
88–89
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
108
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
107
Rijstanden
101
Rijstrookcontrolesystemen
72
Rijverlichting
60, 63Roetfilter 167
Ruitensproeiers
66
Ruitensproeiers vóór
66
Ruitenwisserbladen (vervangen)
67–68
Ruitenwisserbladen vervangen
67–68
Ruitenwissers
65
Ruitenwisserschakelaar
65–66
Ruitenwissers vóór
66
S
Schakelaar 90–91
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
44
Schuif-/kanteldak
39–40
SCR (Selective Catalytic Reduction)
20, 168
SCR-systeem
20, 168
Selectiehendel
97, 99–100
Selectiehendel (elektrische auto)
100
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak
97
Sensoren (waarschuwingen)
108
Serienummer auto
197
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
173–176
Sfeerverlichting
58
Signalering onoplettendheid
134
Slepen
190–192
Slepen van de auto
190–191
Slepen van een auto
190, 192
Sleutel
28, 30, 33–34