75
Veiligheid
5afgaan. Wanneer de gordelspanners worden
geactiveerd, kan er wat onschadelijke rook
en een knal uit komen, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading in het
systeem.
In alle gevallen gaat het controlelampje van
de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Veiligheidsgordels achter
Iedere zitplaats achter heeft een
driepuntsveiligheidsgordel met een
oprolautomaat.De veiligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen zijn voorzien van een gordelspanner
en een spankrachtbegrenzer.
Omdoen
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
►
Controleer of de veiligheidsgordel goed is
vastgemaakt door even aan de gordel te
trekken.
Losmaken
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Display
waarschuwingslampjes
veiligheidsgordels
1. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor
2. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor
3. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter 4.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter
5. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter
Als het contact aan staat en de
bestuurder of voorpassagier zijn gordel
vastmaakt, gaat het desbetreffende
waarschuwingslampje ( 1 of 2) op het display
groen branden of uit (afhankelijk van de
uitvoering).
Als er niemand op de bestuurdersstoel of voorpassagiersstoel zit, wordt het
waarschuwingslampje grijs of gaat het uit
(afhankelijk van de uitvoering).
Waarschuwing veiligheidsgordels niet
vastgemaakt
Als het contact aan staat en de bestuurder of voorpassagier zijn gordel
niet heeft vastgemaakt, gaat het desbetreffende
waarschuwingslampje ( 1 of 2) rood branden. Als
de auto een snelheid hoger dan 20
km/h heeft,
knippert het waarschuwingslampje gedurende 2
minuten rood in combinatie met een steeds
sterker wordend geluidssignaal. Vervolgens blijft
het waarschuwingslampje rood branden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Waarschuwing veiligheidsgordel
losgemaakt
Als de bestuurder of voorpassager zijn veiligheidsgordel tijdens het rijden
losmaakt, gaat het desbetreffende
76
Veiligheid
en de inzittenden de auto eventueel kunnen
verlaten.
– Bij een lichte aanrijding, een aanrijding van
achteren en in sommige gevallen bij over de kop
slaan, kan het zijn dat de airbags niet worden
geactiveerd. In deze situaties bieden alleen de
veiligheidsgordels bescherming.
De ernst van de aanrijding hangt af van de aard
van het obstakel en de snelheid van de auto op
het moment van de aanrijding.
De airbags werken alleen als het
contact is ingeschakeld.
Deze uitrusting werkt slechts één keer. Als
er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), worden de
airbags niet meer geactiveerd.
Detectiezones bij aanrijdingen
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
Wanneer een of meerdere airbags
worden geactiveerd, veroorzaakt de
* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
waarschuwingslampje E 1 tot 5) gedurende 2
minuten rood knipperen in combinatie met een
geluidssignaal. Vervolgens blijft het
waarschuwingslampje branden totdat de gordel
weer is vastgemaakt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Maak altijd de veiligheidsgordel vast,
ongeacht de reistijd en de plaats waar u in de
auto zit.
Wissel de gordelsluitingen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de
gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Voor een juiste werking van de gordelsluiting
moet u voor het vastmaken van de gordel
controleren of er geen vreemde voorwerpen
aanwezig zijn in de sluiting.
Controleer zowel voor als na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Omdoen
De heupgordel moet zo laag mogelijk op
het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
–
dient deze strak om het lichaam te worden
gedragen.
–
moet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt.
–
mag deze door niet meer dan één persoon
worden gebruikt.
–
mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen.
–
mag er niets aan de gordel worden
gewijzigd om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt.
Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of
passagiers kleiner dan 1,5 meter gebruik van
een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één kind gedragen worden.
Laat een kind tijdens het rijden nooit op
schoot zitten.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over kinderzitjes.
Onderhoud
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten alle
werkzaamheden aan de veiligheidsgordels
worden uitgevoerd door een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats, om te
garanderen dat de werkzaamheden volgens
de voorschriften worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij CITROËN-dealers.
Airbags
Algemene informatie
Het systeem is speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden op de voorstoelen
en de middelste zitplaatsen achterin bij ernstige
aanrijdingen te verhogen. De airbags vullen
de werking van de veiligheidsgordels met
spankrachtbegrenzers aan.
Elektronische schoksensoren registreren en
analyseren de frontale en zijdelingse krachten
waaraan de detectiezones bij een aanrijding
worden blootgesteld:
–
Bij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk geactiveerd en verhogen deze de
bescherming van de inzittenden van de auto;
direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit
de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd
77
Veiligheid
5en de inzittenden de auto eventueel kunnen
verlaten.
–
Bij een lichte aanrijding, een aanrijding van
achteren en in sommige gevallen bij over de kop
slaan, kan het zijn dat de airbags niet worden
geactiveerd. In deze situaties bieden alleen de
veiligheidsgordels bescherming.
De ernst van de aanrijding hangt af van de aard
van het obstakel en de snelheid van de auto op
het moment van de aanrijding.
De airbags werken alleen als het
contact is ingeschakeld.
Deze uitrusting werkt slechts één keer. Als
er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), worden de
airbags niet meer geactiveerd.
Detectiezones bij aanrijdingen
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
Wanneer een of meerdere airbags
worden geactiveerd, veroorzaakt de
* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
pyrotechnische lading in het systeem een
geluid en een kleine hoeveelheid rook.
De rook is niet schadelijk, maar kan irriterend
zijn voor personen die hier gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een of
meerdere airbags wordt geproduceerd, kan
het gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Airbags vóór
Dit systeem beschermt de bestuurder en
passagier voorin bij een ernstige frontale
aanrijding om de kans op hoofd- en borstletsel te
verkleinen.
De bestuurdersairbag is in het stuurwiel
ingebouwd en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld*, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A).
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
Zijairbags
Bij een ernstige aanrijding van opzij beschermt
dit systeem de bestuurder en voorpassagier om
het risico op letsel aan de borst tussen heup en
schouder te beperken.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
78
Veiligheid
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
contact op met een CITROËN-dealer.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets
over de rugleuning van de stoelen (zoals
kleding): dit zou bij het activeren van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen,
kan ertoe leiden dat deze sensoren niet
meer goed werken. In dat geval werken de
zijairbags mogelijk niet!
Laat alle werkzaamheden alleen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Verwijder de handgrepen aan het dak niet.
Activering
De zijairbags worden geactiveerd aan één zijde
bij een ernstige aanrijding van opzij tegen een
deel van de of de gehele impactzone ( B).
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
borstkas van de inzittende en het betreffende
portierpaneel.
Window-airbags
Het systeem helpt de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste achterpassagier)
te beschermen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding door de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De raamairbags zijn in de stijlen en
hemelbekleding aangebracht.
Activering
Elke window-airbag wordt gelijktijdig met de
zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen
(een gedeelte van) de impactzone opzij ( B).
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de betreffende
zijruiten.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden. Neem contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zijairbags niet
geactiveerd.
Advies
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe de veiligheidsgordel om en zorg dat deze
goed is geplaatst.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de
inzittenden en de airbags (zoals kinderen,
dieren of voorwerpen), en bevestig niets in
de buurt of de baan van de airbags, omdat dit
voor letsel kan zorgen als de airbags afgaan.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp
van uw auto, vooral niet in de directe
omgeving van de airbags.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.
Laat de airbagsystemen na een aanrijding of
diefstal van uw auto controleren.
Laat alle werkzaamheden alleen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet
op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen
gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op
het stuurwiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Zijairbags
Gebruik alleen goedgekeurde
stoelhoezen die compatibel zijn met
deze airbags. Neem voor informatie over
79
Veiligheid
5stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
contact op met een CITROËN-dealer.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets
over de rugleuning van de stoelen (zoals
kleding): dit zou bij het activeren van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen,
kan ertoe leiden dat deze sensoren niet
meer goed werken. In dat geval werken de
zijairbags mogelijk niet!
Laat alle werkzaamheden alleen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Verwijder de handgrepen aan het dak niet.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
–
Conform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,5 meter in goedgekeurde, voor het
lichaamsgewicht geschikte kinderzitjes
op
met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen
uitgeruste plaatsen te worden vervoerd.
–
V
olgens de statistieken is de achterbank
van uw auto de veiligste plaats voor het
vervoeren van een kind.
–
Kinderen lichter dan 9 kg moeten met
de rug in de rijrichting in de auto worden
geplaatst, op de voorstoel of achterbank van
de auto.
Het wordt aanbevolen om kinderen op
de achterzitplaatsen van de auto te
vervoeren:
–
tot 3 jaar "
met de rug in de rijrichting ",
–
vanaf 3 jaar "
met het gezicht in de
rijrichting ".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
correct is bevestigd en aangetrokken.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat
de steun goed contact maakt met de vloer.
Advies
Een onjuist geïnstalleerd kinderzitje kan
de veiligheid van het kind in gevaar
brengen in het geval van een ongeval.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel voor dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan
worden, indien nodig naar voren.
Verwijder de hoofdsteun alvorens
een kinderzitje met rugleuning op een
passagierszitplaats te bevestigen.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is
verwijderd.
80
Veiligheid
"Met de rug in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
worden uitgeschakeld als u een
kinderzitje “met de rug in de rijrichting” op de
voorstoel plaatst. Wanneer u dat niet doet,
dan kan het kind ernstig of dodelijk letsel
oplopen als de airbag wordt opgeblazen .
Waarschuwingssticker - Airbag vóór aan
passagierszijde
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel
moet over de schouder van het kind liggen
zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Gebruik een stoelverhoger met rugleuning
voorzien van een gordelgeleider ter hoogte
van de schouder.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om
te voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de
achterportierruiten om jonge kinderen tegen
de zon te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
–
geen kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
–
nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de
auto in de zon staat,
–
de sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Kinderzitje achterin
Met het gezicht of de rug in de
rijrichting
► Zet de voorstoel van de auto naar voren en
zet de rugleuning rechtop, zodat de benen van
het kind in een kinderzitje met het gezicht of de
rug in de rijrichting de voorstoel van de auto niet
raken.
►
Controleer of de rugleuning van een
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting zich
zo dicht mogelijk tegen de rugleuning van de
zitplaats achter in de auto is geplaatst en het
optimaal raakt.
Middelste zitplaats achter
Een kinderzitje met steun mag nooit op de
middelste zitplaats achter worden bevestigd.
Kinderzitje op de
passagiersstoel voor
► Zet de voorpassagiersstoel in de hoogste
stand en helemaal naar achteren , met de
rugleuning rechtop .
"Gezicht in de rijrichting"
De voorpassagiersairbag moet
ingeschakeld zijn.
81
Veiligheid
5"Met de rug in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
worden uitgeschakeld als u een
kinderzitje “met de rug in de rijrichting” op de
voorstoel plaatst. Wanneer u dat niet doet,
dan kan het kind ernstig of dodelijk letsel
oplopen als de airbag wordt opgeblazen .
Waarschuwingssticker - Airbag vóór aan
passagierszijde
U moet zich aan het volgende voorschrift
houden, dat ook op de waarschuwingssticker
aan beide zijden van de zonneklep aan
passagierszijde wordt vermeld:
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij
het afgaan van de airbag kan het KIND
LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN.
De airbag vóór aan
passagierszijde
uitschakelen
Airbag passagierszijde UIT
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde
ALTIJD uit als u een kinderzitje "met de rug in
de rijrichting" op de voorstoel plaatst. Anders
kan het kind ernstig of dodelijk gewond raken
wanneer de airbag wordt geactiveerd.
Auto's zonder schakelaar voor het
uit-/inschakelen
Het is ten strengste verboden om een
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel te plaatsen - kans op
dodelijk of ernstig letsel bij het afgaan van de
airbag!
De airbag vóór aan passagierszijde
uit- of inschakelen
Bij auto's met dit systeem bevindt de schakelaar
zich aan de zijkant van het dashboard of in het
dashboardkastje.
Bij afgezet contact:
► Steek de sleutel in de schakelaar voor de
airbag en draai deze in de stand " OFF" om de
airbag uit te schakelen.
►
Draai de sleutel in de stand " ON
" om de
airbag weer in te schakelen.
Als het contact wordt aangezet:
82
Veiligheid
Dit waarschuwingslampje gaat branden
en blijft branden om aan te geven dat de
airbag is uitgeschakeld.
Of
Dit waarschuwingslampje gaat ongeveer
1 minuut branden om aan te geven dat de
airbag is ingeschakeld.
Aanbevolen kinderzitjes
Kinderzitjes die met een
driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden
vastgemaakt.
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
L1
"RÖMER Baby-Safe"
Wordt naar achteren gericht geplaatst.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L5
"RÖMER KIDFIX 2R"
Kan aan de ISOFIX-bevestigingspunten van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Alleen geschikt voor plaatsing op de buitenste zitplaatsen achter.
De hoofdsteun van de stoel moet worden verwijderd.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L6
"GRACO Booster"
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Alleen geschikt voor plaatsing op de
voorpassagiersstoel of op de buitenste zitplaatsen achter.
ISOFIX-bevestigingen
De hieronder aangegeven zitplaatsen
zijn uitgerust met de voorgeschreven
ISOFIX-bevestigingen:
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen die worden aangegeven door
een markering:
–
T
wee ringen, A, tussen de rugleuning en de
zitting van de stoel.
Deze ringen bevinden zich achter ritssluitingen.
De 2 sloten van ISOFIX-kinderzitjes worden
hieraan verankerd.
–
Ring
B
, aan de achterzijde van de stoel, wordt
de TOP TETHER genoemd en is bedoeld om
zitjes met een bovenste riem te bevestigen.