Page 25 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-10
3
Houd om te wisselen tussen de eenheden
voor het brandstofverbruik de schakelaar
“TRIP” ingedrukt totdat de eenheid wordt
gewijzigd. Bij gebruik van mijlen is de een-
heid voor het brandstofverbruik “MPG”.
“km/L”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 L brandstof wordt
weergegeven.
“L/100 km”: De hoeveelheid brandstof
die nodig is om onder de huidige rij-
omstandigheden 100 km af te leggen
wordt weergegeven.
“MPG”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 Imp.gal brandstof
wordt weergegeven.
Houd om te wisselen tussen de eenheden
voor het huidige brandstofverbruik de
schakelaar “TRIP” ingedrukt totdat de
weergave wijzigt.OPMERKINGBij snelheden onder 20 km/h (12 mi/h)
wordt “_ _._” weergegeven.
Gemi ddeld b ran dstofver bruik
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet.
De weergave van het gemiddelde brand-
stofverbruik kan worden ingesteld op
“AVE_ _._ km/L” of “AVE_ _._ L/100 km”
bij gebruik van kilometers. Houd om te
wisselen tussen de eenheden voor het
brandstofverbruik de schakelaar “TRIP”
ingedrukt totdat de eenheid wordt gewij-
zigd. Bij gebruik van mijlen is de eenheid
voor het brandstofverbruik “AVE_ _._
MPG”. “AVE_ _._ km/L”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op
1.0 L brandstof wordt weergegeven.
“AVE_ _._ L/100 km”: De gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen wordt weergege-
ven.
“AVE_ _._ MPG”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op
1.0 Imp.gal brandstof wordt weerge-
geven.
Om het gemiddelde brandstofverbruik te-
rug te stellen, selecteert u het en houdt u
vervolgens, terwijl de cijfers knipperen, de
schakelaar “TRIP” ingedrukt totdat de te-
rugstelling plaatsvindt.
OPMERKINGNadat u de weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik hebt teruggesteld, wordt
“_ _._” weergegeven totdat 1 km (0.6 mi)
met de machine is afgelegd.
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
1
UB4TD0D0.book Page 10 Monday, December 2, 2019 3:57 PM
Page 26 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-11
3
Koelvloeistoftemperatuur
Deze weergave toont de koelvloeistoftem-
peratuur van 40 °C tot 116 °C in stappen
van 1 °C.
Als de melding “Hi” knippert, stop dan het
voertuig, stop vervolgens de motor en laat
de motor afkoelen. (Zie pagina 6-36.)OPMERKING Als de koelvloeistoftemperatuur lager
is dan 40 °C, wordt “Lo” weergege-
ven.
De koelvloeistoftemperatuur is afhan-
kelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting.
Luchttemperatuur
Deze weergave toont de luchttemperatuur
van –9 °C tot 99 °C in stappen van 1 °C. De
weergegeven temperatuur kan afwijken
van de omgevingstemperatuur.OPMERKINGBij een temperatuur onder –9 °C wordt “Lo”
weergegeven.
Hel derhei dsre gelin g
De weergavehelderheid van de multifuncti-
onele meter kan worden ingesteld.
Om de helderheid in te stellen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Houd de schakelaar “INFO” inge- drukt.
3. Draai de sleutel naar “ON” en blijf de schakelaar “INFO” ingedrukt houden
totdat de weergave wisselt naar de
helderheidsregeling.
4. Druk op de schakelaar “TRIP” om het
helderheidsniveau in te stellen.
5. Druk op de schakelaar “INFO” om het geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen en de helderheidsregeling
te verlaten.
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
1
1. Luchttemperatuurweergave
1
1. Weergave helderheidsniveau
1
UB4TD0D0.book Page 11 Monday, December 2, 2019 3:57 PM
Page 27 of 98
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-12
3
OPMERKINGEr zijn 4 helderheidsniveaus.
DAU1234N
StuurschakelaarsLinks Rechts
DAU12381
Lichtsi
gnaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om met de kop-
lampen een lichtsignaal te geven.
DAU85410
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.OPMERKINGAls de schakelaar op dimlicht wordt inge-
steld, gaan beide koplampen op dimlicht
branden.
Als de schakelaar op grootlicht wordt inge-
steld, gaan beide koplampen op grootlicht
branden.
1. “TRIP/INFO”-schakelaar
2. Lichtsignaalschakelaar “ ”
3. Dimlichtschakelaar “ / ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Claxonschakelaar “ ”
34521
1. Startschakelaar/noodstopschakelaar “//”
2. Alarmverlichtingsschakelaar “ ”
12/
UB4TD0D0.book Page 12 Monday, December 2, 2019 3:57 PM
Page 28 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-13
3
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU68271
Noo dstopschakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en schuift u
de schakelaar vervolgens naar “ ”. Zie
pagina 5-2 voor startinstructies voordat u
de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAUM1992
Alarmverlichtin g schakelt naar “ /OFF”
De alarmverlichting (gelijktijdig knipperen
van alle richtingaanwijzers) wordt gebruikt
in een noodgeval, bijvoorbeeld om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als
uw machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
Zet met het contactslot in de stand “ON” de
schakelaar van de alarmverlichting op “ ”
om de alarmverlichting in te schakelen. De
ingeschakelde alarmverlichting blijft knip-
peren als u het contactslot naar de stand
“OFF” of “LOCK” draait. Om de alarmver-
lichting uit te schakelen, draait u het con-
tactslot weer in de stand “ON” en zet u de
schakelaar op “OFF”.
LET OP
DCA10062
Ge
bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAUM3720
Schakelaar Trip/info “TRIP/INFO”
Met deze schakelaar wijzigt u instellingen
en de weergave van de multifunctionele
meter. Zie pagina 3-6 voor meer informatie.
DAU12823
Koppelin gshen delTrek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.OPMERKINGVoor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 5-3.)1. Koppelingshendel
1
UB4TD0D0.book Page 13 Monday, December 2, 2019 3:57 PM
Page 29 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-14
3
DAU12876
Schakelped aalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 5-3.)
DAU26827
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, drukt u de remhendel
iets van de gasgreep af en draait u het stel-
wiel. Zorg dat het nummer van de instelling
op het stelwiel is uitgelijnd met het merkte-
ken op de remhendel.
DAU12944
Rempe daalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
1. SchakelpedaalZAUM1342
1
1. Remhendel
2. Afstand tussen remhendel en gasgreep
3. Stelwiel afstelpositie remhendel
4. Referentiemerkteken
1
2
43
1. Rempedaal
1
UB4TD0D0.book Page 14 Monday, December 2, 2019 3:57 PM
Page 30 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-15
3
DAU63040
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uitg erust
met ABS. Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remwe gen.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte weg en of grin dwe gen, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn d an zonder ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA20100
Let op d at de wielsensor en d e rotor van
d e wielsensor niet beschad igd raken,
an ders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
1
2
12
UB4TD0D0.book Page 15 Monday, December 2, 2019 3:57 PM
Page 31 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-16
3
DAU13077
Tank dopOpenen van de tankd op
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in en draai deze dan 1/4 slag
rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van d e tankdop
Duw de brandstoftankdop omlaag met de
sleutel nog ingestoken. Draai de sleutel 1/4
slag linksom, neem de sleutel uit en sluit
dan het slotplaatje.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankd op goe d
wor den aan ged raai d. Door b randstof-
lekka ge ontstaat b randgevaar.
DAU13222
Bran dstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en b enzinedampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om b rand en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
UB4TD0D0.book Page 16 Monday, December 2, 2019 3:57 PM
Page 32 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-17
3
3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg g emors-
te bran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte doek, aan ge-
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof d elen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is gifti g en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om benzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u b en-
zine heeft in geslikt, veel benzined amp
heeft in gead emd of b enzine in uw o gen
heeft gekreg en. Als b enzine op uw hui dterechtkomt, was
deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek dan an dere kled ing aan.
DAU86072
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 95 of hoger. Als de
motor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.
OPMERKING Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezelfde markering
heeft.Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
2
1
Aan bevolen bran dstof:
Loodvrije benzine (E10 acceptabel)
Octaan getal (RON):
95
Inhou d b ran dstoftank:
17.0 L (4.49 US gal, 3.74 Imp.gal)
Bran dstofreserve:
3.5 L (0.92 US gal, 0.77 Imp.gal)
E5
E10
UB4TD0D0.book Page 17 Monday, December 2, 2019 3:57 PM