Gebruik en belan grijke rij-informatie
5-2
5
DAU86590
De motor starten
Het startspersysteem staat starten toe
wanneer:
de versnellingsbak in de vrijstand
staat of
de versnellingsbak in een versnelling
is geschakeld, de zijstandaard is op-
geklapt en de koppelingshendel is in-
getrokken.
Om de motor te starten
1. Draai het contactslot naar ON en zet de noodstopschakelaar in de stand
“run”.
2. Controleer of de indicator en het/de waarschuwingslampje(s) enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. (Zie
pagina 3-3.)
OPMERKING
Start de motor niet als het waarschu-
wingslampje motorstoring of het
waarschuwingslampje olieniveau blijft
branden.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden en aan blijven totdat de
machine een snelheid van 10 km/h
(6 mi/h) bereikt.
LET OP
DCA24110
Als een waarschuwin gs- of controle-
lampje niet werkt zoals hier boven be-
schreven, vraag d an uw Yamaha dealer
om de machine te controleren.
3. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
4. Start de motor door de startknop in te drukken.
5. Laat de startknop los als de motor
start, of na 5 seconden. Wacht 10 se-
conden voordat u opnieuw op de
knop drukt om de accuspanning weer
te laten opbouwen.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor no g
kou d is, d it verkort de levensd uur van de
motor!
UB95D2D0.book Page 2 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Gebruik en belan grijke rij-informatie
5-3
5
DAU68221
OPMERKING
Dit model is uitgerust met:
een inertiële meeteenheid (IMU). Deze
meeteenheid stopt de motor als de
machine kantelt. Schakel het contact-
slot uit en weer in voordat u probeert
de motor opnieuw te starten. Wanneer
u dit niet, doet zal de motor niet aan-
slaan, ook al probeert de startmotor
de motor op gang te brengen na het
indrukken van de startknop.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de
startknop om de motor opnieuw te
starten.
DAU55482
Schakelen
Door de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
Om te schakelen kunt u het schakelpedaal
gebruiken of de handschakelhendel. Zie
pagina 3-24 voor een uitleg over het
YCC-S-systeem, pagina 3-25 voor de be-
diening van het schakelpedaal en pagina
3-26 voor de bediening van de handscha-
kelhendel.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.
OPMERKING
Als u de versnellingsbak in de vrij-
stand wilt zetten, drukt u het schakel-
pedaal herhaaldelijk omlaag of duwt u
1. Schakelstanden
2. Schakelpedaal
1. Schakelstanden
2. Handschakelhendel
2
1
2
N
1
1
2
3456
UB95D2D0.book Page 3 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Periodiek on derhou d en afstellin g
6-12
6
DAU82180
Filterbus
Dit model is voorzien van een filterbus die
voorkomt dat brandstofdampen naar de at-
mosfeer ontsnappen. Controleer alvorens
met deze machine te rijden het volgende:
elke slangaansluiting, zet vast indien
los.
elke slang en de busbehuizing op
schade, vervang indien beschadigd.
de ontluchtingsslang van de filterbus
op verstopping, reinig indien nodig.
DAU1988A
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen voor een correcte af-
lezing en controleer dan het olieniveau
via het kijkglas linksonder in het carter.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
1. Filterbus
2. Ontluchtingsslang filterbus
2
2
1
1. Kijkglas olieniveau
2. Olievuldop
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
31
4
2
UB95D2D0.book Page 12 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Periodiek on derhou d en afstelling
6-37
6
DAU86430Motor raakt oververhit
WAARSCHUWING
DWAT1041
Verwij der de ra diatorvul dop niet terwijl de motor en de koelvloeistofra diator no g
heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen naar buiten spuiten en zo ernstig e
b ran dwon den veroorzaken. Wacht tot de motor is afg ekoeld.
Bren g een d ikke doek, bijvoor beel d een han ddoek, aan over de ra diatorvul dop
en draai deze dan lan gzaam linksom te gen de aansla g zo dat de no g aanwezi ge
d ruk kan ontsnappen. Druk de dop omlaa g zo dra het sis gelui d stopt en draai
d eze linksom en verwij der de dop.
OPMERKING
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijd elijk leidingwater worden gebruikt, maar dit
moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschreven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniv eau in
het reser voir en in de
radiator.V ul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Het koelvloeistofniv eau
is in orde.
Er is geen lekkage.
Er is lekkage.
Het koelvloeistofniv eau
is laag. Controleer het
koelsysteem op
lekkage.
Vraag een Yamaha
dealer het koelsysteem
te controleren en te
repareren.
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te repareren als de
motor opnieuw o ver verhit raakt.
UB95D2D0.book Page 37 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
10-1
10
Index
A
ABS ...................................................... 3-27
ABS-waarschuwingslampje ................... 3-4
Accessoirebox...................................... 3-37
Accu ..................................................... 6-32
Achteruitkijkspiegels ............................ 3-41
B
Banden ................................................. 6-20
Bochtenlichten ..................................... 3-49
Bougies, controleren ............................ 6-11
Brandstof.............................................. 3-30
Brandstofverbruik,
tips voor een zuinig .............................. 5-5
C
Cardanolie ............................................ 6-15
Claxonschakelaar ................................. 3-23
Contactslot/stuurslot .............................. 3-2
Controlelampje grootlicht ....................... 3-3
Controlelampjes cruise control .............. 3-4
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ........................ 3-3
Controlelampjes richtingaanwijzers ....... 3-3
Controlelampje startblokkering .............. 3-5
Controlelampje stopmodus .................... 3-5
Controlelampje tractieregeling ............... 3-4
Cruise control ......................................... 3-6
Cruise control-schakelaars .................. 3-23
D
De motor starten .................................... 5-2
Diagnosestekker..................................... 9-2
Dimlichtschakelaar/ lichtsignaalschakelaar ........................ 3-22
D-mode (rijmodus)................................ 3-22
F
Filterbus................................................ 6-12
G
Gasgreep en gaskabel, controleren
en smeren .......................................... 6-28
Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ........................................ 3-45
Gereedschapsset ................................... 6-2
H
Handschakelhendel.............................. 3-26
Hoogte bestuurderszadel, verstellen ... 3-34
I
Identificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode ............................................. 5-1
K
Kabels, controleren en smeren ............ 6-28
Klepspeling........................................... 6-20 Koelvloeistof ......................................... 6-17
Koplamphoogte, aanpassen ................. 3-38
L
Luchtfilterelement ................................. 6-18
M
Matkleur, let op ....................................... 7-1
Menuschakelaar.................................... 3-23
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren........................ 6-30
Modelinformatiesticker ........................... 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ................ 6-12
Motor raakt oververhit .......................... 6-37
Multifunctionele meter ............................ 3-9
O
Onderhoud .............................................. 7-1
Onderhoud en smering, periodiek .......... 6-5
Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ..... 6-3
Opbergcompartiment ........................... 3-36
Overloopslang brandstoftank ............... 3-32
P
Panelen, verwijderen en aanbrengen...... 6-8
Parkeren.................................................. 5-6
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................. 6-35
R
Registratie van gegevens, voertuig......... 9-2
Rem- en schakelpedalen, controleren en smeren........................ 6-29
Remhendel............................................ 3-26
Remhendel, controleren en smeren...... 6-29
Remlichtschakelaars ............................. 6-24
Rempedaal............................................ 3-27
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 3-23
S
Schakelaar alarmverlichting .................. 3-23
Schakelen ............................................... 5-3
Schakelpedaal ...................................... 3-25
Selectieschakelaar ................................ 3-23
Serienummer motorblok ......................... 9-1
Specificaties ........................................... 8-1
Stallen ..................................................... 7-4
Stand van het stuur, verstellen ............. 3-39
Startblokkeersysteem ............................. 3-1
Startspersysteem.................................. 3-47
Stationair toerental, controleren ........... 6-19
Stopmodusschakelaar .......................... 3-23
Stop/Run/Start-schakelaar ................... 3-23
Storingzoekschema .............................. 6-36
Stuurschakelaars .................................. 3-22
Stuursysteem, controleren.................... 6-31
UB95D2D0.book Page 1 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM