
145
Praktische informatie
7Deze voorziening, die in de tankopening 
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de 
brandstofvuldop verwijdert.
Werking 
 
Wanneer u bij een auto met dieselmotor een 
benzinetankpistool in de tankopening plaatst, 
wordt dit tegengehouden door een klep. 
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er 
dus niet worden getankt.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken, 
maar kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met 
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van 
diesel kunnen per land verschillen, waardoor 
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor 
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden 
wij u aan om bij een PEUGEOT-dealer na 
te vragen of de auto geschikt is voor de 
apparatuur in de landen die u bezoekt.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren 
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag 
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van 
sneeuwkettingen worden voorzien. Een 
noodreservewiel mag niet worden voorzien 
van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende 
regelgeving over het gebruik van 
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane 
snelheid.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet 
monteren, zet de auto dan langs de kant van de 
weg stil op een vlakke ondergrond.
►
 
T
 rek de parkeerrem aan en plaats eventueel 
wielblokken voor of achter de wielen om te 
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
 
Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de 
aanwijzingen van de fabrikant.
►
 
Rijd voorzichtig weg en rij even met een 
snelheid van maximaal 50 km/h.
► Zet de auto stil en controleer of de kettingen 
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek 
het monteren van de sneeuwkettingen te 
oefenen; doe dit op een vlakke en droge 
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een 
sneeuwvrij gemaakte weg om schade 
aan de banden en het wegdek te voorkomen. 
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen 
aluminium velgen, controleer dan of de 
ketting en de bevestigingen de velg niet 
raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn 
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af 
fabriek gemonteerde  banden Maximale afmeting 
van de schakels  (mm)
195/65 R15 9
205/60 R16
205/55 R17
215/65 R16
215/60 R17 gebruik van 
sneeuwkettingen niet  mogelijk
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens 
mogelijk.  

146
Praktische informatie
Raadpleeg voor meer informatie een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Trekhaak
Lastverdeling
► V erdeel het gewicht in de caravan/aanhanger 
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht 
mogelijk bij de as en probeer de maximaal 
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te 
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de 
prestaties van de motor af als men op grotere 
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarbij 
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale 
aanhangergewicht af.
Maak gebruik van trekhaken en de 
desbetreffende bedrading, goedgekeurd 
door PEUGEOT. Wij adviseren het plaatsen 
te laten uitvoeren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een 
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk 
behoort, moet de montage altijd volgens 
de voorschriften van de fabrikant worden 
uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of besturingshulpfuncties 
worden automatisch uitgeschakeld wanneer 
een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale 
aanhangergewicht dat is vermeld op het 
kentekenbewijs van uw auto, op het 
constructeursplaatje en in de rubriek 
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook 
voor de montage op de trekhaak van 
accessoires als een fietsendrager of een 
bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende 
regelgeving.
Trekhaken
De auto kan, afhankelijk van de uitrusting, zijn voorzien van een van de\
 volgende trekhaken:
Goedkeuringsnr.: E1 R55 (referentie 2)
Verwijder de afneembare trekhaakkogel 
wanneer er geen aanhanger wordt 
getrokken.  

149
Praktische informatie
7Storing
Weergave van een storing van het 
systeem in de laadruimte
Wanneer de lading is berekend, gaan de 
lampjes van de 3 toetsen ongeveer 3 seconden 
tegelijkertijd knipperen en gaan daarna uit.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Informatie op het instrumentenpaneel 
 
 
 
 
 
Deze waarschuwingslampjes gaan branden in 
combinatie met een melding.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur 
van een aantal functies om te voorkomen dat de 
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal 
elektrische functies zoals het audio- en 
telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht 
en de plafonniers nog in totaal maximaal 40 
minuten gebruiken.
Inschakelen van deze 
modus
Een melding op het display van het 
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode 
is ingeschakeld en de actieve functies worden in 
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode  wordt ingeschakeld aan het telefoneren 
bent, kan het gesprek nog gedurende 
ongeveer 10 minuten worden voortgezet via 
het Bluetooth-systeem van het audiosysteem 
in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies 
worden automatisch weer ingeschakeld als de 
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen 
gebruiken de motor en laat deze draaien:
–
 
minder dan 10 minuten om de functies 
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken,
–
 
meer dan 10 minuten om de functies ongeveer 
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om 
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is 
opgeladen.
V
ermijd het herhaaldelijk en continu starten van 
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor  niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de  12V-accu.
Spaarfase
De spaarfase stuurt de elektrische functies van 
de auto aan om het ontladen van de accu te 
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de 
laadtoestand van de accu enkele functies, zoals 
de airconditioning en achterruitverwarming, 
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch weer 
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu 
dit toelaat.
Allesdragers / Imperiaal
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te 
voorkomen dat een van de zijden wordt 
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk 
bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een 
grotere zijwindgevoeligheid en de stabiliteit 
van de auto kan door de belading worden 
beïnvloed.   

153
Praktische informatie
7Tijdens de 30 minuten na het bijvullen is de controle uitgevoerd met de 
olieniveaumeter op het instrumentenpaneel 
bij het aanzetten van het contact niet geldig.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich 
zo dicht mogelijk bij het merkteken " MAX" 
te bevinden. Controleer indien dit niet het geval 
is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om 
vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet 
worden ververst.
Reinig de dop voordat deze na het 
bijvullen worden teruggeplaatst. Gebruik 
uitsluitend DOT4 remvloeistof uit een 
afgesloten houder.
Koelvloeistof
Controleer het koelvloeistofniveau van de 
motor regelmatig.
Het is normaal dat tussen twee 
onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet 
worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het niveau 
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van de auto kan door een te laag 
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht 
mogelijk bij het merkteken " MAX" te bevinden, 
maar mag beslist niet hoger zijn. Als het niveau zich dicht bij of onder het 
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof 
bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van 
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk. 
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten 
minste één uur alvorens werkzaamheden aan 
het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet 
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te 
voorkomen, een doek en draai de dop twee 
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de 
dop en vul koelvloeistof bij.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is. 
Inhoud van de tank:
–
 
5,3 liter bij uitvoeringen voor landen met zeer 
lage temperaturen.
–
 
2,2 liter bij andere uitvoeringen.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een 
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het 
vriespunt) moet een voor de omstandigheden 
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt 
om de onderdelen van het systeem (pomp, 
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater 
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditief 
(dieseluitvoering met 
roetfilter)
 of Het minimumniveau in het 
additiefreservoir van het 
roetfilter wordt aangegeven door het permanent 
branden van dit lampje in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding met betrekking tot 
een te laag additiefniveau.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren 
door het PEUGEOT-netwerk of door een 
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het 
reserveniveau is bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende 
rubriek voor meer informatie over de 
AdBlue-actieradiusindicatoren.
Als er geen AdBlue meer aanwezig is in het 
reservoir, kan de motor om wettelijke redenen 
niet meer gestart worden. Vul om dit te 
voorkomen het reservoir zo snel mogelijk bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer 
informatie over het  verkrijgen van AdBlue.   

155
Praktische informatie
7Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie 
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk 
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij 
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan 
het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, 
tussen twee onderhoudscontroles door, te laten 
controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt 
een te laag remvloeistofniveau erop dat de 
remblokken versleten zijn.
Na het wassen kan er zich een laagje 
vocht of onder winterse omstandigheden 
ijs vormen op de remschijven en remblokken: 
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem 
een paar keer lichtjes om de remmen 
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats voor 
informatie over het controleren van de slijtage 
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft  of als het systeem minder goed werkt, 
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee 
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of 
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem is onderhoudsvrij. Laat echter 
in het geval van een storing het systeem 
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over de  elektrische 
parkeerrem .
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, 
inclusief het reservewiel, moet worden 
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker 
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10 
minuten of meer dan 10 km met een snelheid 
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u 
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning 
ten opzichte van de op de sticker aangegeven 
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot 
een hoger brandstofverbruik. Een 
onjuiste bandenspanning veroorzaakt 
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft 
een negatieve invloed op het weggedrag van 
de auto. Kans op een ongeval! Het rijden met versleten of beschadigde 
banden vermindert de remwerking en heeft 
een negatieve invloed op het weggedrag. Het 
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van 
de banden (profiel en wangen) en velgen te 
inspecteren en te controleren of de banden over 
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder 
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de 
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten 
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere 
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op 
de levensduur van de banden, het draaien van 
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op 
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op 
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor- 
en achteras, anders kan het elektronische 
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het 
juiste moment ingrijpen.
AdBlue® (BlueHDi)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en 
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, 
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met 
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij 
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een 
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) 
voor de behandeling van de uitlaatgassen 
zonder dat de prestaties afnemen of het 
brandstofverbruik toeneemt.   

162
In geval van pech
het lek zich in het loopvlak of de hiel van de 
band bevindt.
De elektrische installatie van de auto 
biedt de mogelijkheid een compressor 
aan te sluiten en te gebruiken voor de duur 
die nodig is om een gerepareerde lekke band 
op spanning te brengen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over de 
gereedschapsset .
Reparatiemethode
Verwijder niet het voorwerp (bijv. spijker, 
schroef, enz.) dat de lekkage heeft 
veroorzaakt uit de band.
►
 
Parkeer de auto zonder het verkeer te 
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
►
 
V
olg de veiligeidsinstructies 
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek, 
verkeersveiligheidsvest, enz.) volgens de 
geldende wetgeving in het land waar u rijdt.
►
 
Zet het contact af.
►
 
Haal het dopje van het ventiel van de lekke 
band en bewaar het op een schone plaats.
 
 
► Sluit de slang van de flacon met 
afdichtmiddel aan op het ventiel van de lekke 
band en zet deze stevig vast.
►
 
Sluit de slang van de compressor aan op de 
flacon met afdichtmiddel.
►
 
Controleer of de schakelaar van de 
compressor in de stand " O
" staat.
►
 
Rol de elektrische kabel, die onder de 
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
 
Sluit de stekker van de compressor aan op 
de 12
  V-aansluiting in de auto.
Alleen de 12V-aansluiting  voorin mag 
worden gebruikt om  de compressor aan 
te sluiten.
► Bevestig de sticker met de 
snelheidslimiet.
De sticker met de snelheidslimiet moet in 
het interieur, in het gezichtsveld van de 
bestuurder, worden geplakt om hem/haar te 
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is 
gerepareerd.
Op deze sticker staat de 
bandenspanning aangegeven.
 
 
► Zet het contact aan. 
 
► Schakel  de compressor in door de schakelaar 
in de stand I te zetten, tot de bandenspanning 2 
bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk 
in de band gespoten; maak gedurende deze 
handeling de slang niet los van de aansluiting 
(kans op spatten).
PEUGEOTAls na ongeveer 7 minuten de 
bandenspanning van 2 bar niet is bereikt, 
is de band niet te repareren met de 
bandenreparatieset; neem contact op met het 
dealernetwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats om u verder te helpen.
►
 
Zet de schakelaar in de stand " O
”.
►
 
Haal de stekker van de compressor uit de 12 
V
-aansluiting in de auto.
►
 
V
ervang de dop op het ventiel.
►
 
V
erwijder de set.   

190
Bluetooth®-audiosysteem
"Multimedia": Parameters media, 
Radio-instellingen.
"Telefoon": Bellen, Beheer index, 
Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.
"Boordcomputer". 
"Onderhoud": Diagnose, Logboek 
waarschuw., ... .
"Verbindingen ": Beheer van de 
verbindingen, apparaten zoeken.
"Persoonlijke instelling - configuratie ": 
Parameters van de auto definiëren, 
Taalkeuze, Configuratie beeldscherm, Keuze van 
eenheden, Datum en tijd instellen.
Druk op de toets "MENU". 
Scrollen tussen de menu's. 
Toegang tot een menu. 
Radio
Een radiozender selecteren
Druk herhaaldelijk op de toets  SOURCE 
om de radiofunctie te selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik te 
selecteren (FM / AM / DAB).
Druk op een van de toetsen voor 
automatisch zoeken naar een 
radiozender.
Stuurkolomschakelaars
Bedieningsfuncties op het 
stuurwiel - Type 1
  
Radio:
Vorige/volgende voorkeuzezender 
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst 
selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst 
selecteren.
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bewerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden 
weergeven.
Bij ander gebruik dan telefoon:
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen 
(radio, USB-uitgang, AUX-uitgang (indien 
draagbaar apparaat is aangesloten, CD-speler, 
audiostreaming), bevestiging als het menu 
"Telefoon" is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu 
"Telefoon".
Bij een binnenkomend gesprek: Kort indrukken: gesprek aannemen.
Lang indrukken: gesprek weigeren.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het menu "Telefoon".
Lang indrukken: gesprek beëindigen
Een selectie bevestigen. 
Verhogen van het geluidsvolume. 
Verlagen van het geluidsvolume. 
Geluid onderbreken/weer inschakelen 
door het gelijktijdig indrukken van de 
volumetoetsen.
Bedieningsfuncties op het 
stuurwiel - Type 2
  
Toegang tot het hoofdmenu. 
Verhogen van het geluidsvolume. 
Geluid onderbreken/herstellen. 
Verlagen van het geluidsvolume. 
Bij ander gebruik dan telefoon:
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen 
(radio, USB-uitgang, AUX-uitgang (indien 
draagbaar apparaat is aangesloten, CD-speler,  audiostreaming), bevestiging als het menu 
"Telefoon" is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu 
"Telefoon".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: gesprek aannemen.
Lang indrukken: gesprek weigeren.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het menu "Telefoon".
Lang indrukken: gesprek beëindigen
Starten van de spraakherkenning van uw 
smartphone via het systeem.
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bewerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden 
weergeven.
Radio:
Vorige/volgende voorkeuzezender 
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst 
selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst 
selecteren.
Indrukken van de draaiknop: bevestigen.
Menu's
Afhankelijk van de uitvoering.  

191
Bluetooth®-audiosysteem
10"Multimedia": Parameters media, 
Radio-instellingen.
"Telefoon": Bellen, Beheer index, 
Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.
"Boordcomputer". 
"Onderhoud": Diagnose, Logboek 
waarschuw., ... .
"Verbindingen ": Beheer van de 
verbindingen, apparaten zoeken.
"Persoonlijke instelling - configuratie ": 
Parameters van de auto definiëren, 
Taalkeuze, Configuratie beeldscherm, Keuze van 
eenheden, Datum en tijd instellen.
Druk op de toets "MENU". 
Scrollen tussen de menu's. 
Toegang tot een menu. 
Radio
Een radiozender selecteren
Druk herhaaldelijk op de toets  SOURCE 
om de radiofunctie te selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik te 
selecteren (FM / AM / DAB).
Druk op een van de toetsen voor 
automatisch zoeken naar een 
radiozender.
Druk op een van de toetsen om 
handmatig naar hogere/lagere frequenties 
te zoeken.
Druk op deze toets voor een lijst van de 
beschikbare zenders in het gebied waar u 
zich bevindt.
Druk langer dan 2 seconden op de toets om 
deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is 
de geluidsweergave uitgeschakeld.
RDS
Er kunnen storingen in de ontvangst 
optreden door obstakels in de omgeving 
(bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, 
enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. 
Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet 
op een storing in het audiosysteem.
Als de RDS-functie niet beschikbaar is,  worden de letters RDS doorgestreept 
weergegeven op het display.
Als de RDS-functie is ingeschakeld,  zoekt de radio steeds naar de sterkste 
frequentie van een zender, zodat u ernaar 
kunt blijven luisteren. Onder bepaalde 
omstandigheden zijn sommige RDS-zenders 
echter niet in het hele land te ontvangen 
doordat de zenders niet het hele land dekken. 
Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden 
kan wegvallen.
Korte procedure
Druk in modus " Radio" op OK om de RDS-
functie direct in of uit te schakelen.
Lange procedure
Druk op de toets MENU. 
Selecteer "Audiofuncties". 
Druk op OK. 
Selecteer de functie " Voorkeuze 
FM-band".
Druk op OK. 
Selecteer "Frequentie volgen (RDS)". 
Druk op OK, RDS verschijnt op het 
scherm.
TA-berichten beluisteren
De TA-functie (Traffic Announcement) 
geeft voorrang aan het luisteren naar de 
verkeersinformatie. Voor een correcte werking 
van deze functie is een goede ontvangst van 
een radiozender nodig die deze berichten 
uitzendt. Zodra er een bericht wordt 
uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat 
moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) 
automatisch onderbroken en wordt de 
verkeersinformatie doorgegeven. Zodra dit