158
Praktische informatie
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de vrijloop van de
auto worden geactiveerd (bijvoorbeeld bij het
slepen, op een rollenbank, in een automatische
wasstraat of bij vervoer over het spoor of op een
veerboot).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
Met handgeschakelde
versnellingsbak en
elektrische parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Zet met draaiende motor en ingetrapt
rempedaal de versnellingspook/selectiehendel in
de neutraalstand.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en zet het
contact uit.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.
►
T
rap het rempedaal in en duw tegen de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Met automatische
transmissie en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor uitschakelen
► Zet de schakelhendel in N terwijl de motor
draait en u het rempedaal indrukt.
►
Houd het rempedaal ingedrukt en schakel
contact uit.
►
Laat het rempedaal los en schakel het
contact weer in.
►
Druk het rempedaal in en duw op de hendel
om de parkeerrem uit te schakelen.
►
Laat het rempedaal los en schakel het
contact uit.
Terug naar normale werking
► Houd het rempedaal ingedrukt en start de
motor .
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u
dat wel doet, start de motor waardoor u de
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende voorschriften om
beschadiging van uw auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, verwijder de
elektronische sleutel uit de detectiezone.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de auto
vaker wassen om geïodeerde afzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden),
modder en zout (in natte of koude gebieden)
te verwijderen, omdat die zeer bijtend zijn.
Neem voor het verwijderen van lastige
vlekken waarvoor een speciaal product
vereist is (zoals teer- of insectenverwijderaar)
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Uit bekers of andere open houders kan
vloeistof lopen die schade kan veroorzaken
aan bedieningselementen op het dashboard
en de middenconsole. Wees voorzichtig
hiermee!
Carrosserie
Glanzende lak
Gebruik nooit schurende producten of
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
247
Trefwoordenregister
R
Radar (waarschuwingen) 11 2
Radio
191–192, 205, 207, 231–232
Radiozender
191, 205, 231–232
RDS
205, 232
Regeling luchtopbrengst ~
Aanjager, regeling
60
Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling
60
Regelmatige controles ~ Controles
154–155
Regelmatig onderhoud
113, 154
Regeneratie roetfilter
154
Reinigen (adviezen)
158–159
Rembekrachtigingsysteem
79–80
Remblokken
155
Remlichten
171
Remmen
155
Remschijven
155
Remvloeistof
153
Reservewiel
111, 155, 160–161, 164–165, 167
Reservoir ruitensproeiers ~
Ruitensproeierreservoir
153
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem
111
Richtingaanwijzers
68, 68–69, 68–69,
168, 170–171, 171
Rijadviezen
7, 95
Rijden
95
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
11 2
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
11 2
Rijstrookcontrolesystemen
79–80
Rijverlichting
67
Roetfilter 153–154
Ruitensproeier achter
72
Ruitensproeiers vóór
72
Ruitenwisser achter
72
Ruitenwisserbladen (vervangen)
73
Ruitenwisserbladen vervangen
73
Ruitenwissers
71, 74
Ruitenwisserschakelaar
71–72, 74
Ruitenwissers vóór
72
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
44
Schakel sneeuwketting
145
Schuifdeuren
36
SCR (Selective Catalytic Reduction)
155
SCR-systeem
155
Selectiehendel automatische
transmissie ~ Schakelen
automatische versnellingsbak
105–108
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak
104–105
Selectieve ontgrendeling
26, 28
Sensoren (waarschuwingen)
11 3
Serienummer auto
188
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
160–164
Sierdeel
167
Signalering onoplettendheid
134–135
Sjorogen 52
Sleepoog
179
Slepen
178
Slepen van een auto
178–180
Sleutel
24–25, 27–29, 31
Sleutel met afstandsbediening
29–30
SMS
237
Sneeuwkettingen
111, 145
Snelheidsbegrenzer
116–119, 126
Snelheidslimietherkenning
114–115
Snelheidsregelaar
116, 119, 121–122, 125–126
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning
11 6
Soort lamp
168
Spaarfase
149
Sproeiers, verwarmd
62
Starten
175
Starten dieselmotor ~
Dieselmotor starten
143
Starten van de auto
98, 100, 105–108
Starten van de motor
97
Steunstang voor lange voorwerpen
37
Stickers
159
Stickerset
159
Stilzetten van de auto
99–100, 105–108
Stoelen achter ~ Achterbank
42, 46, 48, 90
Stoelen verstellen
43
Stoelverwarming
44
Stop & Start
23, 59, 62, 109–110,
143, 150, 154, 175, 178
Streaming audio Bluetooth
195, 207, 233
Stuurwiel (verstellen)
45