107
Praktische informatie
7en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het
roetfilter gaat dit lampje branden in combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen, enz.).
Om het filter te regenereren wordt aangeraden
zo spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en
-regels dit toelaten, gedurende ongeveer 15
minuten met een snelheid van meer dan 60 km/h
en een toerental hoger dan 2.000 t/min te gaan
rijden (tot het lampje uitgaat en de waarschuwing
verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de auto
stilstaat.
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft, negeer
deze dan niet. De waarschuwing duidt op een
storing in het uitlaatsysteem/roetfilter.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan
gebeuren dat u de remblokken vaker tussen
twee onderhoudsbeurten moeten laten
controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent
een daling in het remvloeistofniveau dat de
remblokken zijn versleten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden, laat de remblokken dan nakijken
door een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
129
In geval van pech
8vuur of vonken veroorzakende bronnen, om
elk risico van brand- of explosiegevaar uit te
sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Toegang tot de accu
De accu bevindt linksvoor onder de vloer.
► Draai de 6 bevestigingsschroeven voor de toegangsklep los.► Zet de toegangsklep omhoog en verwijder deze volledig.
► Kantel de hendel (1) omlaag om de klemmen
los te halen.
► Verwijder de klemmen (2) uit de minklem (-).
Wacht ongeveer 6 minuten na het
afzetten van het contact voordat u de
accu loskoppelt.
Maak de accuklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accuklemmen
eerst los te koppelen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat u de
accukabels loskoppelt.
Als de accukabels weer zijn aangesloten,
moet u het contact aanzetten en vervolgens
1 minuut wachten voordat u de motor start,
zodat de elektronische systemen kunnen
worden geïnitialiseerd. Wanneer er zich na deze
handeling kleine storingen blijven voordoen,
neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
We raden aan om de klem (-) van de
accu los te koppelen als het voertuig
langer dan een maand niet wordt gebruikt.
De beschrijving voor de laadprocedure voor
de accu is slechts indicatief.
Als de accu langere tijd losgekoppeld is
geweest, moet u de volgende functies mogelijk
nieuw opstarten:
– de displayparameters (datum, tijd, taal, afstand en temperatuureenheden);– de zenders van het audiosysteem;– de centrale vergrendeling.Sommige instellingen worden geannuleerd
en moeten opnieuw worden ingevoerd; neem
contact op met een PEUGEOT-dealer.
Als het voertuig is voorzien van een tachograaf
of alarm, dan raden wij aan om de minklem (-)
van de accu (links onder de vloer in de cabine)
los te koppelen als het voertuig langer dan 5
dagen niet wordt gebruikt.
178
Audio- en telematicasysteem op het touchscreen
Als u terugkomt in de auto, wordt de laatste met
het systeem verbonden telefoon automatisch
weer verbonden binnen 30 seconden na
het aanzetten van het contact (Bluetooth
®
geactiveerd).
Om het profiel voor het automatisch verbinden
te wijzigen selecteert u in de lijst de telefoon.
Selecteer vervolgens de gewenste parameter.
Het systeem is compatibel met de volgende
profielen: HFP, OPP, PBAP, A2DP, AVRCP, MAP.
Automatisch opnieuw verbinden
Bij het aanzetten van het contact wordt de
telefoon die bij het afzetten van het contact
met het systeem was verbonden automatisch
opnieuw verbonden. Voorwaarde is dat deze
verbindingswijze tijdens de koppelingsprocedure
is geactiveerd (zie vorige pagina's).
De verbinding wordt bevestigd door de weergave
van een melding en de naam van de telefoon.
Beheer van
telefoonverbindingen
Met behulp van deze functie kan een
apparaat met het systeem worden
verbonden of de verbinding worden
verbroken, en kan een koppeling ongedaan
worden gemaakt.
Druk op "Instellingen ". Selecteer "Telefoon/Bluetooth
®" en selecteer
vervolgens de telefoon in de lijst van gekoppelde
apparaten.
Selecteer "Verbinden" of "Verbinding
verbreken ", "Apparaat verwijderen" of
"Apparaat toevoegen", "Opslaan onder
favorieten", "T ekstberichten Aan",
"Downloaden " in de lijst van opties.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en
verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op deze stuurwieltoets om het
gesprek aan te nemen.
of
Druk op de toets "Aannemen" die op het scherm
wordt weergegeven.
Wanneer u een telefoongesprek voert terwijl
een ander gesprek in de wacht staat, kunt u
overschakelen van het ene naar het andere
gesprek met de toets "Schak. tussen
gesprekken " of kunt u beide gesprekken
samenvoegen in een "conference call" met de
toets "Confer.".
Een gesprek beëindigen
Druk op deze stuurwieltoets om een
gesprek te weigeren.
of
Druk op de toets "Negeren" die op het scherm
wordt weergegeven.
Bellen
Een nieuw nummer bellen
Het is raadzaam de telefoon NIET tijdens
het rijden te gebruiken. Stop op een
veilige plaats of gebruik bij voorkeur de
stuurkolomschakelaars.
Druk op "PHONE".
Druk op de toets Toetsenbord.
Toets het telefoonnummer in op het toetsenbord
en druk vervolgens op de toets " Bellen" om het
nummer te bellen.
Een contact bellen
Druk op "PHONE".
Druk op de toets "Telefoonboek" of op
de toets "Recente oproepen".
Selecteer het contact in de weergegeven lijst om
het desbetreffende nummer te bellen.
Gegevens auto
Druk op "MEER" om menu's met
informatie over het voertuig weer te
geven:
Buitentemperatuur
Toont de buitentemperatuur.
Klok
Toont de klok.Kompas
Toont de richting waarin u rijdt.
Traject
– Huidige informatie, Traject A, Traject B.
Toont de boordcomputer.
Houd de toets "Traject A" of "Traject B" ingedrukt
om de gegevens van het betreffende traject te
resetten.
Configuratie
Druk op deze toets om het menu Instellingen weer te geven:
Display (Weergave)
– Brightness (Helderheid).– Stel de lichtsterkte van het scherm in.– Display mode (Weergavemodus).– Stel de weergavemodus in.– Language (Taal).– Kies de taal voor het display.– Unit of measurement (Maateenheid).– Stel de meeteenheden voor het verbruik,
afstand en temperatuur in.– Touch screen beep (Pieptoon touchscreen).– Activeer of deactiveer het geluidssignaal wanneer er een toets op het scherm wordt
aangeraakt.
– Display Trip B (Weergave traject B).– Geef Traject B op het scherm voor de bestuurder weer.
Voice commands (Gesproken commando's)
179
Audio- en telematicasysteem op het touchscreen
12Toont de klok.
Kompas
Toont de richting waarin u rijdt.
Traject
– Huidige informatie, Traject A, Traject B.
Toont de boordcomputer.
Houd de toets "Traject A" of "Traject B" ingedrukt
om de gegevens van het betreffende traject te
resetten.
Configuratie
Druk op deze toets om het menu
Instellingen weer te geven:
Display (Weergave)
– Brightness (Helderheid).– Stel de lichtsterkte van het scherm in.– Display mode (Weergavemodus).– Stel de weergavemodus in.– Language (Taal).– Kies de taal voor het display .– Unit of measurement (Maateenheid).– Stel de meeteenheden voor het verbruik,
afstand en temperatuur in.– Touch screen beep (Pieptoon touchscreen).– Activeer of deactiveer het geluidssignaal wanneer er een toets op het scherm wordt
aangeraakt.
– Display Trip B (Weergave traject B).– Geef Traject B op het scherm voor de bestuurder weer.
Voice commands (Gesproken commando's)
– Voice response time (Reactietijd systeem
gesproken commando's).
– Stel de lengte van de reactie van het spraaksysteem in.– Display list of commands (Een lijst met
commando's weergeven).
– Geef suggesties voor verschillende opties weer tijdens een spraaksessie.
Clock and Date (Tijd en datum)
– Time setting and format (Tijd en formaat
instellen).
– De tijd instellen.– Display time mode (Tijd weergeven).– Activeer of deactiveer de weergave van de digitale klok op de statusbalk.– Synchro time (Tijd synchroniseren).– Activeer of deactiveer de automatische tijdweergave.– Date setting (Datum instellen).– De datum instellen.Safety/Assistance (Veiligheid/Assistentie)– Reversing camera (Achteruitrijcamera).– Toont de achteruitrijcamera in de
achteruitversnelling.– Camera delay (Vertraging camera).– Laat het beeld van de achteruitrijcamera maximaal 10 seconden of tot een snelheid van
18 km/u zien.
Lighting (Verlichting)
– Daytime running lamps (Dagrijverlichting).– Activeer of deactiveer de automatische verlichting van de koplampen bij het starten.
Doors & locking (Portieren en vergrendeling)
– Autoclose (Automatisch sluiten).– Activeer of deactiveer het automatisch vergrendelen van de portieren wanneer het
voertuig rijdt.
Audio
– Equalizer.– Stel de lage, middelhoge en hoge tonen in.– Balance/Fade (Balans/fader).– Stel de balans van de luidsprekers voor en achter, en links en rechts in.– Druk op de toets in het midden van de pijlen voor een evenwichtige instelling.– Volume/Speed (Volume/Snelheid).– Selecteer de gewenste parameter; de optie wordt gemarkeerd weergegeven.– Volume.– Optimaliseer de kwaliteit van de audio bij laag volume.– Automatic radio (Automatische radio).– Stel de radio in bij het opstarten of gebruik de laatste instelling toen de contactsleutel in STOP
werd gezet.
– Radio switch-off delay (Vertraging
uitschakeling radio).
– Stel de parameter in.– AUX vol. Setting (Volume-instelling AUX).– Stel de parameters in.Telephone (Telefoon)/Bluetooth®
– Connected tels (Verbonden telefoons).– Start de Bluetooth®-verbinding van het
geselecteerde mobiele apparaat.
– Verwijder het geselecteerde apparaat.
188
Trefwoordenregister
Dimmer dashboardverlichting ~ Dashboardverlichting (dimmer) 7Display instrumentenpaneel 7, 74Dodehoekbewaking 90
E
Eco-rijden (adviezen) 5
Electronic Stability Program (ESC) 56–57Elektrische ruitbediening 29Elektronische remdrukregelaar (REF) 56Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Electronic Brake Force Distribution (EBD) 56Elektronische startblokkering ~ Startblokkering, elektronische 71Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) 56Elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESP) ~ ESP: Elektronisch
stabiliteitsprogramma 57ESP 56ESP/ASR 57Extra verwarming 38–39
F
Flacon AdBlue® 109–110
G
Gereedschap 113–114, 116–118Gesproken commando's ~ Spraakcommando's 164–167, 180–183Gewichten 133Grootlicht 50
H
Handgeschakelde versnellingsbak ~ Versnellingsbak, handgeschakeld 74, 76, 107Handrem 73, 107Handsfree set 163, 177–178Helderheid 7Hill Descent Control 58–59Hill-Holder ~ Hill Start Assist 76Hoek van de stoel verstellen 30Hoofdsteunen vóór 30Hoogteverstelling veiligheidsgordels ~ Gordelverstelling 60
I
Indeling interieur ~ Interieurindeling 42–46Indeling voor 42–46Infraroodcamera 80Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank (inhoud) 97Instellen van de uitrustingen 14, 20
Instrumentenpaneel 81Intelligente tractiecontrole 58Interieurfilter 34, 106Interieurfilter (vervangen) 106
J
Jack 162, 172
Jack-aansluiting 162, 172Jack-kabel 162, 172
K
Kinderen 60Kinderzitjes 60, 63–64Kleurendisplay 170Klimaatregeling 38–39Koelvloeistof 104–105Koelvloeistoftemperatuur 12Koelvloeistoftemperatuurmeter 12
L
Lampen (vervangen) 119Lampen vervangen 119Lampen (vervangen, referenties) 119Lane Departure Warning System (LDWS) 87–88Lendensteun 30
189
Trefwoordenregister
Lichtschakelaar 50Lichtsignaal 50Luchtfilter 106Luchtfilter (vervangen) 106
M
Matten 80
Menu 14, 170–171, 174, 176, 179Menu's (audio) 170–171Menustructuren display 170–171, 174, 176, 179Middenconsole 4Milieu 5Mistachterlicht 50Mistlampen vóór 50Motoren 133–134Motorkap 102Motorolie 104–105Motorolieniveaumeter 11–12
N
Niveau AdBlue® 106Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau 12, 105Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau 105Niveaus 104–105Niveaus controleren 103–105
Niveaus en controles 103–105Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof ~ Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau 105Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS) 56, 93Nulstelling onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator resetten 11–12
O
Oliefilter 106Oliefilter (vervangen) 106Olieniveau 104Oliepeilstok 104Olieverbruik 104Onder de motorkap ~ Motorruimte 103Onderhoudscontroles 11–12, 106Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator 11–12Opbergvak boven voorruit 42–45Opbergvakken 42–44Openen motorkap ~ Motorkap, openen 102Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht 134
P
Parkeerhulpsystemen (algemene adviezen) 79Parkeerlichten 50Plafonnier achter 47
Plafonniers 47Plafonnier voor 42–44, 46Pyrotechnische gordelspanners 60
R
Radar (waarschuwingen) 80Radio 161, 170, 172
Radiozender 161, 170Regelmatige controles ~ Controles 106–107Regelmatig onderhoud 80, 106Regeneratie roetfilter 106–107Remblokken 107Remmen 107Remschijven 107Remvloeistof 104–105Reservewiel 108, 113–114, 116–118Richtingaanwijzers 50Rijadviezen 5, 69–70Rijden 69–70Rijhulpcamera (waarschuwingen) 80Rijhulpsystemen (algemene adviezen) 79Roetfilter 106–107Ruitbediening 29Ruitensproeiervloeistof 104–105Ruitenwissers 53Ruitenwisserschakelaar 53