93
Rijden
6Distance Alert
Waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico
bestaat op een aanrijding met een voorligger.
Activeringsdrempel voor de waarschuwing wijzigen
Deze drempelwaarde voor activering bepaalt de
gevoeligheid waarmee de functie voor het risico
van een aanrijding waarschuwt.
De drempelwaarde wordt in het
configuratiemenu van de auto ingesteld.
► Kies een van de drie mogelijke drempelwaarden:– "In de buurt ".– "Normaal".– "Ve r".
De drempelwaarde die als laatste is
geselecteerd, wordt opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem
gedetecteerde kans op een aanrijding en de door
de bestuurder geselecteerde activeringsdrempel
voor de waarschuwing kunnen meerdere
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Daarbij wordt rekening gehouden met de
voertuigdynamiek, de snelheid van uw auto en
die van de voorligger, de weersomstandigheden,
de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen
van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het
meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Niveau 1 (oranje): waarschuwing door
middel van visuele signalen die aangeeft
dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.
De melding " Voertuig dichtbij " wordt
weergegeven.
Niveau 2 (rood): waarschuwing door
middel van visuele signalen en
geluidssignalen die aangeeft dat een aanrijding
dreigt.
De melding "Remmen!" wordt weergegeven.
Niveau 3: in sommige gevallen kan een voelbare
waarschuwing in de vorm van zeer licht remmen
worden gegeven, ter bevestiging van de kans op
een aanrijding.
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt
waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.
Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt
nooit weergegeven voor een stilstaand object
of wanneer de activeringsdrempel " Dichtb." is
geselecteerd.
Intelligente
noodremassistentie
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen, vult
deze functie de remkracht aan voor zover dit
binnen de natuurkundige grenzen mogelijk is. Deze ondersteuning wordt alleen geleverd als de
bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, treedt in werking
wanneer de bestuurder, na de waarschuwingen,
niet snel genoeg reageert en niet remt.
De functie is bedoeld om de snelheid van
de aanrijding te beperken of de aanrijding te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
106
Praktische informatie
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze
onderdelen conform het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto.
Laat de controles anders uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12 V-loodaccu.Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
en periodiek de verbranding van de opgeslagen roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het roetfilter gaat dit lampje branden in
107
Praktische informatie
7en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het
roetfilter gaat dit lampje branden in combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen, enz.).
Om het filter te regenereren wordt aangeraden
zo spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en
-regels dit toelaten, gedurende ongeveer 15
minuten met een snelheid van meer dan 60 km/h
en een toerental hoger dan 2.000 t/min te gaan
rijden (tot het lampje uitgaat en de waarschuwing
verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de auto
stilstaat.
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft, negeer
deze dan niet. De waarschuwing duidt op een
storing in het uitlaatsysteem/roetfilter.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan
gebeuren dat u de remblokken vaker tussen
twee onderhoudsbeurten moeten laten
controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent
een daling in het remvloeistofniveau dat de
remblokken zijn versleten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden, laat de remblokken dan nakijken
door een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
109
Praktische informatie
7AdBlue®
(BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de behandeling van de uitlaatgassen
zonder dat de prestaties veranderen of het
brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 19 liter.
Deze heeft een externe vulopening, in de
brandstofvulklep onder de vulopening van de
brandstoftank, afgesloten met een blauwe dop.
Met deze inhoud kan het voertuig ongeveer
6.000 km rijden (hierbij spelen uw rijstijl en het
type voertuig ook een grote rol).
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400 km kunt rijden totdat
het reservoir helemaal leeg is, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor dat
de motor niet meer kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-systeem zo
snel mogelijk contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats: na
400 km wordt er een systeem geactiveerd dat
het opnieuw starten van de motor blokkeert.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het
SCR-systeem:
– Gebruik alleen AdBlue®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
– Als AdBlue® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
– Verdun AdBlue® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat
over AdBlue®-pompen beschikt die
speciaal voor personenauto's zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25 °C. We raden u aan om
flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
189
Trefwoordenregister
Lichtschakelaar 50Lichtsignaal 50Luchtfilter 106Luchtfilter (vervangen) 106
M
Matten 80
Menu 14, 170–171, 174, 176, 179Menu's (audio) 170–171Menustructuren display 170–171, 174, 176, 179Middenconsole 4Milieu 5Mistachterlicht 50Mistlampen vóór 50Motoren 133–134Motorkap 102Motorolie 104–105Motorolieniveaumeter 11–12
N
Niveau AdBlue® 106Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau 12, 105Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau 105Niveaus 104–105Niveaus controleren 103–105
Niveaus en controles 103–105Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof ~ Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau 105Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS) 56, 93Nulstelling onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator resetten 11–12
O
Oliefilter 106Oliefilter (vervangen) 106Olieniveau 104Oliepeilstok 104Olieverbruik 104Onder de motorkap ~ Motorruimte 103Onderhoudscontroles 11–12, 106Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator 11–12Opbergvak boven voorruit 42–45Opbergvakken 42–44Openen motorkap ~ Motorkap, openen 102Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht 134
P
Parkeerhulpsystemen (algemene adviezen) 79Parkeerlichten 50Plafonnier achter 47
Plafonniers 47Plafonnier voor 42–44, 46Pyrotechnische gordelspanners 60
R
Radar (waarschuwingen) 80Radio 161, 170, 172
Radiozender 161, 170Regelmatige controles ~ Controles 106–107Regelmatig onderhoud 80, 106Regeneratie roetfilter 106–107Remblokken 107Remmen 107Remschijven 107Remvloeistof 104–105Reservewiel 108, 113–114, 116–118Richtingaanwijzers 50Rijadviezen 5, 69–70Rijden 69–70Rijhulpcamera (waarschuwingen) 80Rijhulpsystemen (algemene adviezen) 79Roetfilter 106–107Ruitbediening 29Ruitensproeiervloeistof 104–105Ruitenwissers 53Ruitenwisserschakelaar 53
190
Trefwoordenregister
S
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming, schakelaars 31Schrijftafeltje ~ Tafeltje 42–44SCR (Selective Catalytic Reduction) 109SCR-systeem 109Sensoren (waarschuwingen) 80Slepen 131
Slepen van een auto 131Sneeuwkettingen 98–99Snelheidsbegrenzer 83–84Snelheidslimietherkenning 81–82Snelheidsregelaar 84–87Soort lamp 119Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten 98Stoelen achter ~ Achterbank 64Stoelverwarming 31Stop & Start 35, 42, 53, 60,
74–76, 102, 106, 130
Streaming audio Bluetooth 172–173Stuurbekrachtigingsvloeistof 104–105Stuurwiel (verstellen) 33
T
Technische gegevens 134Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau 97Telefoon 163–164, 177–178Teller 81
Tijd instellen 21Touchscreen 168, 184Trekhaak met afneembare kogel 99–101
U
Uitschakelen airbag passagier ~ Passagiersairbag uitschakelen 62, 64
USB 162, 171–172USB-aansluiting 162, 171–172USB-poort 162, 171–172
V
Veiligheidsgordels 59–60Veiligheidsgordels achter 60Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 62–64Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~ Kinderen (veiligheidsvoorzieningen) 62–64Ventilatie 34, 36Ventilatieroosters 34Verkeersinformatie (TA) 161Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes 7–8Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes 8Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel (lampje) 60Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting 50Verversen 104Verwarming 34, 36
Voorportieren 26
W
Waarschuwing kans op aanrijding 91–93Wassen 80Window-airbags 63
Z
Zij-airbags 63Zonder gereedschap afneembare kogel 99–101Zonnesensor 34Zuinig rijden 5