55
Veiligheid
5Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat
u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires:– Het monteren van elektrische uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een
hoger stroomverbruik leiden en kan storingen
in het elektrische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
– Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden aan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen in
de elektronische systemen die kunnen leiden
tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit
voorschrift niet wordt opgevolgd.
– Wijzigingen of aanpassingen die niet door PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of
die niet volgens de technische voorschriften
van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het
vervallen van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire
geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van de
voor montage geschikte zenders opvragen,
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Conformiteitsverklaring voor
radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op
de website http://public.servicebox.peugeot.
com/APddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op de rode toets drukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
88
Rijden
– De weg is recht (of maakt een flauwe bocht).– Het zichtveld is voldoende vrij van obstakels (er wordt voldoende afstand tot de voorligger
gehouden).
– Als de rijstrookmarkering wordt overschreden (bijvoorbeeld bij het uitvoegen), mag de
richtingaanwijzer voor de richting waarin de
rijstrook wordt verlaten (rechts of links) niet zijn
ingeschakeld.
– De rijrichting van de auto komt overeen met het verloop van de rijstrook.
Uitschakelen/inschakelen
► Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Als de functie is uitgeschakeld, gaat het lampje
in de toets branden.
Als de functie weer wordt ingeschakeld,
blijven de twee controlelampjes op het
instrumentenpaneel branden totdat de rijsnelheid
60 km/u is.
De status van de functie blijft opgeslagen in het
geheugen nadat het contact is afgezet.
Detectie
Als er een afwijking naar links of rechts ten opzichte van de rijrichting wordt
gedetecteerd, gaat het controlelampje aan de
betreffende kant op het instrumentenpaneel
knipperen en hoort u een geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is
uitgeschakeld, wordt er geen waarschuwing
gegeven.
Het is mogelijk dat er een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-officiële markering (graffiti).
Er kunnen storingen in de detectie
optreden:
– als de rijstrookmarkeringen zijn weggesleten;– als er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen.
Dit systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als de functie Stop & Start
actief is. Het systeem start opnieuw en
herkent de omstandigheden weer nadat het
voertuig is gestart.
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
– Als het voertuig een zeer zware lading vervoert (vooral als deze niet goed in
evenwicht is);
– Bij slecht zicht (door bijvoorbeeld regen, mist of sneeuw);– Bij weinig of juist heel veel licht (bijvoorbeeld bij verblindend zonlicht of in het
donker);
– Als de voorruit vlak bij de camera vuil of beschadigd is; – Als de ABS, DSC, ASR of Intelligent Traction Control niet werken.
Storing
Bij een storing gaat dit controlelampje,
gaan de waarschuwingslampjes branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding ter bevestiging op het display.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats.
90
Rijden
Er zijn twee standen:– Max: voor een aanhanger langer dan 9 meter.– Auto: voor automatische detectie van de
lengte van de aanhanger (3 m, 6 m of 9 m).
In de stand Auto wordt er een pictogram op het
instrumentenpaneel weergegeven, dat de lengte
aangeeft die door het systeem is gedetecteerd.
Soms moet u een bocht van 90° maken
zodat het systeem de lengte van de
aanhanger kan detecteren.
Wanneer er een aanhanger is aangesloten,
wordt voertuigdetectie bij achteruitrijden
uitgeschakeld.
Werkingsvoorwaarden
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op aangrenzende rijstroken.– De minimumsnelheid van het voertuig is 10 km/u. – Wanneer u een auto inhaalt en het verschil in snelheid minder dan 25 km/u is.– Wanneer u door een andere auto wordt
ingehaald en het verschil in snelheid minder dan 50 km/u is.
dodehoekbewaking met=
detectie aanhanger
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem werkt met sensoren op de zijkanten
van de achterbumper, die de dode hoek in de
gaten houden.
Het waarschuwt de bestuurder voor andere
voertuigen (zoals auto's, vrachtwagens en
motoren) op plekken waar de bestuurder ze niet
kan zien, tijdens voor- en achteruitrijden.
Als er een aanhanger aan het voertuig is
gekoppeld, wordt het detectiegebied vergroot
met de lengte van de aanhanger.
In de buitenspiegel aan de zijde waar
dat voertuig zich bevindt, gaat er een
waarschuwingslampje branden. Afhankelijk
van de configuratie kan er een geluidssignaal
klinken.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden in- of
uitgeschakeld met de toets MODE in het
menu Dode hoek.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Er zijn twee mogelijkheden voor inschakelen:
– VISUEEL: visuele waarschuwing. Onder
het rijden gaat er in de buitenspiegel aan
de zijde waar dat voertuig zich bevindt een
waarschuwingslampje branden.
– VISUEEL en GELUID : visuele en hoorbare
waarschuwing. Onder het rijden gaat er in
de buitenspiegel aan de betreffende zijde
een waarschuwingslampje branden. Als de
richtingaanwijzer wordt ingeschakeld aan de
zijde waar het voertuig is gedetecteerd, klinkt er
een geluidssignaal.
Wanneer het voertuig wordt gestart, gaat er in
elke spiegel een waarschuwingslampje branden
om aan te geven dat het systeem is geactiveerd.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Achteruitversnelling
Het systeem helpt de bestuurder bij achteruit
rijden (bijvoorbeeld wanneer hij of zij achteruit uit
een parkeerplaats rijdt).
Het detecteert voertuigen die links of rechts
van het voertuig rijden bij een snelheid tussen
ongeveer 1 en 35 km/u.
Wanneer er een voertuig wordt gedetecteerd,
gaat er een waarschuwingslampje in de spiegel
aan de betreffende zijde branden en klinkt er een
geluidssignaal.
Aanhangerdetectie
Het systeem detecteert de aanwezigheid en
lengte van een aanhanger. Het detectiegebied
van het voertuig in dode hoeken wordt verlengd
met de lengte van de aanhanger.
De detectiemodus voor de aanhanger
wordt met de toets MODE ingeschakeld.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
120
In geval van pech
Type BLamp met bajonetsluiting: druk de lamp
iets in en draai deze linksom.
Type C Cilindervorminge gloeilamp: werk de
contacten uit elkaar.
Type D Halogeenlamp: duw de borgveer open
en verwijder de lamp uit de lamphouder.
Verlichting vóór
1. Groot licht 2.
Dimlicht
3. Richtingaanwijzers
4. Parkeerlicht / dagrijverlichting
► Open de motorkap en zet de motorkapsteun goed vast.► Steek uw hand achter de lampeenheid om bij de lamp en gloeilampen te komen.
U kunt de lampeenheid waar nodig ook
verwijderen:
► Afhankelijk van het land waar uw voertuig is verkocht, moet u het schuimrubber voor
bescherming in de winter verwijderen door deze
opzij naar de buitenkant te schuiven.
► Koppel de stekker los door de borgring te verwijderen.► Verwijder de twee bevestigingsschroeven van de lampeenheid.
► Verplaats de lampeenheid naar het midden van het voertuig om deze uit de schuiven te
halen. Let goed op de motorkapsteun aan de
linkerkant.
Groot licht
Type D, H7 - 55W► Verwijder de afdekking door aan de rubberen borglip te trekken.► Maak de stekker los.► Haal de borgveer los door op de middelste klem te drukken. ► Vervang de gloeilamp en zorg dat het metalen deel goed aansluit op de groef van de
lampeenheid.
Dimlicht
Type D, H7 - 55W► Verwijder de afdekking door aan de rubberen borglip te trekken.► Maak de stekker los.► Haal de borgveer los door op de middelste klem te drukken.
► Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de groeven van de
lampeenheid.
Richtingaanwijzers
Type A, WY21W - 21W► Verwijder de afdekking door aan de rubberen borglip te trekken.► Draai de lamphouder los door hem een kwartslag linksom te draaien.
► Vervang de lamp.
Parkeerlichten/dagrijverlichting
Type B, W21/5 W - 21 W en 5 W► Verwijder de afdekking door aan de rubberen borglip te trekken.► Draai de lamphouder los door hem een kwartslag linksom te draaien.► Vervang de lamp.
LED-dagrijverlichting
Deze LED's (Light-Emitting Diodes) verzorgen
zowel de functie dagrijverlichting als de functie
parkeerlicht.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als uw auto
is voorzien van dagrijverlichting met LED's.
121
In geval van pech
8► Vervang de lamp.
Parkeerlichten/dagrijverlichting
Type B, W21/5 W - 21 W en 5 W► Verwijder de afdekking door aan de rubberen borglip te trekken.► Draai de lamphouder los door hem een kwartslag linksom te draaien.► Vervang de lamp.
LED-dagrijverlichting
Deze LED's (Light-Emitting Diodes) verzorgen
zowel de functie dagrijverlichting als de functie
parkeerlicht.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als uw auto
is voorzien van dagrijverlichting met LED's.
Mistlampen vóór
Type D, H11-55W► Draai het wiel helemaal naar binnen.
► Verwijder de schroef in de wielkuip.► Verwijder de beschermflap.
► Verwijder de bevestigingsklem en haal de stekker los.
► Draai de lamphouder en verwijder deze.► Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de groeven van de
lampeenheid.
Halogeengloeilampen moeten worden
vervangen terwijl de koplampen al een
paar minuten van tevoren zijn uitgeschakeld
(kans op brandwonden). Raak de lamp niet
met de vingers aan, maar gebruik een
niet-pluizende doek.
Controleer na het vervangen of de verlichting
goed werkt.
Zijrichtingaanwijzers
Type A, W16WF - 16W
► Verplaats het glas van de spiegel voor toegang tot de schroeven.
► Verwijder de twee bevestigingsschroeven.► Trek aan de lamphouder om deze uit de pennen te halen.
122
In geval van pech
► Trek de lamp eruit en vervang deze.
Parkeerlichten links en
rechts
Type A, W5W - 5W
► Wanneer deze aanwezig zijn op uw voertuig (maat L4), verwijder de twee
bevestigingsschroeven.
► Trek aan de lamphouder om deze uit de pennen te halen.► Trek de lamp eruit en vervang deze.
Binnenverlichting
Type C, 12V10W - 10W
Voor/achter► Druk op de punten aangegeven met de pijlen en verwijder de plafonnier. ► Open de beschermflap.► Verwijder de gloeilamp door de twee contacten te scheiden.► Controleer of de nieuwe gloeilampen goed tussen de twee contacten zijn bevestigd. ► Sluit de beschermflap.► Bevestig de plafonnier in de behuizing en zorg dat deze is vergrendeld.
Achterlichten
1.Remlichten
Type B, P21W - 21W
2. Remlichten / parkeerlichten
Type B, P21/5W - 21W en 5W
3. Richtingaanwijzers
Type B, PY21W - 21W
4. Achteruitrijlichten
Type A, W16W - 16W
5. Mistlamp
Type A, W16W - 16W
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de verschillende
gloeilampen .
► Verwijder de defecte gloeilamp en open de achterdeuren.
146
Specifieke kenmerken
Afmetingen chassiscabine
De afmetingen worden in millimeter gegeven.
Achterlichten
1. Richtingaanwijzers
Type B, PY21W - 21W
2. Remlichten
Type B, P21W - 21W
3. Parkeerlicht
Type A, W5W - 5W
4. Achteruitrijlichten
Type A, W16W - 16W
5. Mistachterlichten
Type A, W16W - 16W
► Achterhaal welke gloeilamp defect is.
► Verwijder de vier bevestigingsmoeren uit de lenseenheid.► Trek de lenseenheid naar u toe.► Vervang de gloeilamp.Voer de handelingen in omgekeerde volgorde uit
om elke gloeilamp terug te plaatsen.
189
Trefwoordenregister
Lichtschakelaar 50Lichtsignaal 50Luchtfilter 106Luchtfilter (vervangen) 106
M
Matten 80
Menu 14, 170–171, 174, 176, 179Menu's (audio) 170–171Menustructuren display 170–171, 174, 176, 179Middenconsole 4Milieu 5Mistachterlicht 50Mistlampen vóór 50Motoren 133–134Motorkap 102Motorolie 104–105Motorolieniveaumeter 11–12
N
Niveau AdBlue® 106Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau 12, 105Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau 105Niveaus 104–105Niveaus controleren 103–105
Niveaus en controles 103–105Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof ~ Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau 105Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS) 56, 93Nulstelling onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator resetten 11–12
O
Oliefilter 106Oliefilter (vervangen) 106Olieniveau 104Oliepeilstok 104Olieverbruik 104Onder de motorkap ~ Motorruimte 103Onderhoudscontroles 11–12, 106Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator 11–12Opbergvak boven voorruit 42–45Opbergvakken 42–44Openen motorkap ~ Motorkap, openen 102Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht 134
P
Parkeerhulpsystemen (algemene adviezen) 79Parkeerlichten 50Plafonnier achter 47
Plafonniers 47Plafonnier voor 42–44, 46Pyrotechnische gordelspanners 60
R
Radar (waarschuwingen) 80Radio 161, 170, 172
Radiozender 161, 170Regelmatige controles ~ Controles 106–107Regelmatig onderhoud 80, 106Regeneratie roetfilter 106–107Remblokken 107Remmen 107Remschijven 107Remvloeistof 104–105Reservewiel 108, 113–114, 116–118Richtingaanwijzers 50Rijadviezen 5, 69–70Rijden 69–70Rijhulpcamera (waarschuwingen) 80Rijhulpsystemen (algemene adviezen) 79Roetfilter 106–107Ruitbediening 29Ruitensproeiervloeistof 104–105Ruitenwissers 53Ruitenwisserschakelaar 53