Verlichting133VerlichtingRijverlichting.............................. 133
Lichtschakelaar .......................133
Automatische verlichting .........134
Grootlicht ................................. 134
Grootlichtassistentie ................134
Lichtsignaal ............................. 135
Koplampverstelling ..................135
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 136
Dagrijlicht ................................. 136
Bochtverlichting .......................136
Alarmknipperlichten .................136
Richtingaanwijzers ..................137
Mistlampen voor ......................137
Mistachterlicht ......................... 137
Achteruitrijlichten .....................138
Beslagen lampglazen ..............138
Binnenverlichting .......................138
Regelbare instrumentenverlichting .........138
Leeslampen ............................. 139
Verlichting zonneklep ..............140
Verlichtingsfuncties ....................140
Verlichting middenconsole ......140
Instapverlichting ......................140Uitstapverlichting .....................140
Autozoekverlichting .................141
Wegverlichting ......................... 141
Ontlaadbeveiliging accu ..........141Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplampF:zijmarkeringslichtenD:koplamp
Wanneer u het contact inschakelt, is
de automatische verlichting actief.
Controlelamp F 3 117.
138VerlichtingTwee keer aan de draaiknop draaienom het mistachterlicht in of uit te
schakelen.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
inschakelen van het mistachterlicht
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Achteruitrijlichten Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de
auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
De lichtsterkte kan bij ingeschakelde
buitenverlichting worden ingesteld.
Afhankelijk van de versie kunt u de
helderheid instellen door 0 of ß
ingedrukt te houden totdat de gewen‐ ste helderheid is verkregen of in de
Persoonlijke instellingen 3 127.
Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐
lichting worden bij het in- en uitstap‐
pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Voorste en achterste
interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
;:automatisch in- en
uitschakelendruk op §:aandruk op 2:uit
291Bandenspanningswaarden ........280
Bedieningsorganen ......................96
Bekerhouders .............................. 80
Bekleding .................................... 265
Belading........................................ 52
Beladingsinformatie .....................94
Beslagen lampglazen ................138
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 178
Beveiliging van de auto ................37
Binnenspiegel Achteruitkijkcameradisplay...... 205
Binnenspiegels ............................. 42
Binnenverlichting ...............138, 239
Blindehoeksysteem ....................201
BlueInjection ............................... 165
Bochtverlichting .......................... 136
Bolle vorm .................................... 40
Boordgereedschap .....................243
Boordinformatie .........................126
Brandstofmeter .......................... 109
Brandstof voor dieselmotoren ...210
Buitenspiegels .............................. 40
Buitentemperatuur .....................100
Buitenverlichting .........................133
C Centrale vergrendeling ................25
Claxon ................................... 13, 97
Conformiteitsverklaring ...............282Contactslotstanden ....................156
Controlelampen ..................107, 112
Controle over de auto ................156
Controles .................................... 220
Cruise control ....................117, 178
D
Dagrijlicht ................................... 136
Dagteller .................................... 108
Dak ............................................... 47
Dakbalken..................................... 92 Dakbelasting ................................. 94
Dakdrager .................................... 92
DEF ............................................ 165
Derde remlicht ........................... 237
Diefstalalarmsysteem ..................37
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 226
Dieseluitlaatvloeistof ...................165
Dimlicht ....................................... 117
Dimlicht of grootlicht ...................133
Display van camera ....................205
Dodehoeksysteem ......................118
Driepuntsgordel ........................... 60
Driver Information Center ...........119
Drukverliesdetectiesysteem 116, 247
E Elektrisch bediende ruiten ...........43
Elektrische aansluitingen ...........100
Elektrische schuifdeuren ..............31Elektrische stoelverstelling ..........51
Elektrische verstelling ..................40
Elektrisch systeem...................... 239
Elektronische rijprogramma's ....172
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..
........................................ 115, 175
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............146
Elektronisch sleutelsysteem .........24
Event Data Recorders (EDR) .....286
F
FlexOrganizer .............................. 84
Frontaal airbagsysteem ...............66
Frontaanrijdingswaarschuwing ...193
G Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..285
Geluidssignalen .........................126
Gereedschap ............................. 243
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gloeilamp vervangen ................228
Gordelverklikker ......................... 112
Gordijnairbagsysteem .................. 67
Grootlicht ........................... 117, 134
Grootlichtassistentie ...........117, 134