Page 258 of 297

256Verzorging van de auto
5. Reservewiel verwijderen.
6. Wiel verwisselen.
7. Plaats het beschadigde wiel met de buitenkant omlaag in de reser‐vewielhouder.
8. Reservewielhouder omhoogdu‐ wen en in de haak vastmaken. De
geopende zijde van de haak moet
hierbij naar de voorkant van de
auto wijzen.
9. Sluit de reservewielhouder door de zeskantbout met de wielsleutelrechtsom te draaien.
10. Leg de wielsleutel in de opberg‐ ruimte.
11. Sluit de achterklep of de achter‐ deuren.
Slechts één compact reservewiel monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Reservewiel monterenDe onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Handrem aantrekken en eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen 3 254.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van
bandenpech en niet voor de jaar‐
lijkse montage van winter- of
zomerbanden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielbouten voordat u ze erin schroeft.9Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.
Page 260 of 297

258Verzorging van de auto4. Zet de krik op de benodigdehoogte door aan het handwiel te
draaien.
Let erop dat de rand van de
carrosserie in de inkeping in de
krik valt.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel
totdat het wiel van de grond komt.
5. Wielbouten losdraaien.
6. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 254.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Laat de auto zakken en neem de krik weg.
9. Plaats de wielsleutel, let er hierbij op dat deze stevig vastzit en haal
de wielbouten kruislings aan. Het aanhaalmoment bedraagt
115 Nm.
Let er bij een auto met lichtmeta‐
len wielen op dat de wielbouten
ook te gebruiken zijn voor het
stalen reservewiel. De conische
vlakken van de wielbouten zorgen er in het gegeven geval voor dathet reservewiel vastzit.
10. Wieldop voor het aanbrengen zo verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielboutdoppen aanbrengen.
11. Berg het vervangen wiel 3 254,
het boordgereedschap 3 243 en
de adapter voor de wielborgbou‐
ten op.
12. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielbouten van het
gemonteerde wiel zo spoedig
mogelijk controleren.
Page 263 of 297

Verzorging van de auto261Voorzichtig
Deactiveer de bestuurdersonder‐
steuningssystemen zoals de
actieve noodrem 3 195, omdat de
auto anders automatisch kan
remmen tijdens het slepen.
Zet de keuzehendel in neutraal.
De handrem loszetten.
Voorzichtig
Sleep een auto met aandrijving op alle wielen (AWD) nooit met voor-
of achterbanden op het wegdek.
Bij het slepen van een auto met
AWD met voor- of achterbanden
op het wegdek kan het aandrijf‐
systeem in de auto ernstig
beschadigd raken. Bij het slepen
van een auto met AWD mogen alle
vier banden niet in contact komen
met het wegdek.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto’s met automatische versnel‐
lingsbak: De auto moet voorwaarts
worden gesleept, niet sneller dan
80 km/u en niet verder dan 100 km. In alle andere gevallen en bij een
defecte versnellingsbak de vooras
optakelen.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het slepen verwijdert u het sleep‐oog.
Steek de kap met de flens in de
uitsparing en druk de kap vast.
Andere auto slepen
Druk op de achterbumper linksboven
op de afdekkingsplaat om deze los te klikken.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 243.
Page 266 of 297

264Verzorging van de autoWisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen.
Verwijder achtergebleven vuil van
wisserbladen die strepen op de ruit
veroorzaken, met een zachte doek en ruitenreiniger. Zorg dat u ook achter‐
gebleven was, insecten en dergelijke
van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Panoramadak
Voor het reinigen nooit oplos- of
schuurmiddelen, brandstoffen,
agressieve middelen bijv. lakreini‐
gers, acetonhoudende oplossingen,
zuurhoudende of sterk alkalische
middelen dan wel schuursponzen
gebruiken.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.
Lakschade Geringe lakschade voordat er roest‐vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.LPG-systeem9 Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de LPG-tank
worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen in het LPG-
systeem aan.
TrekhaakKogelstang niet met een stoom- ofhogedrukreiniger reinigen.
Page 275 of 297
Technische gegevens273Technische
gegevensVoertuigidentificatie ...................273
Voertuigidentificatienummer ....273
Typeplaatje .............................. 273
Motor-ID .................................. 274
Autogegevens ............................ 275
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................275
Motorgegevens ........................277
Afmetingen auto ......................279
Inhouden ................................. 279
Bandenspanningswaarden ......280Voertuigidentificatie
Voertuigidentificatienum‐mer
Het voertuigidentificatienummer kan
ook in reliëf op het instrumentenpa‐
neel zijn aangebracht, zichtbaar door
de voorruit.
Typeplaatje
Het typeplaatje is aangebracht in de
linker of rechter portieropening.
Page 282 of 297
280Technische gegevensAdBlue-tankAdBlue, tankinhoud [I]22
Bandenspanningswaarden
Vivaro Van Raadpleeg voor de bandenspanningswaarden van een specifieke auto het informatie-etiket bandenspanning op de B-stijl.
Het informatie-etiket bandenspanning vermeldt de originele bandenmaat en de bijbehorende bandenspanningswaarden.
Standaard nuttige last
Auto met max. 3 inzittendenBij maximale beladingBandenvoorachtervoorachter[kPa/bar] ([psi])[kPa/bar] ([psi])[kPa/bar] ([psi])[kPa/bar] ([psi])215/65 R16280/2,8 (41)310/3,1 (45)300/3,0 (44)350/3,5 (51)215/60 R17280/2,8 (41)310/3,1 (45)320/3,2 (46)350/3,5 (51)225/55 R17300/3,0 (44)250/2,5 (36)300/3,0 (44)280/2,8 (41)
Page 283 of 297
Technische gegevens281Verhoogde nuttige lastAuto met max. 3 inzittendenBij maximale beladingBandenvoorachtervoorachter[kPa/bar] ([psi])[kPa/bar] ([psi])[kPa/bar] ([psi])[kPa/bar] ([psi])215/65 R16300/3,0 (44)300/3,0 (44)300/3,0 (44)370/3,7 (54)215/60 R17300/3,0 (44)300/3,0 (44)300/3,0 (44)370/3,7 (54)
Page 289 of 297

Klantinformatie287de onderhoudsvereisten en
technische gebeurtenissen en storin‐
gen.
Afhankelijk van het technische uitrus‐
tingsniveau worden de volgende
gegevens opgeslagen:
● bedieningsstatus van systeem‐ componenten (bijv. vloeistofpeil,
bandenspanning, accustatus)
● storingen en gebreken in belang‐
rijke systeemcomponenten (bijv.
verlichting, remmen)
● systeemreacties in bepaalde rijs‐
ituaties (bijv. triggering van een
airbag, activering van de stabili‐
teitsregelingen)
● informatie over gebeurtenissen die tot schade aan de auto
hebben geleid
● bij elektrische voertuigen het oplaadniveau in de hoogvol‐
taccu, geschatte actieradius
In speciale gevallen (bijv. als de auto
een storing heeft gedetecteerd),
moeten mogelijk gegevens worden
opgeslagen die anders vluchtig van
aard zijn.Wanneer u gebruikmaakt van dien‐
sten (bijv. reparaties, onderhoud),
kunnen de bedieningsgegevens
samen met het chassisnummer
worden uitgelezen en wanneer nodig worden gebruikt. Personeel werk‐zaam binnen het servicenetwerk
(bijv. garages, fabrikanten) of derden
(bijv. pechhulpverleners) kunnen de
gegevens uitlezen aan de auto.
Hetzelfde geldt voor garantiewerk‐
zaamheden en kwaliteitsborgings‐
maatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitge‐
lezen in de auto via de OBD-aanslui‐
ting (On-Board Diagnostics) zoals
wettelijk voorgeschreven. De uitgele‐
zen bedieningsgegevens documen‐ teren de technische conditie van de
auto of afzonderlijke componenten en
helpen om storingen op te sporen, te
voldoen aan garantievoorwaarden en
de kwaliteit te verhogen. Deze gege‐ vens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, tech‐ nische gebeurtenissen, bedienings‐fouten en andere storingen, worden
samen met het chassisnummer door‐ gegeven aan de fabrikant, als dat
nodig mocht zijn. De fabrikant istevens onderworpen aan produc‐
taansprakelijkheid. De fabrikant
gebruikt mogelijk ook bedieningsge‐
gevens van auto's nodig voor terug‐
roepacties. Deze gegevens kunnen
ook worden gebruikt ter controle van
garantieclaims van klanten.
Storingscodegeheugens in de auto
kunnen worden gereset door een
servicebedrijf in het kader van onder‐
houd of reparatie of op uw verzoek.
Comfort- en Infotainmentfuncties Comfortinstellingen en persoonlijke
instellingen kunnen worden opgesla‐
gen in de auto en te allen tijde worden
gewijzigd of gereset.
Afhankelijk van het desbetreffende
uitrustingsniveau, zijn dergelijke
gegevens:
● instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel
● instelling van het chassis en de airconditioning
● persoonlijke instellingen zoals die voor de interieurverlichting