Page 220 of 297

218Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................219
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 219
Auto stallen .............................. 219
Verwerking van sloopauto .......220
Controle van de auto .................220
Werkzaamheden uitvoeren .....220
Motorkap ................................. 221
Motorolie .................................. 221
Koelvloeistof ............................ 222
Sproeiervloeistof ......................223
Remmen .................................. 224
Remvloeistof ............................ 224
Accu ........................................ 224
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 226
Wisserblad vervangen .............227
Gloeilamp vervangen .................228
Halogeenkoplampen ...............228
Xenonkoplampen ....................231
Mistlampen voor ......................232
Richtingaanwijzers vooraan ....233
Achterlichten ............................ 234
Zijrichtingaanwijzers ................236Derde remlicht ......................... 237
Kentekenverlichting .................238
Binnenverlichting .....................239
Elektrisch systeem .....................239
Zekeringen .............................. 239
Zekeringenkast in motorruimte 240
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................240
Boordgereedschap ....................243
Gereedschap ........................... 243
Velgen en banden .....................245
Winterbanden .......................... 245
Aanduidingen op banden ........245
Bandenspanning .....................246
Drukverliesdetectiesysteem ....247
Profieldiepte ............................ 248
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 248
Wieldoppen ............................. 249
Sneeuwkettingen .....................249
Bandenreparatieset .................249
Wiel verwisselen ......................253
Reservewiel ............................. 254
Starthulp gebruiken ...................259
Trekken ...................................... 260
Auto slepen ............................. 260
Andere auto slepen .................261Verzorging van uiterlijk ..............262
Verzorging exterieur ................262
Verzorging interieur .................265
Vloermatten ............................. 265
Page 230 of 297
228Verzorging van de autoGloeilamp vervangenContact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
LampcontroleSchakel het contact in na het vervan‐
gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Halogeenkoplampen
Richtingaanwijzers voor 3 233.
De koplampmodule rechts is afge‐ beeld.
De gloeilamp van het dimlicht zit in de buitenste kamer ( 2)
De gloeilamp van het grootlicht zit in
de binnenste kamer ( 1)
De gloeilamp van het parkeerlicht zit
in de binnenste kamer ( 1)
De gloeilamp van het dagrijlicht zit in de buitenste kamer ( 2)
Dimlicht
1. Verwijder de beschermhoes.
Page 233 of 297
Verzorging van de auto2312. Druk op de clips op de lampfittingom deze los te koppelen en trek
de fitting uit de reflector.
3. Haal de lamp uit de fitting door deze eruit te trekken.
4. Plaats een nieuwe lamp in de fitting.
5. Plaats de lampfitting in het huis.
Dagrijlicht met LED's De dagrijlichtmodule onderaan de
bumper is uitgevoerd met led's. Laat
eventueel defecte led's vervangen
door een werkplaats.
Xenonkoplampen
Richtingaanwijzers voor 3 233.
De koplampmodule rechts is afge‐ beeld.
De gloeilamp van het dimlicht zit in de
buitenste kamer ( 2)
De gloeilamp van het grootlicht zit in de binnenste kamer ( 1)
Dimlicht9 Gevaar
Xenonkoplampen werken onder
een extreem hoog voltage. Niet
aanraken. Lampen door een werk‐
plaats laten vervangen.
Grootlicht
1. Verwijder de beschermhoes.
Page 235 of 297
Verzorging van de auto2334. Vervang de lampmodule en klikdeze weer vast aan de stekker.
Let erop dat de lamp en de fitting
een geheel vormen en samen
moeten worden vervangen.
5. Plaats de lampfitting in de licht‐ module door deze rechtsom te
draaien en zet deze vast.
6. Monteer de lamp door de twee bouten vast te draaien.
7. Bevestig en vergrendel de afdek‐ king.
Richtingaanwijzers vooraan De koplampmodule rechts is afge‐
beeld.Het richtingaanwijzerlampje zit in de
binnenste kamer ( 1)
1. Verwijder de beschermhoes.
2. Draai de lampfitting linksom los uit
de reflector.
3. Druk de lamp iets omlaag, draai deze linksom en neem deze uit de
fitting.
4. Plaats een nieuwe lamp door deze rechtsom in de fitting te
draaien.
5. Draai de lampfitting rechtsom in de reflector vast.
Page 242 of 297
240Verzorging van de auto
Pak de zekering met de zekeringtrek‐ker en trek de zekering eruit.
Zekeringenkast in
motorruimte
De zekeringenkast zit linksvoor in de
motorruimte.
Maak het deksel los en verwijder het.
Nr.Stroomkring12Verwarmde sproeierstralen14Voorste en achterste ruitenvloei‐
stofpomp15Radarsysteem voor, elektrische
stuurbekrachtiging17Ingebouwde systeeminterface19VoorruitwissermotorNr.Stroomkring20Voorste en achterste ruitenvloei‐
stofpomp21Koplampsproeierpomp22Claxon23Grootlicht rechts24Grootlicht links
Nadat u de defecte zekering hebt
vervangen, sluit u het deksel van het
zekeringenkastje en vergrendelt u
het.
Wanneer u het deksel van het zeke‐ ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit achter een klepin het instrumentenpaneel links.
Page 243 of 297
Verzorging van de auto241
Trek de klep linksboven en dan rechtseraf.
Versie 1 (Eco)
Nr.Stroomkring1Koppelingsschakelaar, stuur‐
bekrachtiging4Claxon5Voorste en achterste ruiten‐
vloeistofpomp6Voorste en achterste ruiten‐
vloeistofpomp712V-aansluiting achterin8Achterruitwissers10/11Centrale vergrendeling13Head-updisplay, bedienings‐
elementen klimaatregeling,
bedieningselementen Info‐
tainmentsysteem, versnel‐
lingshendel14Diefstalalarmsysteem, tele‐
maticamodule17Instrumentengroep19Afstandsbediening op stuur‐
wiel21Anti-diefstalsysteem of elek‐
tronisch sleutelsysteemNr.Stroomkring22Frontcamera, regen- en licht‐
sensor23Gordelwaarschuwing24Parkeerhulp, Infotainment‐
systeem, achteruitkijkcamera25Airbags29Infotainment-systeem31Infotainmentsysteem (+ accu)32Voorste stekkerdoos34Binnenspiegel, dodehoekbe‐
wakingssysteem, bedienings‐
elementen portierspiegels35Verwarmde sproeierstralen,
koplampverstelling36Interieurverlichting, zaklam‐
poplader
Page 244 of 297
242Verzorging van de autoVersie 2 (volledig)Nr.Stroomkring1Anti-diefstalsysteem of
elektronisch sleutelsys‐
teem5Parkeerhulp, Infotain‐
mentsysteem, achter‐
uitkijkcamera7Bedieningselementen
klimaatregeling achter,
versterker audiosys‐
teem8AchterruitwissersNr.Stroomkring10/11Centrale vergrendeling12Anti-diefstalalarmsys‐
teem1712V-aansluiting
achterin18Telematicamodule21Interieurverlichting,
zaklampoplader22Interieurverlichting,
verlichting handschoe‐
nenkastje23Dodehoekbewakings‐
systeem, bedienings‐
elementen portierspie‐
gels24Afstandsbediening op
stuurwiel25Instellen koplampreik‐
wijdte26Gordelwaarschuwing27Frontcamera, regen- en
lichtsensorNr.Stroomkring28Head-updisplay, bedie‐
ningselementen
klimaatregeling voor,
bedieningselementen
Infotainmentsysteem,
versnellingshendel30A of 30BAudiosysteem (+ accu)31Airbag33Voorste stekkerdoos35Instrumentengroep36Infotainment-systeem
Page 262 of 297

260Verzorging van de auto3. Zwarte kabel op de minpool vande hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op een massa‐punt in de motorruimte.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na 5 minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langer
dan 15 seconden laten duren met tussenpozen van 1 minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. drie minuten stationair
laten draaien.
4. Elektrische verbruikers zoals koplampen, achterruitverwarming
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.Trekken
Auto slepen
In het midden van de afdekkingsplaat drukken en naar de linkerbovenhoek
schuiven om los te klikken.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 243.
Sleepoog rechtsom inschroeven en
tot aan de aanslag in horizontale
stand vastdraaien.
Sleepkabel - beter een sleepstang -
aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Contact inschakelen om het stuurslot op te heffen en remlichten, claxon en
voorruitwisser te kunnen bedienen.