Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........21
Stoelen, veiligheidssystemen ......46
Opbergen ..................................... 70
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................80
Verlichting .................................. 116
Klimaatregeling .......................... 127
Rijden en bediening ...................140
Verzorging van de auto ..............221
Service en onderhoud ................262
Technische gegevens ................267
Klantinformatie ........................... 279
Trefwoordenlijst ......................... 286Inhoud
Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Raadpleeg de onderdelen "Service en onderhoud", "Technische gege‐
vens", het typeplaatje en de nationale
registratiedocumenten van de auto.
Inleiding
Uw auto is de intelligente combinatie
van vernieuwende techniek, overtui‐ gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw auto veilig en efficiënt te kunnen
bedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐
ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer we u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, advise‐
ren we uw Opel Service Partner.
Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde
specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van dezehandleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies. Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt, kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's
getoond. De bediening van
rechtsgestuurde auto's is verge‐ lijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding
gehanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
80Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................81
Stuurwielverstelling ...................81
Stuurbedieningsknoppen ...........81
Verwarmd stuurwiel ...................82
Claxon ....................................... 82
Waarschuwing voetgangersvei‐ ligheid ....................................... 82
Wis- en wasinstallatie voorruit ...82
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 84
Buitentemperatuur .....................85
Klok ........................................... 85
Elektrische aansluitingen ...........86
Inductief opladen .......................88
Aansteker .................................. 89
Asbakken ................................... 89
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................89
Instrumentengroep ....................89
Snelheidsmeter ......................... 91
Kilometerteller ........................... 91
Dagteller .................................... 91
Toerenteller ............................... 91
Brandstofmeter .......................... 92Accumeter................................. 92
Energiemeter ............................. 93
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 93
Peilsensor motorolie ..................93
Service-display .......................... 94
Controlelampen ......................... 94
Richtingaanwijzers ....................95
Gordelverklikker ........................95
Airbag en gordelspanners .........95
Airbag-deactivering ...................96
Laadsysteem ............................. 96
Storingsindicatielamp ................96
Service-indicatie ........................96
Schakel motor uit .......................96
Systeemcontrole ........................97
Hybridesysteem actief ...............97
Storing in hybridesysteem .........97
Rem- en koppelingssysteem .....97
Elektrische handrem ..................97
Elektrische handrem defect .......97
Automatische bediening van elektrische parkeerrem uit ........98
Antiblokkeersysteem (ABS) .......98
Schakelen .................................. 98
Lane Departure Warning ...........98
Lane keep assist .......................98
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....99Elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem
uit .............................................. 99
Koelvloeistoftemperatuur ...........99
Voorverwarming ........................99
Uitlaatfilter ................................. 99
AdBlue ..................................... 100
Drukverliesdetectiesysteem ....100
Motoroliedruk ........................... 100
Te laag brandstofpeil ...............100
Oplaadkabel aangesloten ........ 100
Autostop .................................. 101
Rijverlichting ............................ 101
Dimlicht .................................... 101
Groot licht ................................ 101
Grootlichtassistentie ................101
LED-koplampen .......................101
Mistlampen voor ......................101
Mistachterlicht ......................... 101
Regensensor ........................... 101
Cruise control .......................... 101
Adaptieve cruise control ..........102
Voorligger gedetecteerd ..........102
Dodehoeksysteem ...................102
Actieve noodrem .....................102
Snelheidsbegrenzer ................102
Portier open ............................. 102
Displays ..................................... 103
Driver Information Center ........103
Info-Display ............................. 105
Instrumenten en bedieningsorganen81Boordinformatie......................... 109
Geluidssignalen .......................109
Persoonlijke instellingen ............110
Telematicaservices ....................114
Opel Connect .......................... 114Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en snelheidsbegren‐
zer zijn te bedienen via de knoppen
links op het stuurwiel.
De adaptieve cruisecontrol is ook in
te stellen met de knoppen links op het stuurwiel.
Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen via de knoppen rechts op het
stuurwiel.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 167.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Instrumenten en bedieningsorganen93Energiemeter
De energiemeter geeft de huidige
energiesituatie van de auto aan.
Opladen:De accu wordt opgela‐
den met energie uit het
remmen of decelereren
van de autoZuinigste
route:In alle rijmodi is energie
optimaal beschikbaarAan/uit:Voor rijden met een
sportieve rijstijl waarbij
de prestaties centraal
staanKoelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op bedrijfstem‐
peratuur90:normale bedrijfstemperatuur130:koelvloeistoftemperatuur te
hoog
Controlelampje o gaat branden als
de koelvloeistoftemperatuur te hoog is. Zet de motor onmiddellijk uit.
Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Peilsensor motorolie
Na inschakeling van het contact en deweergave van de service-informatie
verschijnt enkele seconden lang het
motoroliepeil op het Driver Informa‐
tion Center.
Een correct motoroliepeil wordt
aangegeven via een melding.
Als het motoroliepeil te laag is, knip‐
pert I, verschijnt er een bericht en
brandt het lampje C. Meet het
motoroliepeil met behulp van de peil‐ staaf en vul zo nodig motorolie bij.
Motorolie 3 225.
Een meetfout wordt aangegeven via
een melding. Meet het motoroliepeil
handmatig met behulp van de peil‐
staaf.
94Instrumenten en bedieningsorganenService-display
Het servicesysteem geeft aan
wanneer verversing/vervanging van
de motorolie en het oliefilter vereist is of als de auto toe is aan een service‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden, kan het vereiste verver‐
sings-/vervangingsinterval van de
motorolie en het oliefilter aanzienlijk
variëren.
Service-informatie 3 262.
Het bericht voor geplande service
blijft bij inschakeling van het contact
7 seconden op het Driver Information
Center staan.
Als de komende 3000 km of meer
geen service vereist is verschijnt er
geen service-informatie op het
display.
Als er binnen 3000 km geplande
service moet worden verricht, blijft de resterende afstand of tijd meerdere
seconden lang staan. Tegelijkertijd
brandt C continu ter herinnering.
Als de service binnen minder dan
1000 km vereist is, gaat C eerst
knipperen en vervolgens continubranden. De resterende afstand of tijd blijven meerdere seconden lang
staan.
Achterstallige service wordt aange‐
duid met een bericht op het Driver
Information Center dat de overschre‐
den afstand aangeeft. C knippert
eerst en blijft vervolgens continu
branden totdat de service is verricht.
Service-interval resetten Na iedere servicebeurt moet de
service-indicator voor de beste
werking worden gereset. Het wordt
geadviseerd daarvoor de hulp van
een werkplaats in te roepen.
Doe het volgende, als u de service
zelf verricht:
● schakel het contact uit
● toets CHECK ingedrukt houden
● schakel het contact in, de afstandsaanduiding telt af
● laat de toets los, wanneer er =0
op het display staat
Het symbool C verdwijnt.Service-informatie oproepen
U kunt op ieder gewenst moment
actuele service-informatie oproepen
door te drukken op CHECK. De
service-informatie blijft enkele secon‐
den op het display staan.
Service-informatie 3 262.
Controlelampen De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐
mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de
controlelampjes variëren. Bij het
96Instrumenten en bedieningsorganenGeactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 53.
Airbagsysteem 3 57.
Airbag-deactivering
Ó ON brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 62.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Service-indicatie
C brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelamp‐
jes en een bijbehorend bericht op het Driver Information Center branden.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Schakel motor uit
Y brandt rood.
Instrumenten en bedieningsorganen103Displays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Op het Driver Information Center
verschijnen:
● kilometerteller en dagteller
● digitale snelheidsaanduiding
● menu rit- / verbruiksinformatie
● schakelindicatie
● service-informatie
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● bestuurdersondersteuningsbe‐ richten
● pop-upberichten
● AdBlue-informatie
● krachtstroom
● actieradius autonomieMenu’s en functies selecteren
U selecteert de menu’s en functies
met de knoppen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Draai aan het stelwiel om een pagina van het menu rit-/verbruiksinformatie
te kiezen.
Druk op SET / CLR om een functie te
bevestigen of resetten.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver
Information Center. Blader door
berichten door aan het stelwiel te
draaien. Bevestig berichten door op
SET / CLR te drukken.
Ook kunnen sommige menu's
worden geselecteerd via de toets
CHECK .
Druk op CHECK om tussen de betref‐
fende menu's te schakelen.
Boordinformatie 3 109.