22BasisbedieningActiveer Automatische
tekstweergave , als lange teksten
automatisch over het scherm moeten
rollen.
Als Automatische tekstweergave
gedeactiveerd is, worden lange
teksten in verkorte vorm weergege‐ ven.
Helderheid aanpassen
Selecteer Lichtsterkte en stel de
helderheid van het scherm in op het
gewenste niveau.
Persoonlijke instellingen opslaan
Selecteer Configuratie van de
profielen .U kunt diverse instellingen opslaan in
een persoonlijk profiel. Bijvoorbeeld
alle actuele geluidsinstellingen, alle
voorkeurzenders, een telefoonboek,
de kaartinstellingen en uw favoriete
adressen.
Als u de auto deelt met anderen, kunt
u zo altijd uw persoonlijke instellingen
uit uw profiel oproepen.
Er zijn maximaal drie persoonlijke
profielen op te slaan.
Er is tevens een Gemeensch.prof.
beschikbaar. Alle verrichte instellin‐
gen worden automatisch opgeslagen
in het actieve profiel. Als er geen
persoonlijke profiel is geactiveerd, is
het Gemeensch.prof. actief.
Persoonlijk profiel opslaan
Na configureren van al uw persoon‐
lijke instellingen:
Selecteer een van de tabbladen voor persoonlijke profielen.
Selecteer het invoerveld > en voer
de gewenste naam in voor uw
persoonlijke profiel.
Doe het volgende, als u een foto wilt
toevoegen aan het profiel:Sluit een USB-apparaat met de
gewenste foto erop aan op de USB-
poort 3 29, tik op het fotokader en
selecteer daarna de gewenste foto.
Bevestig uw keuze om de bewuste
foto te downloaden naar het systeem.
Bevestig ten slotte de door u inge‐
voerde gegevens om ze in uw
persoonlijke profiel op te slaan.
Persoonlijk profiel activeren
Druk op : en selecteer daarna het
tabblad met de naam van uw
persoonlijke profiel.
Gemeensch.prof. activeren
Als er een persoonlijk profiel actief is:
Druk op : en selecteer dan Profiel
deactiveren .
Een persoonlijk profiel resetten
U kunt een persoonlijk profiel altijd
resetten om de fabrieksinstellingen
voor het profiel te herstellen.
Selecteer het desbetreffende profiel
gevolgd door Profiel resetten .
Basisbediening23Gemeensch.prof. resetten
U kunt een Gemeensch.prof. altijd
resetten om de fabrieksinstellingen
voor het profiel te herstellen.
Selecteer Gemeensch.prof. gevolgd
door Gemeenschappelijk profiel
resetten .
50Telefoonmobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
De telefoonfunctie is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
kunt u op internet op
http://www.bluetooth.com vinden.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons, smartphones of
andere apparaten.
Een apparaat koppelen
Tijdens het koppelen wordt de
pincode uitgewisseld tussen Blue‐
tooth-apparaten en Infotainmentsys‐
teem waarna een verbinding wordt
gemaakt tussen de apparaten en het
Infotainmentsysteem.
Opmerkingen
● Twee gekoppelde Bluetooth- apparaten zijn tegelijkertijd te
verbinden met het Infotainment‐
systeem. Het ene apparaat in de
handsfreemodus en het andere
in de audiostreamingmodus, zie
beschrijving van de Bluetooth-
profielinstellingen verderop.
Het is echter niet mogelijk om
twee apparaten te gebruiken die
allebei in de handsfree-modus
staan.
● Koppelen is slechts één keer noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het Infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
● Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk belast. Sluit het apparaat daarom
aan op een USB-poort, zodat het wordt opgeladen.Een nieuw apparaat koppelen
1. Activeer de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen wij u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Als er al een Bluetooth-apparaat is aangesloten:
Druk op a, selecteer OPTIES,
selecteer Bluetooth-verbinding en
tik vervolgens op * Zoeken .
Als er geen Bluetooth-apparaat is aangesloten:
Druk op a en tik vervolgens op
Bluetooth zoeken .
Er wordt gezocht naar alle Blue‐
tooth-apparaten in de naaste
omgeving.
3. Selecteer het te koppelen Blue‐ tooth-apparaat in de getoonde
lijst.
4. Bevestig de koppelprocedure: ● Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund:
Telefoon51Bevestig de berichten op het
Infotainmentsysteem en het
Bluetooth-apparaat.
● Als SSP (secure simple pairing) niet wordt onder‐
steund:
Op het Infotainmentsysteem:
er verschijnt een bericht
waarin u wordt gevraagd om
een pincode op uw Blue‐ tooth-apparaat in te voeren.
Op het Bluetooth-apparaat: voer de pincode in en beves‐ tig de ingevoerde gegevens.
5. Activeer de functies die de gekop‐
pelde smartphone moet hebben
en bevestig uw instellingen. U
kunt de Bluetooth-profielinstellin‐
gen te allen tijde wijzigen, zie
onder.
Het Infotainmentsysteem en het
apparaat zijn gekoppeld.
6. Het telefoonboek wordt automa‐ tisch naar het Infotainmentsys‐
teem gedownload. Afhankelijk
van de telefoon moet het Infotain‐ mentsysteem toegang verkrijgen
tot het telefoonboek. Bevestig zonodig de berichten op het Blue‐
tooth-apparaat.
Als deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat wordt onder‐
steund, verschijnt er een bijbeho‐
rend bericht.
Handeldingen op gekoppelde
apparaten
Druk op a, selecteer OPTIES
gevolgd door Bluetooth-verbinding .
Er verschijnt een lijst met alle gekop‐
pelde apparaten.
Bluetooth-profielinstellingen wijzigen
Tik op a naast het gekoppelde
apparaat van uw keuze.
Activeer of deactiveer de gewenste
profielinstellingen en bevestig uw instellingen.
Een gekoppeld apparaat verbinden Apparaten die gekoppeld zijn maar
niet zijn verbonden worden aange‐
duid met een X.
Selecteer het gewenste apparaat om
een verbinding te maken.Een apparaat loskoppelen
Het apparaat dat op dat moment is
verbinden wordt aangeduid met W.
Selecteer het apparaat waarvan u de verbinding wilt verbreken.
Een gekoppeld apparaat
verwijderen
Tik op f in de rechterbovenhoek van
het scherm om f-pictogrammen
naast de gekoppelde apparaten te
tonen.
Tik op f naast het Bluetooth-appa‐
raat dat u wilt verwijderen en bevestig
het getoond bericht.
BedieningZodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het
infotainmentsysteem tot stand is
gebracht, kunt u tal van functies van
uw mobiele telefoon via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
57DDAB FM-DAB-links ............................ 26
Datum instellen ..................................... 20
Digital Audio Broadcasting ...........26
Display-instellingen....................... 31
Displaytaal wijzigen ......................20
E Equalizer....................................... 19
F
Fabrieksinstellingen ......................20
Fader ............................................ 19
G
Gebruik ....................... 12, 24, 34, 47
Bluetooth ................................... 29
Menu ......................................... 16
Navigatiesysteem ......................34
Radio ......................................... 24
Telefoon .................................... 51
USB ........................................... 29
Geluidsinstellingen .......................19
Gesproken begeleiding ................34
H
Het navigatiesysteem activeren ...34I
Infotainmentsysteem inschakelen 12
Invoer van de bestemming ..........38
K Kaarten ......................................... 34
Koppelen ...................................... 50
L
Lijst met afslagen.......................... 42
M Menubediening ............................. 16
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur ...................54
Mute.............................................. 12
N Navigatie Bestemmingsinvoer................... 38
Contacten .................................. 38
Huidige locatie........................... 34 Kaart manipuleren .....................34
Kaartupdate .............................. 33
Kaartvenster .............................. 34
Lijst met afslagen ......................42
Recente bestemmingen ............38
Rit met viapunten ......................38
Routebegeleiding ......................42TMC-stations (verkeersinfor‐
matiekanalen) ..................... 33, 42
Verkeersincidenten ...................42
Nuttige plaatsen............................ 38
O
Oproepenhistorie ..........................51
Overzicht bedieningselementen .....8
P Persoonlijke instellingen ...............20
Privacy-instellingen....................... 20
Profielinstellingen .........................20
R
Radio Afstemmen op zender ...............24
Configureren DAB .....................26
Configureren van RDS ..............26
DAB-berichten ........................... 26
Digital audio broadcasting
(DAB) ........................................ 26
Frequentiebereik selecteren .....24
Gebruik...................................... 24
Inschakelen ............................... 24
Radio Data System (RDS) ........26
Regio-instelling.......................... 26
Regionaal .................................. 26
Voorkeuren................................ 24
Zender zoeken .......................... 24
66InleidingVoor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het Infotainmentsysteem
3 86.
Apps
Maak verbinding met uw smartphone
op het display voor het Infotainment‐
systeem om specifieke apps van uw
smartphone weer te geven.
Druk op a en tik op Apple CarPlay of
Android Auto . Er verschijnt een menu
met de verschillende apps die u kunt
kiezen.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 79.
Instellingen
Tik op b gevolgd door OPTIES en
Audio-instellingen om het desbetref‐
fende menu te openen.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 67.
Raak de bovenste balk op het scherm aan om een menu voor diverse
systeemgerelateerde instellingen
weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 67.
Voertuiginstellingen
Selecteer _ om een menu te
openen voor autospecifieke instellin‐
gen.
De Auto-instellingen staan beschre‐
ven in de Gebruikershandleiding.
Configuratiecentrum
Configuratiecentrum is een snelkop‐
peling naar de volgende instellingen:
● donker scherm
● helderheid
● profielen
● systeemconfiguratie
● privacy-instellingen
Raak de bovenste balk op het scherm aan om Configuratiecentrum te
openen.
Basisbediening71Tijd en datum instellenSelecteer Datum en tijd .
Tijd- en datumnotatie wijzigen
Kies om de tijd- en datumnotatie te
wijzigen de desbetreffende tabbladen en selecteer vervolgens de gewenste
notaties.
Tijd en datum instellen
De weergegeven tijd en datum
worden standaard automatisch
aangepast door het systeem.
Doe het volgende om de weergege‐
ven tijd en datum handmatig aan te
passen:
Selecteer het tabblad Tijd.
Stel GPS-synchronisatie in op OFF
en kies vervolgens het veld Tijd om de
gewenste tijd in te stellen.
Selecteer het tabblad Datum: en
selecteer daarna de gewenste
datumnotatie.
Scherm aanpassen Selecteer Schermconfig. .
Bladerfunctie voor tekst
Selecteer het tabblad Animatie.
Activeer Automatische
tekstweergave , als lange teksten
automatisch over het scherm moeten
rollen.
Als Automatische tekstweergave
gedeactiveerd is, worden lange
teksten in verkorte vorm weergege‐
ven.
Helderheid aanpassen
Selecteer Lichtsterkte en stel de
helderheid van het scherm in op het
gewenste niveau.Persoonlijke instellingen opslaan
Raak om de profielinstellingen te
openen de bovenste balk op het
scherm aan en selecteer daarna
Profielen .
U kunt diverse instellingen opslaan in een persoonlijk profiel. Bijvoorbeeld
alle actuele geluidsinstellingen, alle
voorkeurstations en een telefoon‐
boek.
Als u de auto deelt met anderen, kunt
u zo altijd uw persoonlijke instellingen uit uw profiel oproepen.
Er zijn maximaal drie persoonlijke
profielen op te slaan.
Er is tevens een Gemeensch.prof.
beschikbaar. Alle verrichte instellin‐
gen worden automatisch opgeslagen in het actieve profiel. Als er geen
persoonlijke profiel is geactiveerd, is
het Gemeensch.prof. actief.
Persoonlijk profiel opslaan
Na configureren van al uw persoon‐
lijke instellingen:
Selecteer een van de tabbladen voor
persoonlijke profielen.
72BasisbedieningSelecteer het invoerveld > en voer
de gewenste naam in voor uw
persoonlijke profiel.
Bevestig ten slotte de door u inge‐
voerde gegevens om ze in uw
persoonlijke profiel op te slaan.
Persoonlijk profiel activeren
Raak de bovenste balk op het scherm aan, selecteer Profielen en daarna
het tabblad met de naam van uw
persoonlijke profiel.
Gemeensch.prof. activeren
Als er een persoonlijk profiel actief is:
Open het tabblad Gemeensch.prof.
en selecteer Het profiel activeren .
Een persoonlijk profiel resetten
U kunt een persoonlijk profiel altijd
resetten om de fabrieksinstellingen
voor het profiel te herstellen.
Activeer het desbetreffende profiel en
selecteer daarna Profiel resetten.
Gemeensch.prof. resetten
U kunt een Gemeensch.prof. altijd
resetten om de fabrieksinstellingen
voor het profiel te herstellen.Selecteer Gemeensch.prof. gevolgd
door Gemeenschappelijk profiel
resetten .