102SpraakherkenningSpraakherkenning
Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op een smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van de smartphonefabrikant
om te controleren of de smartphone
deze functie ondersteunt.
Om de spraakdoorschakeling te
kunnen gebruiken moet de smart‐
phone zijn verbonden via Bluetooth
3 104.
Spraakherkenning activeren
Houd Y op het stuurwiel ingedrukt
totdat een spraakherkenningssessie
is gestart.
Volume van gesproken vragen
aanpassen
Draai aan ) op het bedieningspaneel
of druk de volumeknop op het stuur‐ wiel omhoog (hoger volume) Y of
omlaag (lager volume) Z.Spraakherkenning deactiveren
Druk op 6 op het stuurwiel. De
spraakherkenningssessie wordt
beëindigd.
104TelefoonBluetooth-verbindingEen telefoon koppelen
Ga als volgt te werk om een mobiele
telefoon te koppelen:
1. Activeer Bluetooth op de mobiele telefoon en zorg dat deze voor
andere apparaten zichtbaar is.
2. Selecteer op het Info-Display Telefoon I Apparaten beheren .
3. Raak Toevoegen aan.
Het systeem zoekt naar mobiele
telefoons.
4. Selecteer de gewenste mobiele telefoon.
5. Selecteer het Infotainmentsys‐ teem uit de lijst met Bluetooth-apparaten op de mobiele tele‐
foon.
6. Vergelijk en bevestig de getoonde
code op de mobiele telefoon en op
het Info-Display. Tik op OK op het
Info-Display.
Eventueel verschijnt er een
nummerblok op het Info-Display. Voer de code die op de mobiele
telefoon verschijnt in.Bij sommige mobiele telefoons
moet u toegang hebben tot
bepaalde telefoonfuncties, volg
de instructies op.
7. Bepaal of de mobiele telefoon moet worden verbonden voor de
telefoonfunctie of voor het strea‐
men van muziek.
Zodra de mobiele telefoon is gekop‐
peld, wordt deze automatisch verbon‐ den en getoond als verbonden.
Als de mobiele telefoon wordt verbon‐
den voor de telefoonfunctie,
verschijnt a op de lijst met gekop‐
pelde apparaten.
Als de mobiele telefoon wordt verbon‐
den voor het streamen van muziek,
verschijnt p op de lijst met gekop‐
pelde apparaten.
Een mobiele telefoon
ontkoppelen en verbinden
1. Selecteer in het telefoonmenu op het Info-Display Bluetooth.
2. Raak om de momenteel verbon‐ den mobiele telefoon te ontkop‐
pelen de betreffende mobiele
telefoon aan en selecteer Ja.De mobiele telefoon wordt
ontkoppeld.
3. Raak om een andere gekoppelde mobiele telefoon te verbinden debetreffende mobiele telefoon aan
en selecteer Ja.
De mobiele telefoon wordt
verbonden.
Gekoppelde mobiele telefoon verwijderen
1. Selecteer in het telefoonmenu op het Info-Display Bluetooth I
Apparaten beheren .
2. Raak Verwijderen aan.
3. Selecteer de gewenste mobiele telefoon.
4. Raak Ja aan.
De mobiele telefoon wordt verwij‐
derd.