102Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 106.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Rem tijdens de eerste ritten niet te
krachtig.
Bij de eerste rit kunnen was- en olie‐
dampen van het uitlaatsysteem rook‐ vorming veroorzaken. Parkeer de
auto na de eerste rit een tijdje in de
open lucht en adem de dampen niet
in.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 110.
Contactslotstanden Draai de sleutel op:
Rijden en bediening1030:blokkeerstand: sommige functiesblijven actief totdat de sleutel
wordt uitgenomen of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, op
voorwaarde dat het contact van
tevoren aan was1:accessoirestand: contact inge‐
schakeld, dieselmotor wordt
voorverwarmd, controlelampjes
branden en de meeste elektri‐
sche functie zijn te gebruiken2:startstand: laat de sleutel los
nadat de motor is aangeslagenStuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het vastklikt.9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
De elektronische sleutel of het appa‐
raat voor slimme toegang moet in de auto aanwezig zijn.
Motor starten
Trap op het koppelingspedaal (hand‐
geschakelde versnellingsbak),
bedien het rempedaal en druk op
Start/Stop .Contactslot in ingeschakelde stand
zonder de motor te starten
Druk op Start/Stop zonder het koppe‐
lings- of rempedaal te bedienen. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies werken.Motor af en contact uit
Druk in elke modus kort op
Start/Stop of wanneer de motor draait
en de auto stilstaat. Sommige func‐
ties blijven actief tot het bestuurders‐
portier wordt geopend, mits het
contact van tevoren aan was.Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden
Druk 5 seconden lang op Start/Stop
3 105. Het stuurslot is actief, zodra
de auto stilstaat.
104Rijden en bedieningStuurslotHet stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
Hef het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en
zet het contact in de accessoiremo‐
dus of start de motor rechtstreeks.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Slimme toegang
Deze functie maakt het starten van de auto via een mobiel apparaat moge‐
lijk. De auto wordt bediend via een
app.
Na het instappen en het bevestigen
van een bericht zijn er 10 seconden
om de auto te starten.
Leg wanneer er geen bericht
verschijnt de smartphone op de daar‐
voor bedoelde zone.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Als de elektronische sleutel niet werktof de batterij van de elektronische
sleutel bijna leeg is, verschijnt er
mogelijk een melding op het Driver Information Center.
Houd de elektronische sleutel tegen
de markering op de stuurkolombekle‐
ding zoals afgebeeld.
Schakel bij auto's met handgescha‐
kelde versnellingsbak de neutraal‐
stand in, trap het koppelingspedaal
en het rempedaal in en druk op
Start/Stop .
Zet bij auto's met automatische
versnellingsbak de keuzehendel in de stand P trap het rempedaal in en druk
op Start/Stop .
Deze mogelijkheid is alleen bestemd voor noodgevallen. Vervang de batte‐
rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 10.
Zie voor het ontgrendelen of vergren‐ delen van de portieren Storing in
handzendermodule of elektronisch
sleutelsysteem 3 11.
Rijden en bediening105Motor startenAuto's met contactschakelaar
Draai de sleutel naar stand 1 om het
stuurslot te ontgrendelen.
Handgeschakelde versnellingsbak: trap het koppelings- en rempedaal in.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Dieselmotoren: wacht tot het contro‐
lelampje z dooft.
Draai de sleutel even in de stand 2 en
laat deze na het starten van de motor
los.
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 106.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 106.
Auto's met Aan/Uit-knop● Handgeschakelde versnellings‐ bak: schakel de neutraalstand in,
trap het koppelings- en rempe‐ daal in.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Toets Start/Stop indrukken.
● Laat de toets los nadat de motor gestart is. Een dieselmotor start
nadat het controlelampje z
voor voorverwarming is gedoofd.
● Voordat u de motor weer start of uitschakelt terwijl de auto stil‐
staat, drukt u nog een keer kort
op Start/Stop .
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: tijdens een Autostop kunt u
de motor starten door het koppe‐ lingspedaal in te trappen 3 106.
● Automatische versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de
motor starten door het rempedaal
los te laten 3 106.
106Rijden en bedieningUitschakelen in noodsituatie
tijdens het rijden
Als u de motor in een noodsituatie
tijdens het rijden moet uitschakelen,
kunt u 5 seconden op Start/Stop druk‐
ken.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
De auto starten bij lage
temperaturen
Het is mogelijk om de motor zonder
bijkomende verwarming te starten tot
-25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn
vereist. Bij temperaturen onder
-30 °C moet de automatische versnel‐ lingsbak gedurende ca. 5 minuten
worden verwarmd. De keuzehendel
moet in stand P staan.
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motortemperatuur koud
is. Deze beperking is er om het
smeersysteem de motor volledig te
laten beschermen.Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gaspedaal loslaat.
Afhankelijk van de omstandigheden
wordt de uitrol-brandstofafsluiter
mogelijk uitgeschakeld.
Stop/Start-systeem Het stop-startsysteem helpt brandstofte besparen en uitlaatemissies te
beperken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de
motor uit van zodra de auto langzaam rijdt of stilstaat, bijv. aan een
verkeerslicht of in een file.
Inschakelen
Het stop-startsysteem is beschikbaar
van zodra de motor is gestart, de auto is vertrokken en er aan de hieronder
opgegeven omstandigheden voldaan
is.
Rijden en bediening107
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de toets
D niet brandt. Druk om een gedeacti‐
veerd systeem te activeren op D.
Als het Stop/Start-systeem tijdelijk niet beschikbaar is en de knop D
wordt ingedrukt, knippert de led in de
knop.
Uitschakelen
Schakel het Stop/Start-systeem
handmatig uit door op D te drukken.
De uitschakeling wordt aangeduid wanneer de led in de knop oplicht.
AutostopAuto's met handgeschakelde
versnellingsbak
U activeert een Autostop als volgt:
● Zet de keuzehendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.Auto’s met een automatische versnel‐
lingsbak
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.
Het stop-startsysteem wordt uitge‐
schakeld op steile hellingen.
Melding
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje n.
Tijdens een Autostop blijven de
verwarmings- en remfunctie behou‐
den.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan.
● Het stop-startsysteem is niet manueel uitgeschakeld.
● Het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na hetrijden met hoge motorbelasting.
● De omgevingstemperatuur is niet
te laag of te hoog.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
108Rijden en bediening● Het remvacuüm is voldoende.
● De zelfreinigende functie van het
uitlaatfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Let op
Na vervanging of hernieuwde
aansluiting van de accu kan Auto‐
stop meerdere uren lang niet moge‐ lijk zijn.
Bepaalde instellingen van het
klimaatregelsysteem kunnen een
Autostop verhinderen.
Klimaatregeling 3 92.
Onmiddellijk na ritten op hogere snel‐
heden is mogelijk geen Autostop
mogelijk.
Nieuwe auto inrijden 3 102.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden meer‐
dere elektrische functies, zoals de
extra elektrische verwarmer of de
achterruitverwarming, uitgeschakeld
of in een stroomspaarmodus gezet.
De ventilatorsnelheid van het airco‐
systeem wordt verminderd om stroom
te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in zonder
het rempedaal in te trappen om de
motor opnieuw te starten.Auto’s met een automatische
versnellingsbak
De motor wordt in de volgende situ‐
aties opnieuw gestart:
● rempedaal losgelaten met de keuzehendel in de stand D of M
● rempedaal losgelaten of keuze‐ hendel in de stand N wanneer de
keuzehendel in de stand D of M
wordt gezet
● keuzehendel in de stand R gezet
Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens
een Autostop, dan zal de motor auto‐
matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● Stop/Start-systeem manueel uitgeschakeld
● veiligheidsgordel van bestuurder losgemaakt en bestuurderspor‐
tier geopend
118Rijden en bedieningHandgeschakelde
versnellingsbak
Trap om de achteruitversnelling in te
schakelen bij een 5-traps versnel‐ lingsbak op het koppelingspedaal en
haal de schakelhendel naar rechts en naar achteren.
Trap om de achteruitversnelling in teschakelen bij een 6-traps versnel‐
lingsbak op het koppelingspedaal,
haal de ring onder de schakelhendel
omhoog en haal de hendel helemaal
naar links en naar voren.
Als de versnelling niet wordt inge‐
schakeld, zet dan de keuzehendel in
de neutrale stand, laat de koppeling
opkomen en trap opnieuw op het
koppelingspedaal. Schakel vervol‐
gens opnieuw.
Laat de koppeling niet onnodig slip‐
pen.
Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.
Wanneer het systeem gedurende een bepaalde tijd koppelingsslip waar‐
neemt, wordt het motorvermogen
verlaagd. Er komt een waarschuwing
in het Driver Information Center. Laat
de koppeling los.Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Aanduiding versnelling 3 69.
Stop/Start-systeem 3 106.