194Rijden en bediening9Waarschuwing
Gebruik adaptieve cruise control
niet op steile heuvelachtige
wegen.
De systeemprestaties in heuvelach‐
tige gebieden hangen af van de
rijsnelheid, de belading, de verkeers‐
omstandigheden en het hellingsper‐
centage. In heuvelachtige gebieden
worden voorliggers mogelijk niet
gedetecteerd. Adaptieve regeling
over het volledige snelheidsbereik
wordt automatisch uitgeschakeld,
aangezien de auto heuvelopwaarts
bij een helling van meer dan 10%
stopt. Wees in deze situatie erop voorbereid om de macht over de auto over te nemen.
Let erop dat u door te remmen het
systeem deactiveert.
Radareenheid
De radareenheid zit achter de radia‐
teurgrille achter of onder het
embleem.
Bevestiging kentekenplaat 3 233.
9 Waarschuwing
De radareenheid is tijdens de
fabricage zorgvuldig uitgelijnd.
Gebruik het systeem daarom bij
een frontale botsing niet. De voor‐ bumper kan nog intact lijken, maar
de sensor die erachter ligt, kan verschoven zijn en onjuist reage‐
ren. Overleg na een ongeluk met
een werkplaats om de stand van
de radarmodule te controleren en
af te stellen.
Instellingen
Instellingen kunnen in het menu
Persoonlijke instellingen op het Info-
Display worden gewijzigd.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 124.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Storing
Als de adaptieve cruisecontrol door
tijdelijke omstandigheden (bijv. door
ijsafzetting, oververhitte remmen of
manoeuvres bij lage snelheden) niet
werkt, of als er een permanente
systeemfout is, dan verschijnt er een melding in het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 126.
Rijden en bediening195Frontaanrijdingswaarschu‐wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
Als de auto is uitgerust met conventi‐
onele cruise control, gebruikt de fron‐
taanrijdingswaarschuwing de frontca‐ mera in de voorruit om een voorligger op uw rijstrook te detecteren.
Als de auto is uitgerust met adaptieve
cruise control, gebruikt de frontaanrij‐
dingswaarschuwing de radarsensor
om een voorligger op uw rijstrook te
detecteren.
Bevestiging kentekenplaat 3 233
Een voorligger wordt aangegeven
door controlelamp A.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een waarschuwing in het
Driver Information Centre.
Een voorwaarde is dat de frontaanrij‐
dingswaarschuwing met frontcame‐
rasysteem of radarsensor niet in het
menu Persoonlijke instellingen is
gedeactiveerd 3 127.
Inschakelen
Frontaanrijdingswaarschuwing met frontcamera detecteert voertuigen op
afstand en werkt automatisch bij alle
snelheden boven wandeltempo.
Frontaanrijdingswaarschuwing met
radarsensor detecteert voertuigen op
afstand en werkt automatisch bij alle
snelheden boven wandeltempo.
De bestuurder alarmeren
Het groene controlelampje voor 'voor‐ ligger gedetecteerd' A licht groen op
in de instrumentengroep wanneer het
systeem een voorligger heeft waar‐
genomen.De controlelamp A wordt geel
wanneer de afstand tot een voorligger
te kort wordt of wanneer u een ander
voertuig te snel nadert.Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
betrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te
allen tijde volledig verantwoorde‐
lijk voor het op een veilige afstand volgen van de voorligger, volgens
de betreffende verkeersregels, het weer en de toestand van de weg.
Wanneer de tijd tot een eventuele
aanrijding met een voorligger te kort
wordt en er een botsing dreigt,
196Rijden en bedieningverschijnt het botsingswaarschu‐
wingssymbool op het Driver Informa‐
tion Center en krijgt de bestuurder
een geluidssignaal te horen.
Trap het rempedaal in en voer de
benodigde stuurhandelingen uit.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
Druk op V of E om de waarschu‐
wingsgevoeligheid in te stellen op
nabij, middellang of ver in te stellen.
Bij de eerste druk op de knop ziet u
de huidige instelling op het Driver
Information Center. Bij nogmaals
indrukken van de knop verandert
deze instelling. De gekozen instelling
wordt gehandhaafd totdat deze wordt aangepast. De timing van de waar‐
schuwingen verandert met de rijsnel‐
heid. Hoe sneller de auto rijdt, hoe
verder de waarschuwing wordt gege‐
ven. Houd bij het selecteren van de
timing van de waarschuwingen reke‐
ning met de verkeerssituatie en de
weersomstandigheden.
Let op: de instelling voor de gevoelig‐
heid van het alarm wordt gedeeld met de afstand tot voorligger van de adap‐
tieve cruise control. Door de gevoe‐
ligheid van de waarschuwing te wijzi‐
gen, wordt dus ook de afstand tot
voorligger van de adaptieve cruise
control gewijzigd.
Uitschakelen
U kunt het systeem deactiveren in het
menu Persoonlijke instellingen
3 127.
Als de waarschuwing voor een fron‐
tale botsing werd gedeactiveerd,
wordt de gevoeligheid van het
systeem op "medium"ingesteld
wanneer het contact weer wordt
aangezet.
Bij het uitschakelen van het contact
wordt de laatst geselecteerde instel‐
ling opgeslagen.
Algemene informatie9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
198Rijden en bediening
Als de adaptieve cruisecontrol actief
is, geeft deze pagina de instelling van
de gevoeligheid van de waarschu‐
wingsfunctie weer in plaats van de
ingestelde afstand tot de voorligger.
3 186.
Actieve noodrem
De actieve noodrem kan helpen om
de schade en letsel door aanrijdingen
met voorliggers of obstakels te beper‐
ken, indien een aanrijding niet te
vermijden is door te remmen of uit te
wijken. Voordat de actieve noodrem
ingrijpt, geeft de frontaanrijdings‐
waarschuwing een waarschuwing
3 195.
Deze functie maakt gebruik van input
uit vele bronnen ( bijv. camerasensor,
radarsensor, remdruk, rijsnelheid) om
de waarschijnlijkheid van een frontale
aanrijding te berekenen.9 Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder, voor het besturen van
de auto en anticiperen op de
verkeerssituatie, over te nemen.
Het is alleen bedoeld als aanvul‐
ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Werking
Indien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt de actieve noodrem in
vooruitversnellingen boven wandel‐
tempo tot 80 km/u.
Met radarsensor werkt de actieve
noodrem in vooruitversnellingen
boven wandeltempo bij alle snelhe‐
den.
Bevestiging kentekenplaat 3 233.
Een voorwaarde is dat de frontaanrij‐
dingswaarschuwing niet is geacti‐
veerd in het menu Persoonlijke instel‐
lingen 3 127.
Het systeem omvat: ● anticiperend remsysteem
● automatisch noodstopsysteem
● anticiperende remassistentie
● intelligente remassistentie (alleen bij radarsensor)
Anticiperend remsysteem
Bij het naderen van een voorligger
met een zodanige snelheid dat een aanrijding waarschijnlijk is, zet het
anticiperend remsysteem een lichte
202Rijden en bediening9Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Voetgangersbescherming vóór
omvat onder meer:
● voetganger vóór de auto detec‐ teren
● waarschuwing voetganger vóór
● automatisch remmen
Voetganger vóór de auto
detecteren
Een voetganger vóór de auto tot een
afstand van ca. 40 m wordt aange‐
duid met controlelampje 7 op de
instrumentengroep.
Waarschuwing voetganger vóór
Bij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger verschijnt het
botsingswaarschuwingssymbool op het Driver Information Center. Er
klinkt een geluidssignaal. Het
remsysteem kan zich voorbereiden
op sneller remmen door de bestuur‐
der, waardoor de auto korte tijd iets
kan vertragen. Blijf het rempedaal zo
nodig intrappen.
Bij de waarschuwing voetganger vóór werkt de cruisecontrol of de adap‐
tieve cruisecontrol mogelijk niet.
Automatisch remmen
Als er een botsing met een voetgan‐
ger direct vóór de auto op handen is
en de remmen niet werken, remt de
auto mogelijk automatisch iets of
krachtig af. Mogelijk worden hierdoor
botsingen met voetgangers met een
zeer lage snelheid voorkomen of
loopt de voetganger minder letsel op.
De mate van automatisch remmen
kan in bepaalde situaties minder zijn, zoals bij hogere snelheden.
Als dit gebeurt, schakelt het automa‐ tische remsysteem mogelijk de elek‐
trische parkeerrem in om de auto op
zijn plaats te houden. Schakel de
parkeerrem uit. Bij het intrappen van
het gaspedaal worden ook de func‐
ties automatisch remmen en de elek‐
trische parkeerrem uitgeschakeld
3 178.
Verzorging van de auto253Nr.Stroomkring1Startmotor2Startmotor3Uitlaatsensor4Motorregelmodule5Motorfuncties / Aeroshutter6Transmissieregelmodule7Frontaanrijdingswaarschuwing/
adaptieve cruise control8Motorregelmodule9Verwarming en ventilatie10Dieseluitlaatsysteem11Vergrendelingssysteem achter‐
klep / transmissie12Massage lendensteun13Nadraaipomp / dieseluitlaatsys‐
teem14Dieseluitlaatsysteem15Uitlaatsensor16Brandstofinjectie17Brandstofinjectie18DieseluitlaatsysteemNr.Stroomkring19–20–21–22ABS23Sproeisysteem voor voorruit en
achterruit24–25Verwarming dieselbrandstof26Transmissieregelmodule27Module elektrisch bediende
achterklep28–29Achterruitverwarming30Spiegelverwarming31–32Gelijkstroomtransformator / led-
display / elektrische verwar‐
ming / klimaatregeling / gloei‐
bougieregelaar33–34ClaxonNr.Stroomkring35Motorregelmodule36Grootlicht rechts (halogeen, Eco
LED) / dimlicht rechts (led)37Grootlicht links (halogeen, Eco
LED)38Led-koplamp / automatische
koplampverstelling39Mistlamp40Centrale gateway-module41–42Handmatige koplampverstelling43Brandstofpomp44Achteruitkijkcamera / achteruit‐
kijkspiegel / aanhangermodule45Led-koplamp, links / automati‐
sche koplampverstelling, links46Instrumentengroep47Stuurslot48Achterruitenwisser49Buitenspiegels50Led-koplamp, rechts / automati‐
sche koplampverstelling, rechts
312TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 159
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............284, 289
Aanduidingen op banden ..........259
Aanhangerstabilisatie ................231
Aanhanger trekken ....................227
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 233
Accu ........................................... 238
Achterlichten .............................. 243
Achterruitverwarming ................... 45
Achteruitkijkcamera ...................213
Achteruitrijlichten .......................142
Actieve noodrem......................... 198
Adaptieve cruise control .....116, 186
AdBlue ................................ 114, 170
Afmetingen auto ........................295
Afslagverlichting ......................... 138
Afstand tot voorligger .................113
Airbag deactiveren ....................... 67 Airbag-deactivering .................... 112
Airbag en gordelspanners .........111
Airbaglabel.................................... 62
Airbagsysteem ............................. 62
Airconditioning ........................... 146
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 156
Alarmknipperlichten ...................140
Algemene informatie .................. 226Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 158
Andere auto slepen ...................277
Antiblokkeersysteem .................177
Antiblokkeersysteem (ABS) .......113
Armsteun ................................ 56, 58
Armsteun met opbergruimte ........76
Asbakken ................................... 103
Autogegevens ............................ 289
Automatische dimfunctie .............42
Automatische verlichting ............ 135
Automatische versnellingsbak ...173
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 276
Auto stallen ................................. 233
Autostop ..................................... 163
B Bagageruimte ........................ 31, 77
Bagageruimte-afdekking .............83
Bandenreparatieset ...................266
Bandenspanning .......................260
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 115, 261
Bandenspanningswaarden ........297
Baselevel-display........................ 117
Batterijspanning .........................127
Bedieningsorganen ......................95
Bekerhouders .............................. 75
313Bekleding.................................... 280
Beladingsinformatie .....................92
Beslagen lampglazen ................142
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 183
Beveiliging van de auto ................37
Binnenspiegels ............................. 42
Binnenverlichting ...............143, 251
BlueInjection ............................... 170
Bolle vorm .................................... 40
Boordgereedschap .....................258
Boordinformatie .........................126
Brandstof .................................... 222
Brandstofmeter .......................... 108
Brandstof voor benzinemotoren 222
Brandstof voor dieselmotoren ...223
Buitenspiegels .............................. 40
Buitentemperatuur .......................99
Buitenverlichting .........................134
C Centrale vergrendeling ................25
Claxon ................................... 13, 96
Conformiteitsverklaring ...............299
Contactslotstanden ....................158
Controlelampen ..................106, 110
Controle over de auto ................158
Controles .................................... 234
Cruise control ....................116, 183D
Dagrijlicht ................................... 138
Dagteller .................................... 107
Dak ............................................... 46
Dakbelasting ................................. 92
Dakdrager .................................... 92
DEF ............................................ 170
Diefstalalarmsysteem ..................37
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 240
Dieseluitlaatvloeistof ...................170
Dimlicht of grootlicht ...................134
Dodehoeksysteem ......................211
Driepuntsgordel ........................... 60
Driver Information Center ...........117
E Elektrisch bediende ruiten ...........43
Elektrische aansluitingen ...........101
Elektrische handrem ...........113, 178
Elektrische parkeerrem defect ....113
Elektrische stoelverstelling ..........53
Elektrische verstelling ..................40
Elektrisch systeem...................... 251
Elektronische rijprogramma's ....175
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ...114
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 181Elektronische
stabiliteitsregeling UIT .............114
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............148
Elektronisch sleutelsysteem .........22
Erkenning van software ..............303
Event Data Recorders (EDR) .....308
F
FlexOrganizer .............................. 86
Frontaal airbagsysteem ...............65
Frontaanrijdingswaarschuwing ...195
G Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..307
Geluidssignalen .........................126
Gereedschap ............................. 258
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................90
Gloeilamp vervangen ................241
Gordels ......................................... 59
Gordelverklikker ......................... 111
Gordijnairbagsysteem .................. 66
Groot licht .......................... 116, 137
Grootlichtassistentie ...........116, 135
H
Halogeenkoplampen .................241
Handbediende ruiten ...................43