Page 154 of 319

152KlimaatregelingActivering door opnieuw indrukken
van ON/OFF , A/C of AUTO . De LED
in de knop brandt om activering aan
te geven.
Versie met
voorruitverwarming 9
Als de auto is uitgerust met voorruit‐
verwarming, wordt toets ON/OFF
vervangen door toets 9.
Het klimaatregelsysteem wordt dan uitgeschakeld met y links. Inscha‐
kelen door op y rechts te drukken.
Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem op onderstaand
beschreven manier met de toetsen en draaiknoppen wijzigen. Wanneer u
een instelling wijzigt, wordt de auto‐
matische modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet y
Druk op y links om de ventilatorsnel‐
heid te verlagen of op y rechts om
deze te verhogen. De ventilatorsnel‐
heid wordt aangegeven de LED's in
de toets.
Wanneer u y links langer indrukt,
worden de ventilator en de koeling uitgeschakeld.
Wanneer u y rechts langer indrukt:
de ventilator draait op maximumsnel‐
heid.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling w, u , v
Druk op de betreffende toets voor de
gewenste afstelling. De LED in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Page 168 of 319

166Rijden en bedieningde achterruitverwarming, uitgescha‐keld of in een stroomspaarstand
gezet. De ventilatorsnelheid van het
aircosysteem wordt verlaagd om
stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurderAuto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Afhankelijk van de motor zijn er twee
herstart-versies beschikbaar. Zie de motorgegevens voor informatie over
de motoridentificatiecode voor uw
auto 3 292.
Conventionele herstart
Trap op het koppelingspedaal om de
motor te herstarten. Bij motoren met
een late herstart is dit alleen mogelijk
zonder op het rempedaal te trappen.
Late herstart ● Trap het rempedaal in.
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Selecteer de eerste versnelling.
● Laat het rempedaal opkomen om
de motor te herstarten.Auto’s met automatische versnel‐
lingsbak:
Laat het rempedaal los of verzet de
keuzehendel van D naar N of P om de
motor opnieuw te starten.
Herstarten van de motor door het
Stop/Start-systeem
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak waarbij een conven‐
tionele Autostop is geactiveerd, moet de versnellingshendel in de vrij staan
om een automatische herstart moge‐
lijk te maken.
Een handgeschakelde auto in een
vroege Autostop kan automatische
herstarten wanneer deze niet in de
neutraalstand staat op het moment
dat u op het rem- en op het koppe‐
lingspedaal trapt.
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak moet de keuzehen‐
del op D staan om een automatische
herstart mogelijk te maken.
De motor wordt automatisch opnieuw gestart door het Stop/Start-systeem
als tijdens een Autostop sprake is van
een van de volgende situaties:● Het stop-startsysteem is manu‐ eel uitgeschakeld.
● De motorkap is open.
● De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en/of
het bestuurdersportier is
geopend.
● De motortemperatuur is te laag. ● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet voldoende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.
● Het klimaatregelsysteem vereist het starten van de motor.
● De gewenste interieurtempera‐ tuur komt niet overeen met de
werkelijke temperatuur.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information
Centre.
Page 169 of 319

Rijden en bediening167Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler, op de elek‐
trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Let op
Als een aanhanger of fietsendrager
is aangekoppeld, zijn vroege Auto‐
stop en late herstart gedeactiveerd.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan. Zet de parkeerrem aan zonder
op de ontgrendelingsknop te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
Bij auto's met een elektrische
parkeerrem, trekt u minimaal
1 seconde aan schakelaar m
tot het waarschuwingslampje
m constant brandt en de elek‐
trische parkeerrem is inge‐
schakeld 3 112.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke ondergrond of een helling
(omhoog) staat, schakel dan de eerste versnelling in of zet de
schakelhendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omlaag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
schakelhendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet.Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten en het schuifdak.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Verdraai het stuurwiel tot
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak kan de sleutel
alleen worden verwijderd met de schakelhendel in stand P.
● Vergrendel de auto door op de
knop op de portierkruk of op knop
e op de handzender te drukken.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 234.
Page 236 of 319

234Verzorging van de autoWeer in gebruik nemenWanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektrisch
bediende ruiten initialiseren
3 43.
● Bandenspanning controleren. ● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren. Bevestiging kentekenplaat3 233.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐ matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐ demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Trek aan de ontgrendelhendel voor
de motorkap en zet deze in de
oorspronkelijke stand terug.
Page 257 of 319

Verzorging van de auto255Nr.Stroomkring1Achterbankverwarming (alleen
voor auto's zonder alarmclaxon)2Klimaatregelsysteem / ventilator3Elektrisch bediende stoel
bestuurderskant4Elektrisch bediende stoel passa‐ gierskant5ABS6Elektrisch bediende ruit, voor7–8Verwarmd stuurwiel9Carrosserieregelmodule 810Elektrisch bediende ruit, achter11Zonnedak12Carrosserieregelmodule 613Stoelverwarming (alleen bij
auto's zonder alarmclaxon)14Buitenspiegel15Carrosserieregelmodule 116Carrosserieregelmodule 717Carrosserieregelmodule 4Nr.Stroomkring18Carrosserieregelmodule 319Datalinkconnector20Airbagsysteem21Verwarming en ventilatie22Centrale vergrendeling / achter‐
klep23Elektronisch sleutelsysteem24Geheugenfunctie elektrisch
bediende stoel25Airbagsysteem stuurwiel26Contactslot / stuurslot27Carrosserieregelmodule 228USB-aansluiting29Aansteker / stroomaansluiting
voor30Keuzehendel31Achterruitwisser32Transmissieregelmodule33Diefstalalarmsysteem / alarmsi‐
reneNr.Stroomkring34Parkeerhulp / dodehoeksys‐
teem / Infotainmentsysteem /
USB-aansluiting35SOS36Info-Display / instrumenten‐
groep37Infotainmentsysteem / radio
Sluit het deksel van de zekeringen‐
kast na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen weer:
1. Breng de afdekking aan de rech‐ terkant aan.