Verzorging van de auto2619Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Schakel het contact uit als de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd op een auto met bandenspanningscontrolesysteem.
Afhankelijkheid van temperatuur De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning van de band op. De bandenspannin‐
gen op de bandinformatiesticker en in
de bandenspanningentabel verwijzen naar koude banden, dus bij een
temperatuur van 20 °C.
De druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee
rekening wanneer u warme banden
controleert.
De bandenspanningswaarde die u op
het Driver Information Center ziet, is
de werkelijke bandenspanning. Bij
een afgekoelde band is deze waarde
iets lager, maar is de band niet lek.
Bandenspanningscontrole‐systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de
bandenspanning van alle vier de
banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van wielen zonder spanningssensoren.
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken op het Driver Infor‐
mation Center.
Midlevel-display:
262Verzorging van de autoSelecteer de pagina
Bandenspanningcontrole in het menu
Informatie- menu voertuig ? op het
Driver Information Center 3 117.
Uplevel-display:
Selecteer de pagina
Bandenspanningcontrole in het menu
Info op het Driver Information Center
3 117.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het betreffende wiel
aangegeven in een bericht op het
Driver Information Center.
Voor de waarschuwingen kijkt het
systeem ook naar de temperatuur van de band.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 260.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 115.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 297.
Als w 60-90 seconden knippert en
daarna continu wordt verlicht, is er
een fout in het systeem. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij kan w oplichten.
Als
w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden
op een naderende te lage banden‐
spanning. Bandenspanning controle‐
ren.
Boordinformatie 3 126.
Schakel het contact uit wanneer de bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen spanningssensor. Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze banden. De
controlelamp w brandt. Voor de
overige drie banden blijft het systeem
in werking.
Gebruik van standaard verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Verzorging van de auto263Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐ controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren
moet de hele ventielsteel worden
vervangen.
Gebruik alleen de originele kunststof
ventieldoppen om de ventielen tegen
eventuele schade te beschermen.Voorzichtig
Gebruik geen metalen ventieldop‐ pen omdat de ventielen hierdoor
kunnen oxideren en beschadigd
kunnen raken.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de
auto 3 297 en selecteer de betref‐
fende instelling in Bandenbelasting
op het Informatie- menu voertuig
3 117. Deze instelling bepaalt de
referentiespanningswaarden voor
waarschuwingen over de banden‐
spanning.
Het menu Bandenbelasting verschijnt
alleen wanneer de auto stilstaat en de
parkeerrem ingeschakeld is. Bij
auto's met een automatische versnel‐ lingsbak moet de keuzehendel op P
staan.
Midlevel-display:
Selecteer de pagina Bandbelasting in
het menu Informatie- menu
voertuig ? op het Driver Informa‐
tion Center 3 117.
Kies ● Licht voor een comfortabele
spanning tot drie inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Uplevel-display:
280Verzorging van de autoZonnedakVoor het reinigen nooit oplos- of
schuurmiddelen, brandstoffen,
agressieve middelen (bijv. lakreini‐
gers, acetonhoudende oplossingen
enz.), zuurhoudende of sterk alka‐
lische middelen dan wel schuurspon‐
zen gebruiken. Geen was of poets‐ middelen op het zonnedak aanbren‐
gen.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.
Lakschade Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.Bodemplaat
Sommige delen van de bodemplaat
zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- ofhogedrukreiniger reinigen.
Ventilatieklep
Reinig het afschermsysteem in de
voorbumper om een goede werking
te behouden.Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.
Service en onderhoud283Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................283
Service-informatie ...................283
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............284
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................284Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Neem voor het gedetailleerde, bijge‐
werkte onderhoudsschema contact
op met uw werkplaats.
Service-display 3 109.
Europese service-intervallen
Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud verricht worden, of na één
jaar (afhankelijk van wat het eerst
wordt bereikt). Het controlesysteem
oliekwaliteit geeft aan of er verver‐
sing/vervanging van de motorolie en
het filter vereist is (indien eerder
vereist dan de termijn voorschrijft).
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:
Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta,
Monaco, Montenegro, Nederland,
Noord-Macedonië, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Roeme‐
nië, San Marino, Servië, Slovenië,
Slowakije, Spanje, Tsjechische
Republiek, Zweden, Zwitserland.
Service-display 3 109.
Internationale service-intervallen
Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud verricht worden, of na één jaar (afhankelijk van wat het eerst
wordt bereikt). Het controlesysteem
oliekwaliteit geeft aan of er tussen‐
tijdse verversing/vervanging van de motorolie en het filter vereist is (indien
eerder vereist dan de termijn voor‐
schrijft).
284Service en onderhoudEr is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger,
rijden in de bergen, rijden op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, rijden op grote hoogtes en
aanzienlijke temperatuurwisselingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐
zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval worden
verricht.
De internationale service-intervallen zijn geldig in de landen die niet tot de groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden
opgesteld.
Service-display 3 109.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het service- en garan‐ tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill. Het komt ook van pas bij de verkoop van de auto.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en
smeermiddelen
Gebruik alleen producten die voldoenaan de aanbevolen specificaties.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
312TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 159
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............284, 289
Aanduidingen op banden ..........259
Aanhangerstabilisatie ................231
Aanhanger trekken ....................227
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 233
Accu ........................................... 238
Achterlichten .............................. 243
Achterruitverwarming ................... 45
Achteruitkijkcamera ...................213
Achteruitrijlichten .......................142
Actieve noodrem......................... 198
Adaptieve cruise control .....116, 186
AdBlue ................................ 114, 170
Afmetingen auto ........................295
Afslagverlichting ......................... 138
Afstand tot voorligger .................113
Airbag deactiveren ....................... 67 Airbag-deactivering .................... 112
Airbag en gordelspanners .........111
Airbaglabel.................................... 62
Airbagsysteem ............................. 62
Airconditioning ........................... 146
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 156
Alarmknipperlichten ...................140
Algemene informatie .................. 226Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 158
Andere auto slepen ...................277
Antiblokkeersysteem .................177
Antiblokkeersysteem (ABS) .......113
Armsteun ................................ 56, 58
Armsteun met opbergruimte ........76
Asbakken ................................... 103
Autogegevens ............................ 289
Automatische dimfunctie .............42
Automatische verlichting ............ 135
Automatische versnellingsbak ...173
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 276
Auto stallen ................................. 233
Autostop ..................................... 163
B Bagageruimte ........................ 31, 77
Bagageruimte-afdekking .............83
Bandenreparatieset ...................266
Bandenspanning .......................260
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 115, 261
Bandenspanningswaarden ........297
Baselevel-display........................ 117
Batterijspanning .........................127
Bedieningsorganen ......................95
Bekerhouders .............................. 75
314Handgeschakeldeversnellingsbak ......................176
Handmatige dimfunctie ................42
Handmatige modus ...................175
Handmatige stoelverstelling .........51
Handrem ............................. 177, 178
Handschoenenkastje ...................75
Handzender ................................. 21
Hellingrem ................................. 180
Hoofdsteunen .............................. 48
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming.......................... 154
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 71
Indicatie afstand tot voorligger ...197
Inductief opladen ........................102
Info-Display................................. 124
Info-Displays ............................... 117
Inhouden ................................... 296
Inklapbare spiegels .....................41
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 144
Instrumentengroep ....................103
Interieurverlichting ......................142
K Katalysator ................................. 169
Kentekenverlichting ...................250
Kilometerteller ............................ 107Kindersloten ................................. 31 Kinderveiligheids-systemen ..........68
Klimaatregeling ............................ 15
Klok............................................... 99
Koelvloeistof .............................. 236
Koelvloeistof en antivries ............284
Koelvloeistoftemperatuur ...........114
Koelvloeistoftemperatuurmeter . 108
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 138
Koplampverstelling ....................137
L
Laadsysteem ............................. 112
Lane keep assist ................114, 219
Led-koplampen ........................... 116
LED-koplampen .......................... 138
Leeslampen ............................... 143
Lekke band ................................. 270
Lichtschakelaar .......................... 134
Lichtsignaal ................................ 137
Luchtinlaat ................................. 155
Luchtroosters .............................. 154
M
Massage ....................................... 58
Meters......................................... 106
Mistachterlicht ...........116, 141, 243
Mistlampen voor ........116, 141, 243
Motorgegevens .......................... 292
Motor-ID...................................... 288Motorkap .................................... 234
Motorolie .................... 235, 284, 289
Motoroliedruk ............................. 115
Motor starten ............................. 161
N Nieuwe auto inrijden ..................158
Noodoproep ................................ 133
O
Obstakeldetectiesystemen .........203
Olie, motor .......................... 284, 289
Ontlaadbeveiliging accu ............145
Opbergruimte................................ 75
Opbergruimte voor........................ 76
Opbergvakken .............................. 75
Opgeslagen instellingen ...............24
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Parkeerhulp ............................... 203
Parkeerlichten ............................ 142
Parkeren .............................. 18, 167
Park pilot met ultrasoonsensoren 203
Partikelfilter ................................. 168
Pech ........................................... 276
Persoonlijke instellingen ............127
Portieren ....................................... 31
Portier open ............................... 117
Prestaties ................................... 293
Profieldiepte ............................... 264