Waarschuwingslampje Wat het betekent
INSCHAKELING "DUALDRIVE" ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
Het waarschuwingslampje (of symbool voor versies met multifunctioneel herconfigureerbaar display) gaat
branden wanneer de elektrische stuurbekrachtiging "Dualdrive" wordt ingeschakeld door het indrukken van
de knop op het dashboard.
Wanneer de knop nogmaals wordt ingedrukt, wordt het lampje (of symbool voor versies met
multifunctioneel display) uitgeschakeld.
CRUISE CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje branden, maar het moet na
enkele seconden doven als de cruisecontrol uitgeschakeld is.
Het waarschuwingslampje gaat branden bij sommige versies verschijnt er ook een bericht op het display,
wanneer de draaischakelaar van de Cruise-control op AAN wordt gezet.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbolen en berichten Wat het betekent
START&STOPSYSTEEM INSCHAKELEN/
UITSCHAKELENStart&Stopsysteem inschakelen
Er verschijnt een bericht op het display wanneer het Start&Stop-systeem wordt
ingeschakeld.
In deze omstandigheid is de led op
de knop ,die zich op het bedieningspaneel op het
dashboard bevindt, uit.
Start&Stopsysteem uitschakelen
De uitschakeling van het Start & Stopsysteem wordt aangegeven met een bericht op het
display en, bij versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display, door het verschijnen
van het
symbool .
De led boven de
knop brandt wanneer het systeem is uitgeschakeld.
STORING START&STOP SYSTEEMEen storing van het Start&Stopsysteem wordt aangegeven met een bericht op het display
en het aangaan van het waarschuwingslampje (of symbool)
op het instrumentenpaneel.
Indien zich een storing van het Start&Stopsysteem voordoet, contact opnemen met het
Lancia Servicenetwerk.
ECO-FUNCTIE INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
(0.9 TwinAir 85 pk-versies)De inschakeling/uitschakeling van de ECO-functie, door het indrukken van de knop op het
dashboard, wordt aangegeven met een speciaal bericht op het display.
SERVICE (GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD)
VERVALLENWanneer het geprogrammeerd onderhoud bijna nodig is ("deadline geprogrammeerd
onderhoud"), toont het display dit symbool dat wordt gevolgd door het aantal kilometers/
mijlen tot het onderhoud moet plaatsvinden. Dit wordt automatisch weergegeven, met de
contactsleutel op MAR, 2000 km (of het equivalent in mijlen) vóór de onderhoudsbeurt of,
indien aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Het wordt ook elke keer
weergegeven wanneer de sleutel op MAR wordt gedraaid of, voor bepaalde versies/
markten, om de 200 km (of het equivalent in mijlen).
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
"Geprogrammeerd onderhoud" te laten uitvoeren en het bericht te laten resetten.
67
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting
in gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
Indien een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam om
het kinderzitje zo dicht mogelijk tegen
de voorstoel aan te monteren.
Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of
het speciale lampje op het
instrumentenpaneel brandt om er zeker
van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met
de overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor
slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand is in
staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
Als in de rijrichting gemonteerde
kinderzitjes worden gebruikt, zet dan de
hoofdsteun van de stoel van het
voertuig in de hoogste stand.
BELANGRIJK
80)ZEER GEVAARLIJK Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig letsel en
zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren:
bij een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.81)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de paragraaf
“(zie paragraaf "Aanvullend
veiligheidssysteem (SRS) - Airbag”).
82)Mocht het toch nodig zijn om kleine
kinderen in kinderzitjes achterstevoren op
de passagiersstoel te vervoeren, dan
moeten de passagiersairbags (front- en
zijairbags) worden uitgeschakeld via het
Set-up menu. Controleer in dergelijke
gevallen steeds of de airbags effectief zijn
uitgeschakeld door na te gaan of het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel brandt. Bovendien
moet de passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
83)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
84)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de
Fabrikant.
91
85)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of met de ISOFIX-
bevestigingen, of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het
interieur liggen. Zo kan het in geval van
abrupt remmen of een ongeval geen letsel
bij de inzittenden veroorzaken.
86)Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst
het kinderzitje alvorens de stoel anders in
te stellen.
87)Zorg er altijd voor dat het borstgedeelte
van de veiligheidsgordel niet onder de
armen door of achter de rug van het kind
langs loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
88)Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan één
kinderzitje.
89)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje
niet aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval
van een aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs kunnen
overlijden.
90)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd
als de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.AANVULLEND
VEILIGHEIDS-
SYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
frontairbags ter bescherming van
bekken, borst en schouders van
bestuurder en passagier (voor bepaalde
versies/markten);
zijairbags ter bescherming van het
hoofd van passagiers op de voorstoel
en op de achterbank (gordijnairbag).
FRONTAIRBAGS
91)
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de inzittenden
voorin bij middelzware en zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de
inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling
hierop. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing worden degenen die
geen veiligheidsgordel dragen naar
voren geworpen en kunnen zo in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
De frontairbags kunnen niet worden
geactiveerd in het geval van een
frontale botsing tegen sterk
vervormbare voorwerpen waarbij de
voorkant van het voertuig niet
betrokken is (bijv. flankbotsing tegen de
vangrail) of indien het voertuig onder
een ander voertuig of
veiligheidsbarrières schuift (bijv. onder
een vrachtwagen of de vangrails).
92
VEILIGHEID
Als de airbags onder de hierboven
beschreven omstandigheden niet
opgeblazen worden, dan bieden ze
geen aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft. In
deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
Frontairbag bestuurderszijde
92)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 63.Frontairbag passagierszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het dashboard is opgeborgen:
deze airbag heeft een groter volume
dan de bestuurdersairbag.fig. 64
Frontairbag passagier en
kinderzitjes
93)
Houd uALTIJDaan de aanwijzingen
die vermeld zijn op het etiket op beide
kanten van de zonneklep (fig. 65).Uitschakeling van de airbags aan
passagierszijde: frontairbag en
zijairbag
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit (voor
bepaalde versies/markten).
Bij uitgeschakelde airbags gaat het
waarschuwingslampjeop het
instrumentenpaneel branden.
BELANGRIJK Voor het handmatig
uitschakelen van de passagiersairbags
(front- en zijairbags, voor bepaalde
versies/markten) wordt verwezen naar
het Set-up Menu op het scherm.
63L0F0402C
64L0F0073C
65F0Y0708C
93
De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door het Lancia
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet men
het airbagsysteem onwerkzaam laten
maken door het Lancia Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op
verschillende manieren geactiveerd,
afhankelijk van het type botsing. Als
een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden,
dan duidt dat niet op een storing in het
systeem.
94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101) 102) 103) 104) 105)
106)
BELANGRIJK
91)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en
tevens de inzittenden ernstig kunnen
verwonden.92)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
93)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
94)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
95)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
96)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.97)Als bij het draaien van de contactsleutel
naar de stand MAR, het lampje
niet
gaat branden of tijdens het rijden blijft
branden, dan is er mogelijk een storing in
de veiligheidssystemen. In dat geval
kunnen de airbags of gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een botsing of,
in een zeer beperkt aantal gevallen, per
ongeluk geactiveerd worden. Laat het
systeem onmiddellijk controleren door het
Lancia Servicenetwerk alvorens verder
te rijden.
98)Voor bepaalde versies/markten gaat bij
een storing van het
waarschuwingslampje, hetwaarschuwingslampje branden en
wordt de explosieve lading van de
passagiersairbag uitgeschakeld.
99)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.
100)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig
letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
101)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Lancia
Servicenetwerk controleren.
96
VEILIGHEID
102)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de
stand STOP staat, bij een ongeval geen
enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet
op een storing van het systeem.
103)Als de contactsleutel in stand MAR
gedraaid is, het
waarschuwingslampje
gaat branden voor een paar seconden,
vervolgens als de airbag actief is moet het
doven.104)Het knipperend
waarschuwingslampje geeft een
mogelijke storing van het
waarschuwingslampje
aan. In dat geval
kan het lampjegeen mogelijke
storingen in het airbagsysteem aangeven.
Laat het systeem onmiddellijk controleren
door het Lancia Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
105)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
106)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
97
AUTOMATISCHE BEDIENING
Trap het rempedaal in en start de
motor;
als AUTO niet op het display staat,
de versnellingspook fig. 71 naar A/M
duwen om de AUTOMATISCHE modus
in te schakelen;
duw de versnellingspook naar (+)
om de 1eversnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in: het systeem schakelt een
aan de voertuigsnelheid aangepaste
versnelling in.
WERKING (AUTO-ECO)
De ECO-functie, die de werking van de
versnellingsbak optimaliseert, kan
alleen worden ingeschakeld bij
de automatische werking. De
ECO-functie wordt ingeschakeld door
het indrukken van de knop SPORT
op het instrumentenpaneel."Kick Down" FUNCTIE
Indien nodig (bijvoorbeeld tijdens het
inhalen), schakelt het systeem een
of meer versnellingen terug wanneer
het gaspedaal voorbij het stroeve punt
wordt ingetrapt (en als het
motortoerental dit toestaat) om het
geschikte vermogen en koppel voor de
door de bestuurder verzochte
acceleratie te leveren.
BELANGRIJK Het gebruik van de “Kick
Down” functie wordt uitsluitend
aanbevolen tijdens het inhalen of snel
accelereren, om niet het
brandstofverbruik te verhogen.
BEDIENINGSTOETSEN OP
STUURWIEL
(voor bepaalde versies/markten)
42)
Bij sommige versies kan het schakelen
sequentieel plaatsvinden via de peddels
op het stuurwiel fig. 72.
Om de peddels op het stuurwiel te
kunnen gebruiken, moet de
versnellingspook in de middelste stand
tussen + en – staan.
bediening van de + peddel:
inschakeling hogere versnelling;
bediening van de – peddel:
inschakeling lagere versnelling.De inschakeling van een lagere (of
hogere) versnelling gebeurt alleen als
het motortoerental dit toestaat.
BELANGRIJK
41)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de Auto/Manual
bediening.
42)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
72L0F0431C
103